Nederland hield smartegeld Birmalijn onterecht in kasVan onze verslaggeefster
Griselda Molemans
Kwitantie voor de cheque van ruim 100 duizend pond (1,6 miljoen gulden) die de Nederlandse overheid ontving van de Britse regering. Het document bevindt zich in de National Archives in Londen.
AMSTERDAM Bij de verkoop van de Birmaspoorweg aan Thailand, in 1947, heeft de Nederlandse overheid als vergoeding voor alle 17.399 Nederlandse ex-dwangarbeiders 1,6 miljoen gulden geïncasseerd – destijds een vermogen. Dat geld is slechts uitbetaald aan mannen die fysiek aan de spoorlijn hebben gewerkt, hoewel dwangarbeiders die kort voor de tewerkstelling overleden, daar ook recht op hebben. Hun erfgenamen werden afgewezen bij het indienen van een aanvraag.
Dat blijkt uit archiefonderzoek en gesprekken met nabestaanden. Gerardus van Oyen is zo’n dwangarbeider die vlak voor tewerkstelling aan de ‘Dodenspoorlijn’ overleed. Hij bezweek enkele weken na aankomst op 11 mei 1943 in de ziekenbarak van het werkkamp Chungkai.
In 1954 deed de Nederlandse overheid een krantenoproep voor rechthebbenden op de schadevergoeding. Gerardus van Oyens zus Gertruda meldde zich als erfgename, maar haar aanvraag werd door het ministerie van Buitenlandse Zaken afgewezen. Het ministerie stelde zich op het standpunt dat alleen mannen die daadwerkelijk aan de spoorlijn hadden gewerkt, recht hadden opeen vergoeding.
De Stichting Administratie Indische Pensioenen (SAIP), die de uitbetaling van de Birmaspoorlijn-uitkering sinds 1996 verzorgt, is hierdoor verrast. ‘Het is ons niet bekend dat er sprake is geweest van afwijzingen’, reageert de woordvoerder. ‘Dit is allemaal voor onze tijd gebeurd. Bij mijn weten gaan we daar nu niet zo mee om.’
Op basis van de handmatige administratie die Buitenlandse Zaken vanaf juli 1954 heeft opgezet, beoordeelt de SAIP welke aanvragen voor uitbetaling in aanmerking komen. ‘Met verschillende kleuren en vinkjes zijn de uitbetalingen bijgehouden’, meldt de SAIP-woordvoerder. ‘Komt er een nieuwe aanmelding binnen, dan checken we die lijsten en zien wie is uitbetaald.’ Omdat de lijsten nooit zijn gedigitaliseerd, weet de stichting niet hoeveel uitbetalingen er in totaal zijn geweest.
‘Als rechthebbenden de krantenoproepen in 1954 hebben gemist, staat de weg na zestig jaar nog steeds open voor hen om de uitkering aan te vragen’, meldt de woordvoerster van Binnenlandse Zaken, waaronder de SAIP ressorteert. ‘Er worden alleen zonder indexatie en rente uitbetaald. De algemene lijn bij de overheid is dat uitkeringen niet geïndexeerd worden wanneer mensen veel later opvragen.’
Aan de Birmaspoorlijn, die tijdens de Tweede Wereldoorlog op gezag van de Japanse bezetter is aangelegd, zijn 3.078 Nederlandse krijgsgevangenen overleden. Vanaf oktober 1942 zijn in totaal 17.399 Nederlanders met meerdere transporten vanaf Java en Sumatra overgebracht naar werkkampen in Birma en Thailand. De Task Force Indisch Rechtsherstel onderzoekt hoeveel mannen vlak na aankomst door uitputting en ziekte zijn overleden. Dit lot was sowieso alle 175 Nederlanders beschoren die op het ereveld in Yangon, voorheen Rangoon, zijn begraven.
uit de Volkskrant, 30-05-2015