1300 aanmeldingen voor claim Birmaspoorlijn
Bijna 1300 mensen hebben zich gemeld voor een claim namens oud-dwangarbeiders van de Birmaspoorlijn bij de Nederlandse overheid. Het zijn merendeels nabestaanden maar ook een dertigtal overlevenden. Dat laat de stichting weten die de claim namens overlevenden en erfgenamen voorbereidt.
Bewerkt door: redactie 15 augustus 2015, 12:27
Volgens de stichting Task Force Indisch Rechtsherstel (TFIR) hebben veel van de Nederlandse oud-dwangarbeiders na de oorlog nooit een vergoeding gehad. Dit terwijl Nederland na de verkoop van de spoorlijn aan Thailand wel geld in ontvangst heeft genomen dat bestemd was voor de werkers. In totaal kreeg de Nederlandse staat bijna 1,5 miljoen gulden (dat zou nu 4,9 miljoen euro zijn). Velen van die krijgsgevangenen zouden daar niet van hebben geweten en hebben zich niet gemeld, aldus de stichting.
De Birmaspoorlijn werd tijdens de Tweede Wereldoorlog in recordtempo aangelegd in Birma (Myanmar) en Siam (Thailand) voor de Japanse oorlogsmachine. Dat gebeurde onder erbarmelijke omstandigheden. Naar schatting meer dan 100.000 Aziatische dwangarbeiders en krijgsgevangenen vonden de dood.
Zeventig jaar geleden
Van de ruim 17.000 Nederlandse krijgsgevangenen die aan de spoorlijn moesten werken zijn er ongeveer 3000 omgekomen.
'Op 15 augustus is het precies zeventig jaar geleden dat Japan capituleerde. Het is bijzonder jammer dat de Nederlandse regering dit herdenkingsjaar niet heeft aangegrepen om een geste te maken naar de nog in leven zijnde ex-dwangarbeiders', zegt Sylvia Pessireron, voorzitter van de TFIR. 'In de brieven die we krijgen, staat geregeld dat na al die jaren een blijk van waardering of openlijke erkenning van het leed dat al die mannen hebben doorstaan, is uitgebleven.'
De stichting zet zich in voor mensen die schade hebben geleden door de Japanse bezetting van voormalig Nederlands-Indië of de onafhankelijkheidsoorlog die volgde na de Tweede Wereldoorlog.
Recht op uitkering
Veel voormalige dwangarbeider hoorden onlangs pas voor het eerst dat ze recht hadden op een uitkering. Ze hebben de advertentie gemist die de Nederlandse staat in 1954 in enkele kranten had laten zetten. De voormalige krijgsgevangenen dan wel dwangarbeiders werden daarin opgeroepen een briefkaart te sturen naar het ministerie van Buitenlandse Zaken om zich te melden voor de uitkering. Ze zouden recht hebben op eenmalig 61,75 gulden.
Ten minste 6.424 voormalige dwangarbeiders hebben de oproep nooit gezien. Ze lazen de betreffende kranten niet, waren als Moluks KNIL-militair het Nederlands onvoldoende machtig, woonden in Indonesië, Nederlands Nieuw-Guinea of Engeland. Sommige rechthebbenden waren al overleden. Hun nabestaanden wisten van niets.
De meeste militairen die in dienst waren van het Koninklijke Nederlands-Indische Leger (KNIL) stapten in 1950 over naar de Koninklijke Landmacht in Nederland. Het KNIL werd met de overdracht van de soevereiniteit aan Indonesië opgeheven. Een veel kleiner aantal militairen sloot zich aan bij het leger van de onafhankelijke Republiek Indonesië.
Volkskrant