Landroof in naam van de vooruitgang
17-10-2012 19:27 | Maarten Vreeburg
”Land grabbing”, landroof, is een steeds vaker gebruikte term om een bepaalde problematiek in ontwikkelingslanden te duiden. Het is grootschalige vergaring van land en landbouwgebieden door bedrijven of overheden waarbij de belangen van lokale bewoners vaak uit het oog verloren worden. Maar hoe accuraat is de term? Gaat het misschien eerder om ”investeringen” of ”landlease”? Een mogelijk antwoord op die vraag is te vinden in Indonesië.
Palmolie is misschien wel een van de meest gebruikte grondstoffen die we kennen. In talloze voedingsmiddelen, maar ook in cosmetica en andere goederen wordt de olie verwerkt.
Juist deze bedrijfstak wordt door activisten in Indonesië vaak genoemd als boosdoener achter land grabbing, met de overheid als passieve toeschouwer, of zelfs facilitator hiervan. Uit alle hoeken van de Indonesische archipel komen onderzoekers, activisten en journalisten met verhalen van mensen die onder valse voorwendselen of zelfs met geweld hun grond kwijtraakten aan bedrijven die grootschalige oliepalmplantages wilden beginnen. Wat zit er achter deze verhalen?
In het bedrijvige zakencentrum van Jakarta bevindt zich in een kolossale toren het kantoor van RSPO, de Roundtable for Sustainable Palm Oil. Desi Kusumadewi, directrice van de Indonesische tak van deze in Zwitserland gevestigde organisatie, legt uit wat de principes van haar organisatie zijn. De vrouw komt over als enthousiast en gedreven. Bedrijven die zich –op vrijwillige basis – verbinden aan haar organisatie moeten voldoen aan een reeks eisen rond arbeidsomstandigheden, compensatie aan bewoners en milieueffecten en mogen vervolgens het RSPO-keurmerk dragen. „Het is goed voor het imago van bedrijven als ze ons keurmerk op hun product hebben”, zegt ze overtuigd. Op de vraag waarom er zo veel Nederlanders (onder andere van Oxfam, Unilever en Rabobank) actief zijn in de diverse bestuurslagen van de organisatie, glimlacht ze. „Nederland is allang sterk betrokken bij duurzaamheidsinitiatieven. De Nederlandse overheid is de enige die heeft beloofd dat er vanaf 2015 alleen nog duurzame palmolie wordt ingevoerd.”
De visie en het initiatief van de RSPO klinken hoopgevend. Een kanttekening die de directrice zelf ook al maakt is dat er nauwelijks Chinese bedrijven lid zijn van haar organisatie. „Chinese bedrijven zijn tot nu toe moeilijk te overtuigen van onze ideeën over duurzame productie.” Dat is jammer, want China hoort tot de grootste importeurs van palmolie.
Tankwagen
Een week later rijden we over een drukke weg die vanuit Palangka Raya, Centraal-Borneo, naar het westen leidt. Voor ons duikt een tankwagen op met ”crude palm oil” erop geschreven. De tankwagen vervoert dus ruwe palmolie, het product dat je krijgt bij het persen van oliepalmvruchten en een van de belangrijkste exportproducten van Indonesië.
„Onbegrijpelijk dat dit bedrijf een RSPO-licentie heeft”, reageert mijn gids. „Een halfjaar geleden zijn er op hun plantage nog dode orang-oetans gevonden.”
Of deze bewering klopt of niet, in de praktijk zijn er veel aanwijzingen dat regels die in Jakarta zijn opgesteld maar moeizaam worden nageleefd. De RSPO is een organisatie waar bedrijven zich op vrijwillige basis aan verbinden en er zijn zodoende geen wettelijke middelen die zorgen dat naleving van deze regels kan worden afgedwongen.
In de loop van een paar dagen bezoeken we diverse dorpen waar oliepalmondernemingen actief zijn. Sommige mensen zijn er uitgesproken negatief over de bedrijven. Onduidelijke afspraken, niet nagekomen beloften, verlies van inkomen en vervuiling van de natuurlijke omgeving zijn veel gehoorde klachten. Andere bewoners zijn gematigder, maar laten zich evenmin in positieve zin uit over de bedrijven. Het lijkt erop dat weinig lokale bewoners er met de explosieve groei van palmoliebedrijven op vooruit zijn gegaan, in veel gevallen gingen ze erop achteruit.
Is de palmolie-industrie dan één groot kwaad? Uiteraard niet. Palmolie heeft grote economische potentie als plantaardige olie, omdat hij per eenheid vele malen efficiënter te verbouwen en te produceren is dan andere oliën, zoals koolzaadolie. Daarom is palmolie een populaire optie voor biobrandstoffen. „Ik ben ook helemaal niet tegen palmolie”, benadrukt Noer Fauzi in het kantoor van het onderzoeksinstuut Sayogjo Institute in Bogor, in de buurt van de Indonesische hoofdstad Jakarta. Als sociaal wetenschapper heeft hij al veel gepubliceerd over landconflicten en landrechten. „Maar ik ben wel tegen de manier waarop die bedrijven te werk gaan.” Fauzi toont een bericht op de site van de Jakarta Globe, een Engelstalige krant. Het gaat over de recente onteigening van boeren in Sumatra, waarbij de politie excessief geweld zou hebben gebruikt, met slachtoffers tot gevolg. „Wettelijk klopt het niet, maar het komt vaak voor dat de politie geweld gebruikt tegen mensen als een palmoliebedrijf aanspraak maakt op een stuk land.”
Koloniale wet
Veel critici van de palmolie-industrie geven aan dat de huidige wetgeving rond landrechten botst met de rechten van veel inwoners van landelijke gebieden. Noer Fauzi verwijst hiervoor naar de Domeinverklaring uit 1870. Deze koloniale wet stelde –samengevat– dat al het land dat niet aantoonbaar aan een groep of individu toebehoort aan de staat toevalt. Volgens Fauzi bouwt veel van de huidige wetgeving hierop voort. Tal van Indonesische boeren bebouwen al generaties lang een stuk grond waarop ze geen formele of wettelijke claim hebben.
Nu zijn er onder bedrijven en bij de Indonesische overheid al geruime tijd termen als ”investering” en ”landleasing” gangbaar. Een bedrijf dat een vergunning krijgt voor een plantage kan officieel een stuk grond leasen, mits de belangen van de lokale bevolking worden gerespecteerd. Dat alles wordt geformuleerd volgens het concept van ”kern en plasma”. Tachtig procent van het beschikbare gebied is voor het bedrijf om te gebruiken (de kern) en 20 procent is bedoeld voor kleine boeren (het plasma), die de opbrengst van die oliepalmen zelf mogen verkopen aan het bedrijf. Dit concept doet denken aan de werking van een cel in een levend lichaam, waarbij de kern en de plasma samen bestaan en van elkaar afhankelijk zijn. Iwan Nordin van de landbouwhervormingsorganisatie KPA is kritisch over het concept. „Vaak is de grond die de boeren krijgen niet van goede kwaliteit, of ligt die ver weg van hun woonplaats. Ook kopen bedrijven de opbrengst van de boeren vaak ver beneden de marktwaarde op.”
De vaak gebrekkige uitvoering van dit concept wordt verhuld door de mooie naam die het heeft. „Dat noem ik het naturaliseren van onteigening”, zegt Noer Fauzi. „Door in het beleidsconcept een vergelijking te maken met een cel in een lichaam doen ze dit concept voorkomen als natuurlijk, zelfs als gezond.”
Framing
Er is veel te doen om de framing, ofwel de manier waarop er over deze problematiek gesproken en geschreven wordt. Onderzoekers verbonden aan het in Amsterdam gevestigde Transnational Institute constateren een radicale verandering in hoe er over grootschalige transacties van land wordt gesproken. Na aanhoudende kritiek vanuit het maatschappelijk middenveld zijn bedrijven en overheden deze activiteiten gaan profileren als investeringen. ”Land grabbing” klinkt onethisch, als uitbuiting, maar ”investeren” heeft iets van vooruitgang, van een oplossing voor armoede. Een „extreme make-over” van een en hetzelfde probleem, concludeert het Transnational Institute. Welke versie van de werkelijkheid er naar voren wordt gebracht hangt dus af van wie er over deze kwesties rondom land aan het woord is.
Intussen zijn er tekenen van verandering. Zo deed een Maleisisch palmoliebedrijf dat zware kritiek te verduren kreeg vanwege misstanden recentelijk vriend en vijand versteld staan vanwege een radicale omslag in werkwijze, waarbij duurzaamheid de hoogste prioriteit kreeg. In een persbericht speekt het bedrijf over „onze veelomvattende en volledige benadering van duurzaamheid.”
De tijd zal uitwijzen of het nu opzienbarende voorbeeld van dit bedrijf ook echt een goed voorbeeld blijft.
De journalistieke reis van Maarten Vreeburg naar Indonesië werd mogelijk gemaakt door Lokaalmondiaal.
Ref. Dagblad