Aantal berichten : 1026 Registratiedatum : 07-12-08
Onderwerp: Tussen vertier en spiritualiteit za 17 dec 2011 - 23:16
Tussen vertier en spiritualiteit
BALI. Vreemde eend in de bijt van het massatoerisme zaterdag 17 december 2011, 03u00
Bali is in alle opzichten rijk bedeeld door de goden. Een overweldigende natuur, een paradijselijk klimaat, een zeer kleurrijk en goed bewaard gebleven cultureel erfgoed en een uitstekende keuken.
Zó druk, zóveel toeristen. En toch zo relaxed. Bali, zo besef ik tijdens deze autorit langs de rijstterrassen nabij Ubud, is een vreemde eend in de bijt van het massatoerisme. Hier geen hordes opdringerige verkopers, geen doorlopend spel van afzetterij en gezeur.
‘Het heeft te maken met het hindoeïsme', glimlacht mijn chauffeur, Nyomang. ‘Wij geloven in dharma, het juiste handelen op de juiste tijd en de juiste manier. Als we vandaag geen geld aan je verdienen, of geen goede dag in het algemeen hebben, komt dat vast morgen wel. We denken aan de lange termijn: als we de toeristen te veel pushen, of als we vals spelen en trucjes uithalen, jagen we hen weg. Nu blijven ze terugkomen'. Dáárom, vervolgt hij op licht samenzweerderige toon, hebben veel Balinezen ook een hekel aan de Javaanse moslims. ‘Ze komen hier naartoe om snel geld te verdienen, op eerlijke óf oneerlijke wijze, en daarmee maken ze de markt kapot.'
Zijn analyse raakt aan de kern van wat Bali zo bijzonder maakt. Een hindoeïstische enclave in een zee van 200 miljoen moslims: Bali is anders dan elk van de omringende Indonesische eilanden in de Gordel van Smaragd. Het kleine eiland – 5.600 vierkante kilometer, een vijfde van België – is in alle opzichten rijk bedeeld door de goden, welke dan ook. Een overweldigende natuur: stranden, rijstvelden, hoogland, vulkanen en een paradijselijk klimaat. Daarnaast een zeer kleurrijk en goed bewaard gebleven cultureel erfgoed, drie miljoen vriendelijke, rustige mensen en een keuken die behoort tot de beste ter wereld.
In Ubud, centraal gelegen in de bergen, schuifelen de toeristen in grote drommen langs de ontelbare winkels en restaurants, afgewisseld met hier en daar nog een tempel. Het is extra druk deze week: het stadje treft voorbereidingen voor de crematie van Anak Agung Niang Rai, de moeder van de lokale ‘koning'. Op het pleintje voor het koninklijk paleis werken honderden Balinezen in felgekleurde sarongs aan het vijfentwintig meter hoge bamboe rijtuig waarmee ze binnenkort naar de crematieplaats wordt gereden. Wierook, gezang en cimbalen: ik ken zulke taferelen van Zuid-India, maar dit is Indonesië, de voormalige kolonie Nederlands-Indië.
Sporen van dit Nederlandse verleden zijn overal nog zichtbaar op het eiland. ‘Las knalpot' lees ik op het ‘spanduk' van een uitlaatservice. Wie ziek is gaat naar een ‘Praktek dokter' en wie een ansichtkaart wil versturen, moet naar het ‘Kantor pos'. ‘We vereren hier zelfs een hindoegeest, Ratu Holanda, met de ziel van Nederlanders die hier vroeger goede dingen hebben gedaan. Zijn gezicht is oranje', glimlacht Nyomang.
Goeroe
Bali is een spiritueel, gelovig eiland. Naar schatting zijn er zo'n 23.000 tempels, sommige niet groter dan een schuurtje. Overal op straat liggen kleine offerandes van kunstig ineengevouwen bananenbladeren met daarin oranjewitte orchideeën, een paar rijstkorrels en enkele zoetgeurende wierookstokjes.
Het was deze sfeer die de Amerikaanse schrijfster Elisabeth Gilbert enkele jaren geleden deed afreizen naar deze uithoek van de wereld. In Ubud raakte ze in de ban van Ketut Liyer, een gebedsgenezer, natuurgenezer en waarzegger. Haar ervaringen beschreef ze in de bestseller Eat, Pray, Love. Na verfilming van het boek, met Julia Roberts in de hoofdrol, nam het toerisme naar Bali een nieuwe vlucht. Iedereen wilde deze goeroe weleens zien én raadplegen. De intussen stokoude man heeft er een dagtaak – en een goedgevulde boterham – aan overgehouden.
Op de veranda van zijn huisje aan de rand van Ubud staan dagelijks de toeristen in de rij. Voor 20 dollar luistert Liyer naar hun problemen en geeft een persoonlijk advies, dertig keer per dag, zeven dagen in de week. Deze middag neemt een gezette Australische vrouw van rond de zestig in lotushouding plaats tegenover hem. ‘I feel not connected', legt ze haar ietwat vage klacht voor. Ketut Liyer glimlacht, neemt haar hand en geeft op fluistertoon wijze raad.
Bij het verlaten van Ubud passeren we het Sacred Monkey Forest Sanctuary, een dichtbegroeid stukje jungle vol krijsende makaken. Naast de ingang verkoopt een vrouw bananen. ‘Official Sacred Monkey Park Bananas', staat er op haar kraampje.
Inferno
Bali is niet alleen maar lieflijk. Op 12 oktober 2002 was het eiland plots wereldnieuws: moslimterroristen pleegden een bomaanslag op de Sari Club, een discotheek in Kuta, het epicentrum van het massatoerisme. Meer dan tweehonderd mensen vonden de dood. In 2005 volgden nogmaals drie gelijktijdige bomaanslagen in Kuta en de kustplaats Jimbaran, met twintig dodelijke slachtoffers als gevolg. De toeristenstroom naar Bali, ruim twee miljoen bezoekers per jaar, halveerde bijna en was pas na een jaar of vijf weer op het oude peil.
Aan de Jalan Legian, in het hectische hart, van Kuta torent een marmeren, met namen gegraveerde wand hoog boven de stroom van scooters, auto's en voetgangers uit. Het is de stille getuige van het inferno dat hier negen jaar geleden plaatsvond. Aan de overkant van de straat, waar de discotheek stond, ligt nu een kale parkeerplaats.
In de smalle straatjes en steegjes daaromheen is het leven intussen verdergegaan. Roodgeblakerde Australiërs in halter-T-shirts en flipflops struinen langs de souvenirkraampjes met kleding, tassen, ijskastmagneetjes en trossen wanstaltige kurkentrekkers in de vorm van een fallus. Aan het einde van het steegje wacht Kuta Beach, waar het eind jaren zeventig allemaal begon. Rugzakreizigers op de hippie trail tussen Australië en Europa ontdekten deze toen nog serene plek, waar ze eindeloos wegdroomden onder invloed van magic mushrooms.
Sommige westerlingen begonnen een hotelletje, daarna nog eentje. Tegenwoordig klonteren duizenden vakantiegangers elke avond om stipt 18.15 uur hier samen om, biertje in de hand, te genieten van de inderdaad magnifieke zonsondergang. Langzaam zakt de oranjerode bol achter de einder, in de Indische Oceaan. Daarachter ergens moet Java liggen, en dan, aan de overkant van deze onmetelijke plas, Madagaskar.
Minstens zo indrukwekkend is de zonsondergang bij Purah Tana Loth, zo'n twintig kilometer noordelijker aan de westkust. Toen in de 16de eeuw de hindoes door de moslims werden verdreven van Java, bouwden ze onder leiding van hun priester Nirartha een ketting van tempels aan de zuidwestelijke stranden van hun nieuwe vaderland. Elk van de tempels biedt, bij goed weer, zicht op de volgende.
Bij vloed liggen de tempels van Pura Tana Loth als eilandjes in de branding. Gebeeldhouwde mythische figuren uit het hindoeïsme steken in de schemering zwart af tegen de vlammende hemel. Vlak nadat de zon uit het zicht is verdwenen, klinkt plots gekrijs: een zwerm van duizenden vleermuizen komt uit een van de grotten in de kustlijn, maakt als een geoefend squadron enkele rondjes boven de zee, en verdwijnt weer even plotseling als hij opdook.
Bij de Purah Luhur Ulu Watu, hooggelegen boven de zee rond de uiterste zuidwestpunt van het eiland, zijn het apen die de bezoekers vermaken. Ze klauteren, ze zwemmen zelfs en plonzen als kwajongens vanaf een overhangende tak in een vijvertje met brak water. De steile, rotsachtige kust doet hier denken aan de kliffen van Ierland. Maar de blauwe zee, de felle zon en de apen herinneren ons er aan dat we in de tropen zitten.
Abstracte kunst
Wie Bali zegt, zegt rijst. Zoals de eskimo's wel twintig verschillende woorden hebben voor sneeuw, zo kent het Balinees tientallen synoniemen voor rijst: jonge rijst, groene rijst, witte rijst, gepelde rijst, zaailingen of rijpe rijst: voor elke soort en voor elk stadium in de groei een aparte benaming.
De Balinese samenleving is ook opgebouwd rond de teelt van dit gewas, vertelt de lokale gids Made op de overdekte markt in Tabanan. De belangrijkste feestdagen van de Balinese kalender vallen samen met het begin en het einde van de rijstseizoenen, en in de dorpen is in de loop der eeuwen een maatschappelijk stelsel gegroeid dat lijkt op de Nederlandse waterschappen. De democratisch vormgegeven Subak organisasi verdeelt het beschikbare water met een ingenieus systeem van irrigatiewerken over de eindeloze groene terrassen. Rijstboeren werken als in een coöperatie samen bij het binnenhalen van ieders individuele oogst.
Het stelsel van rijstbouw staat onder druk als gevolg van het toerisme. De vaak straatarme rijstboeren beseffen dat er meer geld valt te verdienen als souvenirverkoper of taxichauffeur, en rond toeristische plaatsen verrijzen hotels in de landerijen waar vroeger de rijstvelden lagen. Maar in plaatsen als Jatiluweh golven de zo karakteristieke landbouwgronden nog altijd van de heuvels en betoveren de bezoekers met hun ritmische groene gloed.
Bali is ook een kinderhemel. In het olifantenreservaat Taro nemen opgewonden jongetjes en meisjes plaats op de rug van deze geweldenaars en stappen met hen door een grote plas water. Op een braakliggend veldje vergapen de kinderen – en hun ouders – zich aan de kunstjes die de dieren zijn aangeleerd. De olifanten voetballen, ze zitten rechtop op een bankje, en ze schilderen. ‘Abstract, of course', grijnst de trainer.
Op twee plaatsen op Bali kunnen kinderen zwemmen met dolfijnen. In een bassin, met netten afgezet in de zuidelijke zee, komt Murphy ons nieuwsgierig tegemoet zwemmen. Lenig en glanzend, oersterk, één perfect gestroomlijnde bonk spieren. Zijn huid voelt rubberachtig, zijn tanden blijken wel degelijk vervaarlijk. Onder water luisteren we naar de intrigerende klikjes van zijn sonarsysteem, en zien we hoe het zoogdier een weggeworpen steen feilloos van de bodem opvist en op zijn snuit apporteert. Ook hier halen de Balinezen niet het onderste uit de toeristische kan: per dag mogen maximaal twee goedbetalende groepjes van vijf personen zich een half uur met een dolfijn vermaken. De rest van de dag hebben de dieren het rijk alleen.
Badmeester
Aan de rand van het hotelzwembad in Sanur, de rustige tegenhanger van het overvolle Kuta, vertelt de 17-jarige Agus hoe hij vier jaar geleden naar Bali kwam. De jongen ontvluchtte met zijn familie het aanhoudende politieke geweld op Timor, een eiland duizend kilometer oostelijker. ‘We hebben veel geluk gehad. Op een nacht kwamen milities onze straat binnen en schoten iedereen die ze zagen dood. Wij konden ons huis aan de achterkant verlaten. De volgende ochtend zijn we naar Bali gekomen.'
Hij vergeet het nooit, die eerste aanblik van het toeristeneiland. ‘Ik dacht: zó zien blanken er dus uit! Die had ik tot dat moment nog nooit gezien.' Intussen verdient hij de kost, omgerekend zo'n honderd euro per maand, als badmeester. Hij heeft Engels geleerd en is nu bezig met Nederlands. Hij heeft het naar zijn zin op Bali. Het is veilig en hij verdient er geld. Als zovelen op Bali droomt Agus er van ooit voor zichzelf te beginnen. Als taxichauffeur, of als gids.
In de avondschemering knetteren brommertjes richting de sfeervol met palmen omzoomde smalle strandboulevard van Sanur. ‘Kippen zonder kop', zo had een geïrriteerde buschauffeur die brommertjes eerder die dag genoemd. Als mechanische bromvliegen snorren ze overal op Bali van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat in grote zwermen links en rechts langs de rustig voortkabbelende stroom auto's.
In een van de talloze restaurantjes aan de smalle boulevard speelt een reggaeband hits van Bob Marley. Obers serveren schotels nasi rames, saté of rijsttafel, alleen in naam gelijk aan de welbekende producten van de Europese afhaalchinees. Koel Bintang-bier vloeit rijkelijk, Australiërs en Nederlanders wagen zich tussen de tafels aan een dansje in het rulle zand. Een van de Nederlanders neemt plaats achter het drumstel van de band en speelt een deuntje mee. Enkele souvenirverkopers kijken het allemaal glimlachend aan. Ze doen geen moeite hun parafernalia te slijten. Totale rust heerst op Bali, ook deze avond. Als ze vandaag niets verdienen, dan morgen wel. Want de toeristen, die blijven toch wel komen.
deStandaard
Duinkonijn
Aantal berichten : 1148 Registratiedatum : 19-05-09 Leeftijd : 80 Woonplaats : In de duinen bij Haarlem, maar geboren in Batavia
Onderwerp: Re: Tussen vertier en spiritualiteit zo 18 dec 2011 - 1:32
Citaat :
‘Het heeft te maken met het hindoeïsme', glimlacht mijn chauffeur, Nyomang. ‘Wij geloven in dharma, het juiste handelen op de juiste tijd en de juiste manier. Als we vandaag geen geld aan je verdienen, of geen goede dag in het algemeen hebben, komt dat vast morgen wel. We denken aan de lange termijn: als we de toeristen te veel pushen, of als we vals spelen en trucjes uithalen, jagen we hen weg. Nu blijven ze terugkomen'. Dáárom, vervolgt hij op licht samenzweerderige toon, hebben veel Balinezen ook een hekel aan de Javaanse moslims. ‘Ze komen hier naartoe om snel geld te verdienen, op eerlijke óf oneerlijke wijze, en daarmee maken ze de markt kapot.'
Zijn analyse raakt aan de kern van wat Bali zo bijzonder maakt. Een hindoeïstische enclave in een zee van 200 miljoen moslims
Kennelijk is Lampung Selatan (Zuid Sumatra) onbekend. Buiten de grote (haven) steden dichtbij Java, is dezelfde serene rust te vinden. En wel tussen de moslims. Er zijn daar ook andere religies aanwezig, maar de Islam voert toch de boventoon. Zonder problemen, althans niet buiten de big cities. Allemaal lieve mensen.
Ergens misschien goed dat er weinig of geen toerisme is. Dan blijft alles puur.
Veel mensen hebben een hekel aan de opdringerige mentaliteit op Java, maar daar is op in de Lampung Selatan (buiten de grote steden) weinig van te merken. Ondanks het feit dat er ook veel Javanen in de 60-er jaren (vaak gedwongen) er heen geëmigreerd zijn; hoewel in het begin hadden de Javanen er het moeilijk. Men is in Lampung Selatan een beetje anti-autoritair, en houdt men graag vast aan de eigen tradities. Maar de Javanen hebben, voor zover ik weet en gezien heb, zich heel goed aangepast.
Op het "platteland" (een verkeerd woord, want nergens is het land "plat") zijn geen toeristische voorzieningen, geen hotels, wel overnachtingsplaatsen. En heel lekker eten en vooral een bijzondere klederdracht en alles ambachtelijk gemaakt. En een prachtige natuur, wel veel arme mensen, die door enkele Javanen worden uitgebuit omdat er weinig werk is..... Maar heel veel lieve mensen, verder de "binnenlanden" in, daar wonen nog mensen die nog nooit een blanke hebben gezien! (en geen bedak nodig hebben om toch wit te zijn!).
DK
OmSid
Aantal berichten : 861 Registratiedatum : 08-01-09 Woonplaats : Negeri Kincir Angin
Onderwerp: Re: Tussen vertier en spiritualiteit zo 18 dec 2011 - 7:34
Duinkonijn schreef:
Citaat :
‘Het heeft te maken met het hindoeïsme', glimlacht mijn chauffeur, Nyomang. ‘Wij geloven in dharma, het juiste handelen op de juiste tijd en de juiste manier. Als we vandaag geen geld aan je verdienen, of geen goede dag in het algemeen hebben, komt dat vast morgen wel. We denken aan de lange termijn: als we de toeristen te veel pushen, of als we vals spelen en trucjes uithalen, jagen we hen weg. Nu blijven ze terugkomen'. Dáárom, vervolgt hij op licht samenzweerderige toon, hebben veel Balinezen ook een hekel aan de Javaanse moslims. ‘Ze komen hier naartoe om snel geld te verdienen, op eerlijke óf oneerlijke wijze, en daarmee maken ze de markt kapot.'
Zijn analyse raakt aan de kern van wat Bali zo bijzonder maakt. Een hindoeïstische enclave in een zee van 200 miljoen moslims
Kennelijk is Lampung Selatan (Zuid Sumatra) onbekend.
En zijn nog tientallen provincies, eilanden die beter zijn dan Bali. Kuta is de Lloret de Mar van Bali , dus voor een paar dagen is wel leuk . Voor natuur en cultuur moet je naar Java, Sumatra, Kalimantan , Sulawesi en de Molukken gaan .
Vraag aan Nyomang , wie doet de meeste werk op Bali ? Migranten uit andere delen van Indonesia .