LATIHAN DUA PULUH TIGA / Oefening 23
Toko – winkel (tookoo)
Toko swalayan – zelfbedieningswinkel
Swa- = (Sanskriet) = zelf--------
Layan, melayan = bedienen (me-la-jan, stomme e)
Pelayan = bediende, ober, personeel (pe- stomme e)
Warung – eethuisje, eetstalletje (waroeng)
Pertokoan – winkelbedrijf (per-too-koo-an)
Pusat pertokoan – winkelcentrum
Pusat – centrum, navel (poesat)
Tokowan – winkelier
Bertoko – een winkel hebben
Rumah makan – eethuis
Pasar – markt
Pasar ikan – vismarkt (iekan)
Kaki lima – (straat)kar met wielen, verkoopt bv bakmi, fruit etc. (kakkie liemaa)
Binatu – wasserij (bienaatoe)
Toko alat alat foto – fotozaak
Alat – instrument, werktuig, apparaat
Alat listrik – elektrisch apparaat (listrik)
Listrik mati – elektriciteit uitgevallen (letterlijk ‘dood’)
Toko sepatu – schoenenwinkel (se-pa-toe)
Toko pakaian – kledingzaak (pa-kai-jan)
Toko optik – opticien
Toko obat – drogist
Obat – geneesmiddel, medicijn
Toko kue – banketbakker (koewee, koe- snel uitspreken)
Toko roti – bakker (rottie)
Toko daging – slager (daa-ging, g als Eng. go)
Potong rambut – haarknippen
Toko (of) tukang potong rambut – kapper
Potong, memotong – snijden, afsnijden, kappen (pottong)
Rambut – (hoofd)haar (bij mensen), (ramboet)
Bulu – haar, haren, veer, veren van een dier. (boeloe)
Toko emas – goudsmid, juwelier (stomme e)
Perak – zilver (pèrak)
Krem(krim) / minyak antipembakaran kulit – zonnebrand crème / olie
Minyak – olie (minjak)
Kulit – huid, vel, leer (koelit)
Sutra – zijde (soetra)
Katun – katoen
Wol – wol
Linen - linnen
Syampo – shampoo
Pil KB – anticonceptiepil (pil kaabee)
KB = afkorting van: Keluarga Berencana = gezinsplanning
Alat pencegah – voorbehoedsmiddel
Kondom – condoom
Pembalut wanita – damesverband, inlegkruisjes (pembaaloet waa-nie-taa)
Cegah, mencegah = voorkomen, verhinderen, tegengaan (men-tje-gah)
Men-tje, stomme e, gah, g als eng.go, h, amper uitspreken.
Di toko yang mana saya bisa (mem)beli / (men)dapat -------?
(Die tookoo jang manna saajaa biesaa (mem)be-lie / (men)daapat?)
(mem, be-, men, stomme e)
In welke winkel kan ik ----- kopen / krijgen?
Di mana toko itu? (Die manna tookoo ietoe?)
Waar is die winkel?
Di mana bagian ------? (Die manna baa-gie-an -----? G als Engels go)
Waar is de afdeling -----?
Minta tolong Pak/Bu, saya cari ------ (Mintaa to-long Pak/Boe, saajaa tjaarie……)
Kunt u mij helpen meneer/mevrouw, ik zoek -----.
Kalau boleh, saya melihat-lihat dulu.
(kalau bolèh, saajaa me-lie-hat – lie-hat doeloe. Me- stomme e)
Als dat mag, kijk ik eerst wat rond.
Saya juga perlu ----- / Saya lebih suka -----
Saajaa djoe-gaa perloe --- / Saajaa lebieh soekaa ---(g als Engels go)
Ik heb ook nodig --- / Ik wil liever ---
Saya mau yang lebih murah / lebih kecil / lebih besar.
Saajaa mau jang le-bieh moer-ah / ke-tjiel / be-sar.
Ik wil iets goedkoper / kleiner / groter.
Di Belanda ukuran saya -- (die Blanda oekoeran saajaa -- )
In Nederland heb ik maat -- .
Saya ingin ----- yang warnanya sama dengan ini.
Saajaa ingin (ng als in lange) --- jang warnanjaa samma dèngan (ng als lange) ienie.
Ik wil ----- in dezelfde kleur als dit.
Saya mau (schoenen/broek enz) warnaya lain / lebih muda / lebih tua.
Saajaa mau (---) warnanjaa lain / lebieh moeda / lebieh toe-aa.
Ik wil (---) in een andere kleur / lichtere kleur /donkerder kleur.
Boleh saya mencobanya? Di mana kamar pas?
Bolèh saajaa mentjoobaanjaa? (men stomme e) Die manna kammar pas?
Mag ik het proberen/passen? Waar is de paskamer?
Maaf, tidak ada / sudah terjual / baru datang pada -----.
Maa-aaf, tiedak adda / soedah terdjoe-al / baaroe daatang padda ---.
Sorry, is er niet/hebben we niet / reeds uitverkocht / komt pas weer binnen op ---
Saya ambil ini (saajaa ambiel ienie)
Deze neem ik.
Kapan selesai? (kappan se-le-sai? 2 x stomme e)
Wanneer is het klaar? (gereed)
Tidak, terima kasih. Sudah. Tiedak, te-riemaa kassie. Soedah. (te stomme e)
Nee, dank u wel. Dat was het.
Met de woordenschat die jullie nu inmiddels hebben, kunnen jullie
nu zelf een korte of langere dialoog bedenken, dus een gesprek in
een winkel, warenhuis o.i.d.