Het nachtleven in Indië6 april 2012
‘- Dag nir, ga je mee? klinkt het bijna fluisterend van uit een sado.
- Zoo schat, hé, stop eens even! is het wederantwoord. De sado staat oogenblikkelijk stil, de wandelaar buigt zich naar voren onder den kap van het vehikel en dan ontspint zich een fluisterend gesprek, afgebroken door zachte uitroepjes en gegichel.
De aspirant-minnaar – voor een uurtje – die haar vleiend en in zinnelijk begeeren met de handen haar beenen betast, tracht haar over te halen zijn voorwaarden aan te nemen.
- Doe roepiah (twee gulden), ja?
- Tida! Tidamoe!’
Deze onderhandelingen van een Indische prostituee en haar klant zijn te lezen op de eerste bladzijden van de roman Batavia bij nacht van J. van der Heijden. Het boek verscheen voor het eerst in 1928. De Koninklijke Bibliotheek bezit de tweede druk uit 1940, uitgegeven bij de firma Confidentia uit Den Haag.
Batavia bij nacht speelt zich af aan de zelfkant van het koloniale Indische leven. De keurige straten van Weltevreden bij Batavia veranderen ’s nachts in een poel van verderf:
‘Geen fatsoenlijke vrouw kan zich daar dan nog, zelfs niet onder geleide, vertoonen, wil zij niet in opspraak komen, en de heeren die men er dan nog vindt, zijn meestal boemelaars en losbollen, die opzoek zijn naar een “hippie” of een ander avontuurtje willen beleven, want daarvoor bestaat hier kans te over.’
De ‘hippies’ zijn de inlandse prostituees, die zich rond laten rijden in koetsjes om klanten op te pikken, nauw gade geslagen door hun souteneurs, de ‘djago’s’, die zich ophouden in de bosjes. Eén van deze djago’s is hoofdpersoon Jimmy. Hij is als Europeaan aan lager wal geraakt en woont, uitgestoten door de koloniale gemeenschap, met de inlanders in de kampong. Jimmy is echter anders dan de overige ‘djago’s’, hij neemt het op voor de uitgebuite ‘hippies’ en berooft ze niet zoals de andere pooiers van al hun geld.
Lees verder bij de Koninklijke Bibliotheek.