Nederland was voor repatrianten vreemd land 16-08-2012 11:58 | gewijzigd 16-08-2012 12:10 | L. Vogelaar
Veteranen tijdens de herdenkingsplechtigheid bij het Indisch Monument in Den Haag waar de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 wordt herdacht. foto ANP
DEN HAAG – Niemand liep op blote voeten, in pyjama of met wikkeldoek over straat. Iedereen leek haast te hebben. En het waaide altijd. Wat een vreemd land; Nederland.
Repatrianten, werden de mensen uit Nederlands-Indië genoemd die na de oorlog naar Nederland moesten. Velen van hen beschouwden Indië echter als patria, hun vaderland. Nederland was hun vreemd; sommigen waren er zelfs nooit geweest.
Het verlies van Indië was een extra trauma, na de ontberingen in de jappenkampen. Woensdag hielden de ”repatrianten” in Den Haag de jaarlijkse herdenking van de Japanse capitulatie, die hun wel hun vrijheid, maar niet het leven van voor het kamp teruggaf. Daarom was ditmaal ”Vertrek uit Indië” het thema van de plechtigheid.
De belangstelling voor de herdenking bij het Indisch monument blijft onverminderd groot. Ouderen die het meemaakten; jongeren die de verhalen hoorden; ze scharen zich rond de magere bronzen beelden die het lijden in de Japanse kampen uitbeelden. De vlam voor het monument waait uit, en wordt met moeite weer ontstoken.
”Captive’s Hymn”, het lied der gevangenen, is het eerste wat de Residentie Bach Ensembles ten gehore brengen. Later volgen het ”Indische Onze Vader” en het ”Lied van Berusting”.
Wás het berusting waardoor de moeder van Frédérique Spigt zweeg over het verleden? Vier jaar zat ze met twee kleine kinderen in kamp Banyubiru op Java. Haar man en kinderen zagen haar „als een mooie, stille en vooral mysterieuze vrouw, die wij eigenlijk nooit goed gekend hebben. Wij zagen wel dat er in haar groot verdriet verscholen zat, dat zij maar moeilijk kon verbergen. De stilte die haar omringde, was altijd heel indringend en heeft mij veel geleerd. Door de tijd heen heb ik steeds beter leren begrijpen hoeveel invloed het kampverleden van mijn moeder op haar leven heeft gehad, en daarmee op dat van ons.”
Er waren veel herinneringen, maar ze waren te pijnlijk om ze onder woorden te brengen. Dat doet dochter Frédérique nu, als ze na haar toespraak haar gitaar pakt en het over het veld klinkt:
Buigen voor de keizer
Buigen en een beetje snel
Buigen voor de keizer
Buigen op appel (...)
Als je hoopt op iets te eten,
Krijg je koude stijfselpap...
Zo velen overleefden de ontberingen in de interneringskampen niet. Zij worden hier herdacht. Premier Rutte en staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten plaatsen de eerste krans. Dan volgen drie generaties Sarens, namens de Indische gemeenschap in Nederland. Vervolgens de voorzitters van Eerste en de Tweede Kamer, vertegenwoordigers van ambassades, van de krijgsmacht. De commissaris der Koningin en de burgemeester plaatsen een bloemstuk, en ook Tonny Staal, de leerling van het Vrijzinnig Christelijk Lyceum –dat het monument adopteerde–, die zojuist heeft gesproken over hoe hij het zou ervaren als veertienjarige jongen van zijn moeder gescheiden te worden. Zoals in Indië gebeurde.
Op 15 augustus 1945 was de oorlog voorbij, maar het leed niet. In september hoorde de moeder van Willem Plink in vier dagen tijd dat haar vader in Nederland was gefusilleerd, haar man tijdens de dwangarbeid aan de Pakan Baruspoorweg op Sumatra was overleden en haar broer tijdens de Japanse aanval in 1942 was gesneuveld.
Vanwege die opeenstapeling van leed behoorde het gezin Plink tot de 6000 Nederlanders die meer dan een halfjaar mochten ‘herstellen’ in Australië. „De kamptijd had duidelijk zijn sporen achtergelaten. De Nederlanders werden herkend aan hun magere lichamen, de slechte kleding, aan kinderen die voor hun leeftijd te klein waren en vooral aan kinderen met zogenaamde kampmanieren: pakken wat je pakken kunt, bij voorkeur eten.”
In Australië kwamen ze op verhaal voordat ze naar Nederland gingen, waar ze dezelfde teleurstellingen te verwerken kregen als de mensen die regelrecht uit Indië kwamen: „We waren kinderen van koloniale uitbuiters en de kamptijd stelde niets voor bij wat men in Holland had meegemaakt...”
Vreemd land; Nederland.
ref.dagblad.nl