Een missie met een fatale afloop
Gepubliceerd op 19 maart 2010, 20:00
Noord-Scharwoude - De familie zwaaide Jan Smit in 1959 op Schiphol uit toen hij via Amerika op weg ging naar zijn missiepost in voormalig Nederlands-Nieuw Guinea. Niemand zag hem terug. In 1965 werd hij, 35 jaar oud, vermoord. Kortgeleden kwam hij in het nieuws, vanwege een herbegrafenis. Bij zijn zus Jany bladeren we door het plakboek dat ze van haar broer heeft. Onderstaand een deel van het bericht dat Jan Smit in 1959/1960 schreef, met als titel:
"Kruisheren werken onder koppensnellers van Nieuw-Guinea"
"De mensen in Europa weten niet wat armoede is, schreef onlangs een missionaris toen hij de ellende had beschreven die volgde op een stammentwist in Belgisch Kongo. Dat in Nieuwe-Guinea voor de Kruisheren nog echt missiewerk is weggelegd kunt u hieronder lezen: ook daar is lichamelijke en geestelijke armoede nog troef.
Toen ik gisteravond thuis kwam was ik doornat... Samen met pater Van Dongen was ik na Pasen per boot het binnenland ingetrokken om enige dorpen te bezoeken. Op onze terugreis hadden we een zieke man aan boord die zo gauw mogelijk naar een dokter moest. We troffen het heel slecht met het weer: veel regen en een hevige storm. Maar we wilden doorzetten vanwege de zieke. We vertrokken om tien uur 's morgens en kwamen om zeven uur 's avonds in de duisternis hier in Agats aan wal. Wat was ik blij dat we veilig binnenliepen. Het was zwaar werk geweest om de boot steeds op de golven te houden. Meer dan eens dachten we dat we met man en muis in de golven zouden verdwijnen, maar steeds wist ik de steven zo te wenden dat we de golven konden snijden. Onze Lieve Vrouw ter zee heeft ons er veilig doorgebracht. Nu ik weer ben uitgerust ga ik u nadere inlichtingen geven over het gebied, de Asmat, waarin ik werkzaam ben.
De eerste missionarissen zijn hier aangekomen in 1952 en voordien waren hier nooit blanken geweest. Onze Asmat missie is een groot moeras en ondanks de slechte omstandigheden wonen hier tamelijk veel mensen, die meestal koppensnellers en menseneters zijn. Sedert 1954 is deze streek ook bestuurlijk ingericht en nu heeft de politie de kust al zo'n beetje onder controle, maar meer het binnenland in zijn de mensen nog aan zichzelf overgelaten en regelmatig komen er berichten binnen van koppensnellen en kannibalisme.
... De Asmat is één groot moeras, doorsneden met rivieren. Overal is er modder en het regent vier tot vijf meter per jaar. De Kruisheren zijn hier sedert drie jaren werkzaam en we zijn acht in getal: vier paters en vier broeders. De missie is nog in een beginstadium en vaak komt het werk neer op het verkennen van de streek: dorpen opzoeken, mensen tellen en zich vertrouwd maken met het volk. Het is bijna niet te geloven dat al die mensen, het kunnen er wel 100.000 zijn, zolang zijn vergeten. De dorpen in het verre binnenland zijn voor ons nog gesloten en het is zelfs gevaarlijk daar in te trekken. De dorpen die we nu bezoeken en waar we catechisten hebben aangesteld, liggen allemaal in de kuststrook tot vijftig kilometer van de zee. In ons gebied woont ook de Tjitak-stam, waar we nog niet werken.. Volgens geruchten zouden verleden zomer nog honderd van die mensen vermoord en opgegeten zijn. Agats is de hoofdplaats van de Asmat, die verder verdeeld is in vijf patrouilles.
... Na Pasen zijn we twee nieuwe nederzettingen gaan verkennen. De vrouwen vluchtten met de kinderen het bos in. De mannen stonden ons op de oever op te wachten in volle wapenuitrusting. In doodse stilte gingen we aan wal. Er gebeurde niets maar het kostte veel moeite om de vrouwen en kinderen weer terug in het dorp te krijgen. Met het geld dat een weldoenster uit België me regelmatig stuurt, had ik snoepgoed en visgerei gekocht en dat werd nu uitgedeeld. U had eens moeten zien hoe de kinderen en ook de volwassenen dat eerste snoepgoed van hun leven dankbaar aannamen en naar binnen werkten. De mensen van de Asmat hebben niets en ze zijn de koning te rijk als ze een scheermes krijgen of een lapje stof als schaambedekking. Ik heb al verschillende begrafenissen meegemaakt en dat is triestig om te zien. De mannen maken een gat in de grond dat dadelijk vol loopt met water. Ze wikkelen het lijk in bladeren en dan beginnen ze met hun voeten modder bij te schuiven om het lijk onder te houden. Sommige doden worden in uitgeholde boomstammen gelegd ten prooi aan gieren, insecten en de brandende zonnestralen.
Veel mensen lijden aan framboesia, een soort melaatsheid die hun ledematen doet wegrotten. Voor behandeling van inwendige pijnen hebben de vrouwen hier een eigenaardige methode: ze wonden de zieke met brandend hout tot hij de pijn niet meer voelt en velen sterven daarna toch aan de opgelopen brandwonden. Meer dan tachtig procent van de kinderen sterft aan malaria en ondervoeding. En wat zijn die kleine hummels vuil! Ze worden nooit gewassen. Onbegrijpelijk hoe die mensen kunnen leven in die rommel van modder en nattigheid met daarbij steeds de angst dat ze door andere stammen overvallen worden...
... Op onze laatste tocht hebben we twee uren lang bomen moeten doorhakken om een doorgang te vinden. En daarbij staat men soms voor lugubere verrassingen: zo vonden we onlangs een hoop oorlogstuig: speerpunten, dolken, pijlpunten, allemaal gemaakt van mensenbeenderen...
... In de binnenlanden zijn de mensen stapelgek als wij er komen. Als hun eerste verbouwereerdheid over is, blijven ze de hele dag in onze buurt rondslenteren en zelfs grote kerels komen ons van alle kanten betasten en ons haar strelen om zich er van te overtuigen dat we echte mensen zijn. Mag ik uw steun en gebed vragen opdat onze Asmatters ook eenmaal waardige leden mogen worden van de grote mensenfamilie."
Pater Jan Smit (1959/1960).
noordhollandsdagblad.nl