Les 10/Latihan sepuluh/restaurant, eten, drinken bestellen

LATIHAN SEPULUH / Oefening 10

Selamat malam, apa kabar? Bapak dari mana?
Slamat malam, apa kabar? Bapak daarie mana?
Goedenavond, hoe is het u? Waar komt u vandaan?

Saya/kami dari negeri Belanda.
Saajaa/kaamie daarie negrie Blanda.
Ik/wij kom(en) uit Nederland.

Pak, saya dan isteri saya mau makan sekarang.
Pak, saajaa dan istrie saajaa mau makan sekarang.
Meneer, mijn vrouw en ik willen nu eten.

Minta tolong, daftar makanan./ hidangan.
Minta tolong daftar makanan./hiedangan (ng als lange)
De menukaart a.u.b.

Baik, Bapak dan Ibu, barangkali dulu mau minum? Minum apa?
Baik, Bapak dan Ieboe, barangkaalie doeloe mau mienoem? Mienoem apaa?
Goed meneer en mevrouw, misschien eerst iets drinken? Wat wilt u drinken?

Ya, saya mau segelas bir bintang, dan isteri saya mau minum teh.
Ja, saajaa mau seglas bier bintang, dan istrie saajaa mai mienoem tèh
Ja, ik wil een glas bintang bier en mijn vrouw wil thee drinken.

Setelah itu, kami pesan makanan, ada ayam goreng atau daging babi/ikan/sapi/kambing?
Se-tlah ietoe, kaamie pesan makanan, ada ajam goreng atau daaging babie/iekan/sappie/kambing?
Daarna bestellen wij eten/maaltijd, is er gebakken kip of varkensvlees/vis/rundvlees/geitevlees?

Tolong, ambil garam dan merica, serbet
Tolong, ambiel garam dan merietjaa, serbet
Wilt u zout en peper (servetten) brengen a.u.b.

Makanan ini sudah dingin
Makanan soedah dingin (ng als in lange)
Dit gerecht is al koud.

Daging ini belum matang
Daaging ienie bloem matang
Dit vlees is niet gaar.

Ini basi (ienie bassie) dit is bedorven.
Ini terlalu asin/manis/pedas (pedis)
Ienie terlaaloe asin/manis/pedas (pedies)
Dit is te zout, zoet, heet.

Makanan enak sekali
Makanan enak sekaalie, stomme e
Het eten/de maaltijd is/was heerlijk.

Tolong rekening, e als in pet.
De rekening a.u.b.

Rekening (tidak) cocok
Rèkening (tiedak) tjotjok
De rekening klopt (niet)

Besok kami datang kembali ke sini untuk makan.
Bèsok kaamie datang kembaalie ke sienie oentoek makan.
Morgen komen wij hier terug om te eten.

DAFTAR KATA KATA / Woordenlijst.

Dari mana = waar vandaan
Negeri = land, negeri Belanda = Nederland
Dari = uit, van
Sekarang = nu, tegenwoordig
Isteri = echtgenote
Suami = echtgenoot (soe-aamie)
Barangkali = misschien, waarschijnlijk. barangkaalie
Bir = bier
Gelas = glas (drinkglas)
Segelas = een glas, se = afk. van satu = 1
Ambil = brengen, nemen, pakken
Dingin = koud, koel
Panas = warm, heet (temperatuur)
Pedis/pedas = heet (smaak)
Ini = dit
Itu = dat
Merica = peper
Garam = zout (materiaal)
Asin = zout (smaak)
Manis = zoet (ook lief) (manis)
Gula pasir = (gewone) suiker (goelaa pasier)
Gula = suiker, pasir = zand.
Gula jawa = palmsuiker (goelaa djaawaa)
Pesan = bestellen (officieel; memesan, vervoegd)
Daging = vlees, daging babi, varkensvlees
Matang = gaar, rijp (ook voor fruit, rijp)
Belum = nog niet. (altijd voor het woord waar dit op slaat)
Datang = komen
Kembali = terug
Datang kembali = terugkomen
Daftar makanan/hidangan = menukaart
Meja = tafel (meedjaa)
Kursi = stoel (koersie)
Pintu = deur (pintoe)
Pintu masuk = ingang (masoek)
Pintu darurat = nooduitgang (daaroerat)
Asbak = asbak
Sendok = lepel e als in pet
Garpu = vork = garpoe g als engels go
Pisau = mes (piesau)
Piring = bord (piering)
Kopi = koffie (koppie)
Pengopi = koffiedrinker/ster/koffieleut…
Susu = melk (soesoe)
<ada makanan? Is er eten, ada pisang? Zijn er bananen???
Antwoord: ada, is er, zijn er OF tidak ada, is/zijn er niet.
Goreng = bakken/frituren.
Kentang = aardappel(en) stomme e
Kentang goreng = patates frites of gebakken aardappelen.
Sayur = groente(n), <saajoer>
Dulu = eerst, vroeger.
Sekali = heel, erg, zeer.
Panas sekali = heel heet/warm, (altijd achter het woord waar dit op slaat)
Of; panas panas, verdubbeling = heel heet/warm
Lebih panas = warmer, heter
Kurang panas = minder warm, koeler
Paling panas = heetst
Terpanas = heetst
Kamar kecil = toilet (letterlijk; de kleine kamer)
Kertas kamar kecil = toiletpapier (kertas kamar ketjiel) stomme e
Kertas = papier
Sabun = zeep (saaboen)
Handuk = handdoek, (handoek)
Kamar mandi = badkamer, (kamar mandie)
Saya mau mandi = ik wil douchen/in bad.
Tempat tidur = bed
Tempat = plek, plaats