Putten, My Lai en RawagedehGeplaatst: 29 mei 2009 09:20, laatste wijziging: 29 mei 2009 09:30
door onze redacteur Willem Bouwman
Inwoners van het Indonesische dorpje Rawagedeh praten voor het eerst in het openbaar over de moorden die door Nederlandse militairen in 1947 werden gepleegd. |foto GPD--------------------------------------------------------------------------------
Het is hoog tijd om openlijk te praten en te schrijven over de misdragingen van Nederlandse militairen in Nederlands-Indië.
Elk land kent wel een plaats waar het oorlogsverleden onuitwisbare sporen heeft nagelaten. Iedere Nederlander met enig historisch besef denkt bij Putten aan de honderden mannen die er in oktober 1944 werden weggevoerd en van wie slechts een klein aantal terugkeerde. Het Vietnamese dorp My Lai wordt in één adem genoemd met de Amerikaanse luitenant Calley, die in maart 1968 bevel gaf tot de moord op enkele honderden dorpsbewoners. Calley werd veroordeeld tot levenslang, maar kreeg al vrij snel gratie.
Indonesië heeft ook zo'n dorp met onuitwisbare sporen van een oorlogsverleden. Het heet Rawagedeh en het ligt op het eiland Java. Indonesië was vroeger een Nederlandse kolonie en heette Nederlands-Indië, tot het in 1945 onder leiding van de nationalist Soekarno tegen het koloniaal gezag in opstand kwam. Nederland stuurde troepen naar Indië om de opstand neer te slaan, maar slaagde er niet in. In december 1949 werd de soevereiniteitsoverdracht getekend. De strijd had meer dan zesduizend Nederlandse militairen het leven gekost; aan Indonesische zijde vielen meer dan honderdduizend doden.
Voortvluchtig Ook in het dorpje Rawagedeh waren veel doden te betreuren. In december 1947 richtten Nederlandse militairen er een bloedbad aan, nadat ze vruchteloos naar een voortvluchtige Indonesische vrijheidsstrijder hadden gezocht. Ze doodden minstens honderdvijftig en misschien wel meer dan vierhonderd mensen. Justitie besloot de soldaten niet te vervolgen, ,,uit overwegingen van opportuniteit''.
Noch de bewoners van Rawagedeh, noch de soldaten vergaten wat er in 1947 was gebeurd. In de zomer van 1994 werd in het Betuwse dorp Wamel een anoniem vlugschrift verspreid door een soldaat die eind jaren veertig in Nederlands-Indië had gediend. Hij had er verschrikkelijke dingen meegemaakt en werd nog altijd door nachtmerries gekweld. In het vlugschrift vroeg hij om aandacht voor de wreedheden van Nederlandse militairen in Rawagedeh.
De commerciële zender RTL4 reisde vervolgens naar Rawagedeh en zond in augustus 1995 een documentaire over het bloedbad uit. De bewoners spraken van een terreuraanval waarbij meer dan vierhonderd doden waren gevallen. De documentaire zorgde voor zoveel ophef, dat de openbare aanklager voor militaire zaken een onderzoek gelastte. Maar bij gebrek aan nieuw bewijsmateriaal werd de zaak niet heropend.
Nu, veertien jaar later, is er nieuw bewijsmateriaal. Het is deze week naar buiten gebracht door het Comité Nederlandse ereschulden, dat zich inzet voor excuses en schadevergoedingen aan de nabestaanden. Het gaat om brieven uit juli 1948 van generaal S.H. Spoor, de commandant van het Nederlandse leger in Indië, aan procureur-generaal Felderhof. In een van de brieven schrijft Spoor dat de commandant van de terreuractie, majoor W., strafrechtelijk aansprakelijk was en onherroepelijk door de Krijgsraad veroordeeld zou worden. Ook Felderhof vond dat majoor W. fout gehandeld had, maar besloot de zaak te seponeren, ,,nu blijkbaar iedere vreemde inmenging en belangstelling is verdwenen''.
Verachtelijk Nederlandse wandaden in Nederlands-Indië zijn altijd een gevoelig onderwerp geweest. Drie maanden na het bloedbad in Rawagedeh preekte de hervormde ds. J.J. Buskes in de Nieuwe Kerk in Amsterdam over Pilatus, wiens gewelddadigheden hij vergeleek met 'Hitlers concentratiekampen in Duitsland' en 'Spoors afgebrande dessa's op Java'. Hij werd beschimpt en belasterd. ,,Deze dominee verdient de verachting van het Nederlandse volk'', schreef het weekblad Elsevier . De oprichter en ideoloog van de PvdA, ds. Willem Banning, protesteerde tegen de wandaden in Indië, maar vond nauwelijks gehoor. ,,Terwijl wij moord en brand schreeuwden om Putten, deden wij hetzelfde ettelijke malen in Indonesië, en men doet alsof men niets weet.'' De verzetsman Henk van Randwijk vergeleek het zwijgen van het Nederlandse volk over de wandaden in Indië met het zwijgen van het Duitse volk ,,toen Hitler in zijn naam misdaden beging''.
Na de soevereiniteitsoverdracht bleven de wandaden een groot taboe. Zelfs het meest kritische blad van de jaren vijftig, het Amsterdamse studentenblad Propria Cures , durfde niet over de gruweldaden te schrijven toen het belastend materiaal kreeg aangereikt. In 1969 sprak een oud-strijder, de psycholoog dr. J.E. Hueting, in het tv-programma Achter het Nieuws over de systematische mishandelingen en het neerschieten van krijgsgevangenen. Er kwam veel commotie van, en uiteindelijk een regeringsnota, de Excessennota, waarin de reeds gedocumenteerde gevallen werden beschreven. Om geen opschudding te wekken sprak de nota van excessen en niet van oorlogsmisdaden.
Organisaties van Indië-veteranen hebben opening van zaken voortdurend tegengewerkt. Zij protesteerden toen dr. L. de Jong in 1987 in een voorlopige versie van deel 12 van het Koninkrijk der Nederlanden over oorlogsmisdaden sprak. De Jong gaf toe en sprak in de definitieve versie van excessen. Hij liet staan dat drie mariniers die weigerden een kampong plat te branden, aanzienlijk zwaarder werden gestraft dan de soldaten die verantwoordelijk waren voor de verstikking van 38 Indonesische krijgsgevangenen.
De veteraan uit Wamel durfde zijn naam niet te noemen uit vrees voor veteranen die de wandaden in de doofpot wilden houden. Zij zijn inmiddels hoogbejaard of overleden, zodat een onderzoek naar Rawagedeh de gemoederen nu niet meer zo beroeren zal. Ook majoor W. is dood. Anders dan in 1947 of 1969 of 1995 zijn er geen 'overwegingen van opportuniteit' om er nu nog het zwijgen toe te doen.
Nederlands Dagblad