Roemah Sintroeh
Roemah Sintroeh is een verhaal over een huis, waar een geest of geesten zich ophouden. Deze geesten laten zich vaak op bepaalde dagen en tijden zien; ze verschijnen dan aan een of ander persoon om even te laten weten dat ook zij zich in het huis hebben gesetteld. Als het een goede geest betreft verschijnt deze met een glimlach, als het om een slechte geest gaat, kunnen de bewoners ziek worden. En dan moet het huis gezegend worden, of de bewoners moeten verhuizen als een laatste poging om zich niet door ziek te voelen en er geen medicijn gevonden kan worden voor genezing.
Dit huis waarover ik jullie ga vertellen, is gelegen in midden Java en het plaatsje heet op z'n Javaans Solotigo. Het Maleise woord is Salatiga. Het is een groot paviljoen dat vele kamers heeft en mijn moeder en ik zaten in een kamertje precies naast de keuken. Achter de kamer is een tuin. Naast onze kamer was tante Anneke. Tante Anneke en mijn moeder werkten toen voor een brood-bakkerij bij mevrouw Diemel.
Ik was ongeveer 9 jaar oud. Bepaalde avonden, meestal om middernacht, is er altijd kabaal in de keuken met potten en pannen die geluid maken en als mijn moeder naar de keuken ging om te kijken, was daar niemand te zien. Moeder voelde wel iets vreemds en door een koude rilling wist zij dat het om setan djalan (lopende geest) ging. Ik was echt een bang toen ik nog zo klein was en ging altijd met mijn moeder mee om niet alleen te zijn in de kamer en voelde me ook niet al te best van angst. Zo zijn wij terug in de kamer, mijn moeder en ik, toen was er een soort geluid buiten de keuken in de achtertuin. Daar hoorde je een gestamp telkens heen en weer aan de achterkant van ons kamertje dat geparanteerd is met de achtertuin van het huis waar de bedienden slapen, mijn moeder inbegrepen. Het stampend geluid was net als een dier dat heen en weer huppelde midden in de nacht terwijl iedereen slaapt. Tante Anneke wist wel wat het was, maar wilde het niet openbaren aan mijn moeder en mij.
De volgende dag vroeg ik aan tante Anneke met een bange stem: "hebt U gehoord gisteravond het kabaal in de keuken en de bokkesprongen, tante Anneke?"
De volgende ochtend uit nieuwsgierigheid ging ik acher in de tuin kijken en jullie kunnen niet geloven wat ik zag.
Wat ik zag achter onze kamer in de tuin waren sporen van paardehoeven en de paardehoeven waren zo klein, dat ze onmogelijk van een paard zouden kunnen wezen. Wat erg vreemd was, was namelijk dat de hoeven erg dichtbij elkander stonden in de klei zanderige achtertuin dicht bij de achterkant van ons kamertje en tante Anneke.
Tante Anneke vertelde later dat die hoefafdrukken in de achtertuin van een geest waren, van een persoon die het leven was ontnomen tegen zijn wil en die de rust niet kon vinden toen hij stierf. De dwalende geest die geen rust had gevonden dwaalt nog steeds in het hoofdgebouw rond en heeft daar zijn thuis.
Hij maakt altijd in de keuken met potten en pannen kabaal om middernacht op bepaalde dagen zoals op donderdag, vrijdagnacht, dwaalt graag te middernacht in de achtertuin en laat 's morgens vroeg zijn kentekenen achter in de vorm van de hoefafdrukken in de grond achter het huis in de buurt van ons kamertje en de kamer van tante Anneke.
Daar waren geen paarden of geiten in de buurt waar mevrouw Diemel, de eigenaresse van de broodbakkerij, woonde. Ook de buren hebben die beesten niet. De hoeven zagen er echt vreemd uit en zouden niet eens kunnen worden vergeleken met de benen van een paard of geit of een ander dier van die soort.
De tuinman die de tuin onderhoudt zei, toen ik hem vroeg: "pak kebon, menikoh tjaplakan sing nikoh, tjaplakan noppoh?" ("Paatje tuinman, die ken-tekens, wat zijn dat voor tekens?") "I-joh njo, iku djaplakane sikile setan melakoe, omahe ning gedong konoh". (" jongen, die tekens zijn van voeten van een geest die in het hoofdgebouw woont").
Na een poosje bij mevrouw Diemel te hebben gewoond, met mijn moeder die in de broodbakkerij werkte en ook met tante Anneke, maakte tante Anneke aanstalten om naar Oengarang te gaan. Een klein dorpje dicht bij het Oengaran gebergte. Mijn moeder vroeg aan tante Anneke of ze mij zou kunnen meenemen naar een echte tante die ook in Oengaran woont genaamd tante Erna Bastiaanse. Ik ging dan mee met tante Anneke.
Mijn gedachten tot heden aan toe zijn nog steeds erg helder, met die ervaringen van de tekenen van de paardehoeven in de achtertuin van mevrouw Diemel's broodbakkerij en dat voorlopige tehuis voor moeder en mij zelve. Deze herrinneringen zullen blijven tot het einde aan toe.
Pak Leo