27-02-2013
Oogjes dicht en snaveltjes toe. Indonesië: Nederlandse excessen & publieke opinie tussen 1946 en 1955
Dat Nederlandse soldaten na de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië misdaden begingen, was ook toen al bekend. Daarom is de vraag niet of we ‘het’ wisten, maar waarom we het niet wilden weten. Dankzij Fabeltjeskrant-politiek kon men de ogen gesloten houden.
Chris van der Heijden
Op 9 augustus 2011 schreef de minister van Buitenlandse Zaken, Uri Rosenthal, aan de voorzitter van de Tweede Kamer dat hij van de Verenigde Naties zojuist toestemming had gekregen om een UN restricted-document in de openbaarheid te brengen en dat bij deze ook deed. Het ging om document S/AC.10/85, gedateerd 12 januari 1948, opgesteld door het Committee of Good Offices on the Indonesian Question en getiteld Report of the Rawahgedeh Observation Team.
Het negentien pagina’s dunne rapport was geschreven naar aanleiding van een bezoek dat een vier man tellend observatieteam begin januari 1948 aan het district Krawang (Java) had gebracht. In dat district, in het bijzonder in het dorp Rawagede (de Nederlandse spelling), zou op 9 december 1947 een bloedbad hebben plaatsgevonden. Daarop had de jonge republiek Indonesië de Verenigde Naties gevraagd de zaak te onderzoeken. Zo gebeurde. En inderdaad, de commissie concludeerde dat het verhaal op waarheid berustte. Al bestond over het aantal doden geen zekerheid, zekerheid bestond wél over het cruciale feit: mensenrechten waren op flagrante wijze geschonden; er was gemoord.
Een en ander werd bewezen door een aantal feiten. Een daarvan was de executie van zeven Indonesiërs. De mannen waren aan de rand van een bamboeveld op een rij gezet en simpelweg neergeschoten. Aldus Moekri bin Saitam, een jonge man die bij toeval getuige was geweest. Weliswaar werd zijn getuigenis door de Nederlanders, in het bijzonder de voor de actie verantwoordelijke majoor Fons Wijnen, tegengesproken, maar die tegenspraak stond haaks op andere, onomstotelijke feiten. Om te beginnen het grote aantal doden. Al wist men dus niet precies hoeveel dat er waren. Zo hadden de Nederlandse autoriteiten zelf het getal 150 (het bleken er uiteindelijk 431 te zijn) genoemd.
....... (het grote tussenliggende stuk van dit artikel is te lezen op de site van De Groene Amsterdammer) ......
Gevolg van dit alles is dat we verplicht worden met andere ogen te kijken naar zowel de gebeurtenissen als de berichtgeving van destijds. Vanuit dit nieuwe perspectief kan de conclusie er maar één zijn: er zijn in het Nederlands-Indië van kort na de Tweede Wereldoorlog vele misdaden begaan en dat was ook destijds meer dan voldoende bekend. Daarom is de vraag niet langer of ‘wij’ (eigenlijk onze ouders en grootouders) ‘het’ geweten hebben. Dat hebben ‘we’, geen twijfel mogelijk. De vraag is waarom we het niet hebben willen weten.
Ook over het antwoord op deze laatste vraag bestaat weinig twijfel: we hebben het niet willen weten omdat die wetenschap niet in ‘ons’ belang was. Zwijgen was dat wel. Ontkennen ook. Verhullen eveneens. Dit op zijn beurt zegt weer iets over de maatschappelijke functie van politieke kennis, toen en nu: alleen aangename en bruikbare waarheden zijn welkom, ook als ze leugens zijn.
--------------------------------------------------------------------------------
Van Chris van der Heijden verschijnt deze week bij Atlas/Contact Zwarte canon: Over de schaduwzijde van de geschiedenis
.De Groene Amsterdammer
.15-07-2013