Als je niet meer in Indië woont, maar Indië wél in jou…
door Wouter Muller
Op 29 september jl. trad ik op in de Americahal in Apeldoorn op een groot feest waar enkele duizenden Indische Nederlanders op af kwamen. Aanleiding was het 65-jarige jubileum van de stichting Pelita. Pelita is een organisatie die is opgericht voor hulp aan Indische Nederlanders die destijds in grote getale hun toevlucht zochten in ons land na de Indonesische onafhankelijkheid. Vele jaren heeft Pelita hen geholpen bij de uitvoering van enkele wetten voor oorlogsslachtoffers. Deze wetten regelden uitkeringen aan personen die door de oorlog in Indië ernstig getroffen waren en lichamelijke en psychische schade hadden geleden. Ingewikkelde wetten met een enorme bureaucratie. Hoe kwam je ervoor in aanmerking, wanneer wel, wanneer niet? Hoe moest je bewijzen dat je slachtoffer was geworden en hoeveel schade je had geleden?
Groot probleem was dat velen niet meer over de vereiste officiële bewijsstukken beschikten. Die waren in de oorlog met Japan of in de chaotische onafhankelijkheidstrijd daarna verloren gegaan. Dan moest je het hebben van betrouwbare getuigenverklaringen. Maar hoe kwam je daaraan? Waar waren die mensen gebleven? Bovendien hadden velen nadat ze hun vege lijf in Indië gered hadden wel andere dingen aan hun hoofd na hun aankomst in Nederland. Overleven, aanpassen en opnieuw beginnen in een land dat hen liever niet hier had willen hebben. Dat niet wist wat die bruintjes hadden meegemaakt, dat niet begreep waarom ze hier kwamen en vaak niet eens wist dat het ook Nederlanders waren.
Een ander probleem was dat de lichamelijke en psychische schade uit de oorlogsjaren in Indië zich pas na vele jaren openbaarde. Hoe bewijs je dan dat het gevolg kon zijn van de ondervonden ellende van toen?
Bij al deze zaken was Pelita de organisatie in ons land die met raad en daad de Indische Nederlanders hielp en hun belangen behartigde. Die materiële hulpverlening is steeds meer overgegaan naar sociale dienstverlening aan Indische en ook Molukse ouderen. Bij hen is bij het klimmen der jaren een groeiende behoefte ontstaan aan sociale contacten, ontmoeting en bijeenkomsten in een vertrouwde sfeer. Dat gebeurt vooral in de zogenaamde ‘kumpulans’ met zang, muziek, het onvermijdelijke Indisch eten en (line)dansen. Adoeh, so gesellig ja?
Pelita ondersteunt in ons land een groot aantal van deze bijeenkomsten met vele vrijwilligers, voorlichting en spreekuur van maatschappelijk werkers. Ook buiten Pelita om zijn er diverse organisaties die dergelijke bijeenkomsten houden. In Twente op de kumpulans in Almelo, Hengelo en Enschede dansen de Indische oudjes er nog lustig op los. Ik heb al vele malen op dergelijke bijeenkomsten mogen optreden en dat is elke keer weer ‘so gesellig ja?’.
Maar ik merk elke keer ook iets anders. Achter die gezelligheid zit een enorme behoefte om met elkaar het verleden te delen. Maar vreemd genoeg niet zozeer de verschrikkingen die men destijds heeft meegemaakt. Ik zie aan tafel of op de dansvloer geen slachtoffers, maar mensen die zich wonderwel hebben aangepast aan een samenleving die hen vreemd was en die hen vreemd vond. ‘Displaced persons’, die zich door het noodlot een heel andere plaats onder de zon hebben bevochten. Niet door slachtoffer te zijn, maar door hun eigenwaarde en innerlijke beschaving te behouden. Van de Nederlandse daden in Indië werd weleens gezegd: ‘Daar werd iets groots verricht’. Maar deze mensen hebben in Nederland ‘iets groots verricht’. Al zullen ze dat andere land nooit vergeten. Of zoals ik in Apeldoorn zong: “want er zijn nog zoveel mensen aan hun verleden trouw, als je niet meer in Indië woont, maar Indië wél in jou…”
De auteur is muzikant, tekstschrijver en componist
29-09-2012
Tubantia