Ook op Sumatra richtten de Nederlanders een bloedbad aanNederlands-Indië Dat het Nederlandse leger bloedbaden aanrichtte tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog is bekend. Maar van Rengat op Sumatra, waar honderden burgerslachtoffers vielen, wisten we nog niet veel. Historica Anne-Lot Hoek deed archiefonderzoek en sprak met getuigen en nabestaanden.
13 februari 2016
Plakaat met namen op het monument van Rengat.In Rengat, een plattelandsstad op midden-Sumatra, klinken fanfaremuziek en militaire commando’s. Het is 5 januari 2016, men herdenkt de ‘Peristiwa 5 januari 1949’, ofwel het bloedbad dat het Nederlandse leger hier aanrichtte tijdens het Indonesische onafhankelijkheidsconflict. De burgemeester spreekt functionarissen, veteranen, schoolklassen en nabestaanden toe. Daarna legt hij een krans voor een herdenkingsmonument. Het gezelschap strooit bloemen uit over de brede, bruine rivier die door de stad stroomt. Ook ik, als Nederlandse, mag bloemen strooien.
In 1949 woedde in Indonesië een onafhankelijkheidsoorlog, waarin Indonesisch verzet zich wilde bevrijden van Nederlandse overheersing. Nederland startte twee ‘politionele acties’, kortdurende militaire offensieven, een in 1947 en een tweede van 18 december 1948 tot 5 januari 1949. In Nederland is lang beweerd dat het buitensporige geweld dat daarbij is gebruikt, ‘excessen’ betrof, zoals in de Excessennota (1969) was vastgesteld.
Inmiddels is wel bekend dat buitensporig geweld ‘structureel’ was. Maar hoe dat er in de praktijk uit zag, behoeft verder onderzoek. In de Excessennota heeft het drama in Rengat een vermelding van enkele alinea’s en wordt het dodental geraamd op 80. Maar volgens Indonesische bronnen en getuigen zouden er 1.500 tot 2.000 burgerdoden zijn gevallen onder wie vrouwen en kinderen.
Rode snavels5 januari 1949, Rengat. De 23-jarige TNI militair (Indonesisch verzet) Wasmad Rads hoort ’s ochtends het aanzwellende geluid van vliegtuigen. ‘Operatie Modder’ is van start gegaan. Het doel van de operatie is om de olievelden bij Rengat te heroveren. Niet veel later ziet het zwart van de ‘cocoh merah’, ofwel ‘rode snavels’ zoals Rads de mustang bommenwerpers noemt in zijn biografie. Ze „schieten burgers neer uit de lucht, de menigte op de markt wordt gebombardeerd, mensen worden beschoten tot ze omvallen”, schrijft hij. De rivier waar al snel lijken in drijven „kleurt rood”.
Sommige TNI militairen probeerden de vliegtuigen te beschieten. Zo ook luitenant Himron Saheman, inmiddels 90 jaar: „Niet doen, zei Rads tegen me, dat overleven we niet”, vertelt hij. De twee verstopten zich in gaten van de modderige rivierwand. De meeste TNI militairen vluchtten.
Rond 11 uur, enkele uren nadat de bombardementen waren begonnen, landde luitenant R. F. de Mey met 180 man parachutisten van gevechtseenheid het Korps Speciale Troepen op kampong Skip, een woonwijk. De soldaten trokken het stadscentrum in, waar zij volgens Rads in zijn boek 27 politieagenten en een onbekend aantal civiele beambten en gevangenispersoneel op een veldje executeerden en in de rivier gooiden.
De heer Tulus was zo’n civiele ambtenaar, en regent (burgemeester) van Rengat. Hij woonde met zijn vrouw, vier dochters en een zoon aan de rivier. „We hoorden bommen inslaan en geweervuur”, vertellen zijn dochters Nini Turaiza (1938) en Tuhilwi Tulus (1940) voor hun voormalige woonhuis. „Onze moeder verstopte ons in het huis”, zegt Nini. Omdat hij voor de Nederlanders had gewerkt was regent Tulus niet gevlucht. „Hij sprak de taal en was koningsgezind.” Nini zag hoe haar vader met zijn secretaris Simpatupang en nog twee anderen door militairen voor het huis werd geleid, tot bij de oever van de rivier. Er klonken schoten. De lichamen van de vier geëxecuteerde mannen werden in de rivier gegooid.
Daarna werd het gezin uit het huis gehaald door de militairen. „Mijn moeder schreeuwde: gaan jullie nu kinderen vermoorden?” Ze mochten weer naar binnen. Later vluchtten ze naar familie. Nini herinnert zich dat ze door een steegje renden waar „minstens twintig doden” lagen.
De 78-jarige mevrouw Roslia herinnert zich die noodlottige dag maar al te goed. Haar vader, opgeschrikt door de bommen, bracht zijn gezin naar de overkant van de rivier. Toen hoorde hij geschreeuw van twee TNI militairen die in het water lagen. Hij redde ze, maar werd door Nederlandse militairen doodgeschoten. Roslia verloor die dag zes familieleden: vijf ooms kwamen om door bombardementen. Het gezin verborg zich drie dagen in het bos, daarna zochten ze tevergeefs naar het lijk van hun vader. Roslia beweert dat haar broer vele lijken in de rivier zag drijven.
De regering startte een onderzoek na klachten van bestuursambtenaren en na een bericht in een Chinese krant, dat ook toenmalig premier Drees onder ogen was gebracht, zo blijkt uit de Excessennota. Wát de krant schreef, vermeldt de nota niet. In het artikel, dat zich wel in het Nationaal Archief bevindt, staat dat Nederlandse militairen een bloedbad aangericht hebben waarbij meer dan 1.000 doden waren gevallen. Nederland liet „Indonesiërs door Indonesiërs vermoorden”, aldus de krant, in een verwijzing naar de Ambonezen waar de gevechtseenheid voor ongeveer de helft uit bestond. De minister van Overzeese Gebiedsdelen, van Maarseveen, reageerde daar in een interdepartementale nota op met: „Gezien. Niet fraai!”
De officier van justitie van het gebied stelde een dossier samen dat ook in het archief wordt bewaard. Daarin staat dat de resident, M.D. Voors, het optreden in een persoonlijk gesprek met de officier „meer dan misdadig” noemt. Er zouden vierhonderd personen „volkomen willekeurig” en van „achter hun schrijftafels, zijn vermoord”. Later is daar met potlood bijgeschreven: „uitsluitend oude wijven geleuter”. Volgens de officier van justitie vielen er tachtig burgerslachtoffers, wat „door partijdige berichtgevers schromelijk wordt overdreven” .
Schokkende rapportageMaar ook de legercommandant van de Nederlandse troepen, generaal Spoor, heeft lucht gekregen van de gebeurtenissen in Rengat. Er volgt een militair politieonderzoek dat tot nu toe onaangeroerd in het Nationaal Archief lag.
De rapportage van politiefunctionarissen Jan-Willem Huizinga en Lambertus de Lange uit juni 1949 is schokkend. Zij ondervroegen 22 getuigen, bijna allemaal uit kampong Skip. De veertigjarige Waitem vertelt hoe haar man, een politieagent, zonder pardon werd doodgeschoten terwijl het gezin zich onder het huis verstopte. De militairen plunderden het huis. Vervolgens werd haar 24-jarige dochter onder doodsbedreiging verkracht. Waitem werd in een andere kamer gezet „en zag dat de militair zich uitkleedde”, aldus het proces verbaal.
Een andere man verborg zich met zijn zwangere, zestienjarige dochter in een kuil. De militairen schoten op haar. „Zij werd in het voorhoofd getroffen en was direct dood.” Toen hij een half uur later zijn huis binnenging bleek dat geplunderd.
De aangeslagen assistent-resident, F. Hartsteen, meldt dat mensen „werden gedwongen in de rivier te springen om daarna door automatisch vuur te worden afgemaakt”. Hij liet een bewoner, Sabirroedin, een rapport opmaken op basis van ooggetuigenverslagen. Die meldt dat ook op vrouwen en kinderen was geschoten: „een vrouw met een baby in de arm onder het bed, doch deze werden ook afgemaakt plus nog een jongen van 8 jaar.” Ook werd een oude man, Rasiman genaamd, samen met zijn zonen van 10, 15 en 20 jaar oud doodgeschoten. Een vader met zijn gehandicapte zoon trof hetzelfde lot. Jatinah, een 15-jarige verpleegster werd gedood toen ze de paratroepers haar lichaam weigerde.
De 40-jarige Daroer meldt dat hij op last van de militairen de lijken die ‘overal verspreid lagen’ in de rivier moest gooien. Het kamponghoofd van Skip meldt: „bij het schieten drongen de kogels door de bamboe huizen heen”.
Ook Nederlandse militairen geven belastende verklaringen. De 35-jarige Daniel Loppies, een Ambonese medewerker van de Nederlandse inlichtingendienst, zag hoe militairen ongeveer honderd mensen die in kuilen en greppels schuilden onder de steiger van de rivier „neerschoten en in de kali (rivier) gooiden of lieten gooien. [...] Het waren grotendeels burgers, waaronder enige vrouwen en kinderen. Groepjes werden met automatisch vuur beschoten, terwijl anderen door middel van geweer of revolverschoten werden afgemaakt. [...] Ik heb de lijken zien wegdrijven.”
Een KNIL kapitein die ter plekke was na de aanval moest het ‘Europees kwartier’ inspecteren, waar de lokale ambtenaren hadden gewerkt. Hij meldt dat hij in verschillende huizen bloedsporen en zelfs bloedplassen aantrof. Ook hij zag lijken in de rivier. „Onder de stroomafwaarts drijvende lijken bevonden zich vrouwen en kinderen, zelfs een vrouw met een kind in de arm.”
Het politierapport bevat ook een lijst van 120 ‘gesneuvelde burgers’. Er staan 27 gedode politieagenten op de lijst, onder wie veel oud-KNIL militairen, sommigen met een lange staat van Nederlandse dienst.
Maar hoewel er dus ook van Nederlandse zijde onthutsende getuigenissen komen, krijgt het onderzoek geen vervolg.
Meer dan duizend dodenTerug in Rengat. Op het herdenkingsmonument wordt een dodental van maar liefst 1.500 mensen genoemd. Daaronder staan 186 namen die konden worden achterhaald. Rasman Wads, diens vriend Himron Saheman en de inmiddels overleden plaatselijke historicus S.E Susilowadi, hebben het in hun boeken zelfs over 2.000 doden. Dat is een groot verschil met de 80 uit de Excessennota. Hartsteen meldt in zijn rapportage dat de bewoners van Rengat nauwelijks tot een getuigenverklaring waren te bewegen, uit angst voor wraak „van de hier nog aanwezige KNIL troepen”. De medewerker van de Nederlandse inlichtingendienst stelde in zijn verklaring dat veel mensen niet geregistreerd stonden en daarom niet te achterhalen vielen.
„Veel mensen op de markt kwamen van buitenaf”, zegt mevrouw Rubina (1938) in haar eenvoudige huis in kampong Simpang Lima. Zelf was ze als elfjarig meisje met haar moeder onder het bed verstopt, toen ‘witte’ militairen het huis binnenvielen. Haar vader werd doodgeschoten. „De achterkant van zijn hele lichaam was geëxplodeerd”, zegt ze. Dat duidt op illegale ‘dum-dum’ kogels. „Bijna al onze buren waren dood, ook vrouwen en kleine kinderen!” Dat zou betekenen dat niet alleen in kampong Skip, maar ook in andere woonwijken werd gemoord. Rubina maakte een ronde door de stad. Overal zag ze lijken. „Op de markt, voor het postkantoor, in de straten. Voor het ziekenhuis lagen de zusters dood”, zegt ze. In het ‘Europees kwartier’ lagen er ‘wel tachtig’. „De lijken in de rivier dobberden zo dicht naast elkaar, dat het net een veld leek.” Volgens Rubina vielen „meer dan duizend” burgerslachtoffers. Meerdere getuigen melden dat de bewoners maandenlang geen water of vis uit de rivier konden halen. „We kochten een keer een vis waar een menselijke vinger in zat”, zegt Rubina.
De 89-jarige heer Encik Masfar, wiens vader een adviseur was van de plaatselijke sultan, komt tot dezelfde schatting als Rubina. „Vanaf het centrum van de stad tot zover ik kon kijken zag ik lijken in de rivier, sommigen zaten vast aan ronddrijvende bomen. De stank was niet te verdragen, ik werd er misselijk van.”
SpeedHoeveel mensen er zijn gedood die dag, kan niet meer worden vastgesteld. Een vergelijking van de namen op de lijst van 120 ‘gesneuvelde burgers’ uit het Nederlandse archief met die van het Indonesische monument levert 270 doden op. Maar de Nederlandse resident sprak van 400 doden, en Indonesische schattingen liggen nog veel hoger.
De opdracht van het Korps Speciale Troepen was snoeihard op te treden. Luitenant De Mey, de aanvoerder van de actie, blijkt een vertrouweling te zijn geweest van de beruchte Kapitein Westerling, verantwoordelijk voor de moord op duizenden Indonesiërs. De Mey nam vanaf september 1947 zelfs de leiding van de kapitein over voor speciale gevechtsacties. Volgens historicus Rémy Limpach was veel buitensporig geweld geïnspireerd op het ‘succes’ van Westerling.
Verantwoordelijk commandant kapitein Eekhout zegt spoedig na de gebeurtenissen dat het verschil tussen burgers en de TNI niet eenvoudig te maken was. En het was de derde landing geweest in drie weken tijd. „Ter verdrijving van de vermoeidheid” laat de commandant de paratroepen daarom benzedrine tabletten geven, een pepmiddel vergelijkbaar met speed, dat ook tijdens de Tweede Wereldoorlog en de Vietnam Oorlog aan militairen werd verstrekt. De mannen hadden honger, dorst en waren moe. Er was een militair nog net niet gestikt in de modder toen ze eerst in het moeras landden.
Ik sta met Panca Setyo Prehatin voor het graf van Wasman Rads, zijn ruim een jaar daarvoor overleden vader. Na de aanval zetten de Nederlanders Rads een half jaar vast, hingen hem ondersteboven en martelden hem met stroomdraden aan zijn geslachtsdelen. Toch bleef hij een optimistisch mens. Hij overleed volgens zijn zoon te vroeg: „Hij had heel graag, zonder verwijten, samen teruggekeken.”
Het bloedbad van Rengat werd in Nederland vergeten. Maar ook in Indonesië kreeg het weinig aandacht: de plaatselijke aristocratie collaboreerde met de Nederlanders. Indonesië wilde na de onafhankelijkheid eenheid uitstralen; voor verhalen over verdeeldheid was geen plaats.
Anne-Lot Hoek is fellow aan het KITLV (Koninklijk Instituut voor Taal, Land en Volkenkunde). Zondag om 19 uur spreekt zij over Rengat in KRO-NCRV’s Reporter Radio.NRC