Kester Freriks laat alle kanten van de dekolonisatie horen
Thijs Broer
Er wordt gepleit voor een groot onderzoek naar de dekolonisatie om met het verleden in het reine te komen. Maar hoeveel zin heeft het onszelf en de Indonesiërs de maat te nemen? Kester Freriks laat zien hoe het ook kan: in zijn nieuwe boek Echo’s van Indië laat hij zonder vooringenomenheid de stemmen klinken van mensen die het conflict van nabij hebben meegemaakt.
Met het voorlezen van een kort getypt briefje in zijn tuin in Jakarta bracht Soekarno op 17 augustus 1945 een gebeurtenis teweeg die de wereld zou veranderen: de Indonesische onafhankelijkheid. Voor schrijver en NRC-journalist Kester Freriks, zelf in Jakarta geboren, was de Proklamasi het vertrekpunt om zeventig jaar later in Nederland en Indonesië op zoek te gaan naar verhalen van ooggetuigen en betrokkenen aan alle kanten van de dekolonisatie: pemoeda’s, dwangarbeiders, kolonialen, Molukse KNIL-militairen, Indische Nederlanders, kinderen van de derde en vierde generatie.
Deze week werd zijn boek, Echo’s van Indië, bij Van Stockum aan het Spui in Den Haag ten doop gehouden. In de stampvolle winkel – meer dan honderd belangstellenden zaten en stonden samengepakt tussen de boekenkasten – verklaarde Freriks zelf dat hij lang aan het project had getwijfeld: zou het niet aanmatigend zijn om nog iets toe te willen voegen aan de stortvloed van literatuur die al over Indië en de Indonesische onafhankelijkheid is verschenen? En was het niet een onmogelijke krachttoer om betrokkenen van alle zijden op een gebalanceerde manier aan het woord te laten?
Het antwoord op die vragen is het boek zelf: een rijk geschakeerde geschiedenis, waarin Freriks vele stemmen laat horen. In de levensverhalen die hij optekende spelen trots en schaamte, wrok en weemoed door elkaar, zoals ook in het debat over de Indonesische onafhankelijkheid dat de laatste jaren weer hevig is opgevlamd.
Deze week nog werd in de media gepleit voor een grootschalig onderzoek naar de dekolonisatie, om eindelijk ‘met het onverwerkte verleden in het reine te komen’. Dat heeft alleen zin als ook de Indonesische archieven opengaan. Maar tot dusverre werden pogingen daartoe door de Indonesische regering met een beleefde glimlach afgewezen. Het is gissen naar de reden: wil Indonesië voorkomen dat de wandaden van de nationalisten tijdens de Bersiap-periode in de schijnwerpers komen te staan? Of is het een typisch Nederlandse neiging te denken dat we door het instellen van een hooggeleerde onderzoekscommissie een streep onder het verleden kunnen zetten?
Als dat laatste het geval is, kunnen we ons in de omgang met Indonesië beter beperken tot bescheiden gebaren, zoals de toespraak van toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot in 2005 in Jakarta. Daarin verklaarde Bot, die zelf als jongen geïnterneerd was in een Jappenkamp, dat Nederland ‘politiek en moreel’ aanvaardde dat de Indonesische onafhankelijkheid begon op 17 augustus 1945 – en niet pas in 1949, toen Nederland zich na bloedige gevechten en zware internationale druk bij de onafhankelijkheid neerlegde. Dat was ook de boodschap die de oud-minister uitsprak bij de boekpresentatie, waar hij één van de eerste exemplaren van Echo’s van Indië in ontvangst nam: het is zinvoller te werken aan een goede verstandhouding met Indonesië dan onszelf en de wederpartij de maat te willen nemen.
Misschien is dat nog de grootste verdienste van Kester Freriks: dat hij zonder vooringenomenheid de stemmen laat klinken van mensen die de dekolonisatie van nabij hebben meegemaakt.
Kester Freriks, Echo’s van Indië. De onafhankelijkheid van Indonesië in verhalen en herinneringen. Uitgeverij Athenaeum, 367 p., €21,50
VN