zaterdag 28 maart 2009
Erwtensoep met sambal
Door DIJLAN VAN VLIMMEREN
ROTTERDAM - Op een warm welkom hoefde hij niet te rekenen.
Ron Retel Helmrich, een Indische Nederlander, werd na zijn aankomst in het kille vaderland begin jaren vijftig gezien als een 'staatsruifvreter'.
Ron Retel Helmrich is de neef van Hetty Naaijkens-Retel Helmrich, president van het Rotterdamse productiebedrijf Scarabee Films die met de documentaire Contractpensions - Djangan Loepah! debuteert als regisseur.
Hetty Naaijkens (Bandung, 1955) liep nog in de luiers toen ze na een ellenlange bootreis aanmeerde op de Lloydkade in Rotterdam, daar waar ze nu kantoor houdt. Net als voor veel vermogende Indische Nederlanders was de situatie in de Oost na de oorlog voor de familie Retel Helmrich onhoudbaar geworden. Ze werden in het thuisland voor de voeten gelopen door de inlanders, de Indonesiërs. Zouden ze blijven, dan liepen ze het risico tweederangsburgers te worden.
Het gezin Retel Helmrich werd na zijn vertrek uit Java tijdelijk ondergebracht in een contractpension in het Limburgse Valkenburg. ''Anderhalf jaar lang woonden we met z'n negenen in twee piepkleine kamertjes. Als kind heb ik daar niet onder geleden. Aan aandacht geen gebrek. Maar mijn moeder was er doodongelukkig. Ik was destijds een melkmeisje. Om mij stil te houden moest ma elke nacht ik-weet-niet-hoeveel trappen op en af om wat melk op te warmen.''
Leefden de Indische Nederlanders in de tropen in (betrekkelijke) weelde, in de verlopen pensions ontbrak iedere vorm van luxe. ''Op een avond had ik het zo koud dat mijn hele lijf trilde. Ik vroeg aan de hospita of de verwarming alsjeblieft aan mocht. 'Nee', zei ze bits, 'het stookseizoen was nog niet begonnen','' moppert een van de repatrianten in de documentaire.
Baadden ze in Nederlands-Indië vaak minimaal twee keer per dag, in het contractpension mochten ze eens per week hooguit een paar minuten douchen. ''Stond je nog ingezeept onder de douche ging de kraan alweer uit.'' De Indische Nederlanders betaalden de hoofdprijs voor hun verblijf in de contractpensions. Door de staat werd zestig procent van het salaris ingehouden. Vonden ze niet onmiddellijk werk in Nederland, dan werd het logeergeld in een later stadium gevorderd.
Ronduit smerig vonden de Indische Nederlanders – gewend aan pittig – de Hollandse pot. Erwtensoep kregen ze niet naar binnen zonder sambal. Veel pensiongebruikers kookten stiekem in hun kamertje op een omgedraaid strijkijzer hun eigen prutje.
Nog altijd zijn de Indische Nederlanders verontwaardigd over de manier waarop de eerste jaren na de repatriëring naar hen werd gekeken in hun vaderland. Bij een repatriante heeft de tijd niet alle wonden geheeld. ''De Hollanders hadden in die tijd nog nooit een zongebruinde man of vrouw gezien. Ze dachten dat wij in de tropen als apen in boomhutten hadden geleefd. Op school werd ik naar voren gehaald. 'Kijk', introduceerde de juf me bij mijn nieuwe klasgenoten, 'dit meisje komt uit het land waarvoor jullie al jaren zilverpapier sparen'.''
Nooit eerder deden de Indische Nederlanders een boekje open over deze periode. Waarom hebben ze deze slechte behandeling destijds gepikt? ''Ze waren compleet apathisch door de verschrikkingen die ze nog niet zolang daarvoor in het jappenkamp hadden moeten ondergaan.''
AD