Voetbal is oorlog. En business. Ook in Indonesië
Posted on 16/02/2011
by standplaatswereld|
Door Freek Colombijn
In Indonesië is het voetbal bijna altijd verbonden geweest met politieke en zakelijke belangen. Spelers werden al voor de oorlog betaald, lang voordat profvoetbal in Nederland werd toegestaan. Vaak bestonden meerdere voetbalbonden naast elkaar, die met met elkaar concurreerden om de beste spelers en clubs. Bonden spatten uiteen door interne conflicten en fuseerden later weer. De huidige bond, PSSI, werd nog in de koloniale tijd opgericht als een nationalistische tegenhanger van de toenmalige door Nederlanders gedomineerde landelijke voetbalbond. Nu moet de Indonesische Bond PSSI zelf de slag aangaan met een formidabele tegenstander.
De PSSI organiseert de Liga Super Indonesia met 18 clubs in de eerste divisie. Een zakenconsortium heeft een rivaliserende competitie opgezet, Liga Primer Indonesia (LPI). De naamsverwantschap met de Engelse Premier League is geen toeval, want veel van het Engelse voetbal wordt uitgezonden op de TV en gevolgd in kranten. De LPI verwijt de clubs van de Indonesische Bond veel overheidssteun van lokale overheden te krijgen, dus belastinggeld te verspillen. Een deel van de overheidssubsidies bereikt trouwens nooit de clubs, maar verdwijnt rechtstreeks in de verkiezingskas van de politici die de subsidies verlenen.
De LPI is op 8 januari van start gegaan met 19 clubs, die gezamenlijk gefinancierd worden door het genoemde zakenconsortium. De nieuwe clubs hebben fantasievolle namen, zoals Batavia Union, wat een vreemde vorm van koloniale nostalgie in een onafhankelijke staat is. Andere namen verwijzen naar Europese topclubs, zoals Real Mataram en Aceh United (de c in Aceh wordt uitgesproken als de ch in Manchester). De voormalige topclub Persebaya uit Surabaya, die afgegleden was naar de tweede divisie van de PSSI, heeft de kans aangegrepen om een tweede club (bestaand uit één team) op de been te brengen, die in de LPI weer in de hoogste divisie speelt. Er spelen nu dus twee clubs Persebaya in Surabaya. Omdat enkele uren voor de eerste wedstrijd van het nieuwe Persebaya, de lokale politie bezwaar maakte tegen twee identiteiten met dezelfde naam, voegde de nieuwe LPI club het oprichtingsjaar van de oude club, 1929, aan de naam toe. Het nieuwe LPI team heet dus Persebaya 1929.
De grootste bedreiging voor de Indonesische Bond is dat midden in het seizoen de LPI drie clubs uit haar eigen competitie heeft losgeweekt, waaronder de topclubs PSM Makassar en Persema Malang. De Indonesische Bond heeft er alles aan gedaan om dit te voorkomen, door de spelers en scheidsrechters die overstapten in de ban te doen. Scheidsrechters van de LPI worden nu allemaal uit het buitenland gehaald. Helaas voor de PSSI heeft de minister van sport de LPI toestemming gegeven te gaan spelen en ook de politie heeft ingestemd de veiligheid rond LPI wedstrijden te garanderen. De overstap van de drie clubs is vooral sneu voor PT Semen Padang, die koploper van de lopende competitie van de Indonesische Bond was dankzij twee knappe uitoverwinningen op PSM Makassar en Persema Malang. PT Semen Padang raakte die punten nu kwijt en zakte naar de derde plaats, terwijl Padang toch al zo’n door aardbevingen gedemoraliseerde stad is en sportief succes goed kan gebruiken.
De Bond probeert nu de eigen Liga Super Indonesia voort te zetten alsof er niets gebeurd is, maar dat gaat minder makkelijk dan gehoopt. De sponsor is een groot aantal wedstrijden kwijtgeraakt en wil niet meer de volle mep aan de Bond betalen. Een club heeft al een claim neergelegd bij de bond voor de misgelopen recette van de afgezegde topper tegen Persema Malang en de recette (verwachte opbrengst Rp 35 miljoen) verviervoudigd wegens ‘psychologische schade’. De woordvoerder van de betreffende club, die zelf ook wel voelde dat dit ver ging, heeft op voorhand benadrukt dat de claim van Rp 140 miljoen voor psychisch leed ‘volkomen vanzelfsprekend’ was.
De grootste zorg van het Indonesische voetbal publiek is intussen dat de Bond haar dreigement spelers van de LPI uit te sluiten van het nationale team waarmaakt. Daardoor zou de nieuwe ster Irfan Bachdim voor het nationale team verloren gaan. Deze Irfan was een volkomen anonieme speler van FC Utrecht, die een Indonesische ouder heeft, maar geen woord Indonesisch spreekt. Hij heeft zich in oktober 2010 laten naturaliseren tot Indonesiër en nam het nationale team op sleeptouw in de Zuidoost Aziatische AFF Cup. Tot verrassing van vriend en vijand bereikte Indonesië de finale, die het echter helaas verloor van aartsrivaal Maleisië. Na zijn avontuur in het nationale team koos Irfan voor Persema Malang. Achter de schermen wordt nu hard gelobbied om de Bond en de LPI met elkaar te verzoenen, zodat Irfan in het belang van de natie voor het nationale team behouden blijft. Zowel PSSI als LPI motiveren voor de buitenwereld hun eigen schimmige commerciële spel geheel in termen van het belang van het nationale elftal en het opkrikken van het spelniveau in Indonesië.
Tot slot, ankzij Irfan is trouwens de enthousiaste standaardreactie op de mededeling dat ik uit Nederland kom niet meer “Marco van Basten” of “Wesley Sneijder” maar “Irfan!”.
Freek Colombijn is als antropoloog verbonden aan de afdeling Sociale en Culturele Antropologie van de Vrije Universiteit. Hij schrijft regelmatig voor Standplaats Wereld over zijn onderzoek in Indonesische steden.
Standplaatswereld