Foto: Marcel van HoornMolukkers dromen na 65 jaar ballingschap nog steeds van hun ’beloofde land’
’ We willen gewoon naar huis’19-03-2016 Hjalmar Guit
65 jaar geleden kwamen de eerste Molukkers naar Nederland. In de loop van 1951 voeren twaalf schepen de havens van Rotterdam en Amsterdam binnen. Aan boord 12.500 Molukkers. Zes maanden zouden ze in ons land blijven en daarna weer teruggaan. Waarom zijn ze hier dan nog steeds?
Het is druk op de Lloydkade in de Rotterdamse haven. Een frisse bries blaast de wangen van de toegestroomde mensen rood. Een luide scheepshoorn schalt boven hun stemmen en de krijsende meeuwen uit. Het is 21 maart 1951 en het transportschip Kota Inten vaart de haven binnen. Aan boord zijn zo’n duizend Molukkers: ex-KNIL-militairen en hun gezinnen. De eerste van in totaal twaalf overtochten.
Panoes Nikijuluw (95) zat niet op de Kota Inten, maar op het vierde schip dat aankwam: de New Australia. Samen met zijn vrouw, twee dochters en nog vijftienhonderd anderen kwam hij op 29 april 1951 aan in de haven van Amsterdam. Moe van de lange reis maar optimistisch.
„We waren hoopvol gestemd tijdens de komst naar Nederland”, vertelt hij. „We verwachtten dat de overheid en de burgers ons goed zouden opvangen en dat we daarna weer voorbereid terug zouden kunnen om te helpen met de onafhankelijkheidsstrijd op de Molukken.”
De Molukkers hebben tijdens de periode dat Indonesië een kolonie was vaak aan de zijde van de Nederlanders gestaan. Die loyaliteit verwachtten ze terug te krijgen bij het realiseren van hun eigen vrije Molukse staat.
Nikijuluw komt uit het dorp Ullath op Saparua, een Zuid-Moluks eiland kleiner dan Texel. In 1941 ging hij als 21-jarige in dienst bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger en werd op Ambon gestationeerd. Daar vocht hij in de Tweede Wereldoorlog samen met geallieerde troepen tegen de Japanners en later op Bali met de Nederlanders tegen het pas onafhankelijk verklaarde Indonesië. In 1950 werd de Republiek der Zuid- Molukken (in het Maleisisch Republik Maluku Selatan; RMS) uitgeroepen en Nikijuluw wilde met zijn kameraden terug naar de Molukken om de onafhankelijkheidsstrijders te steunen.
Nikijuluw: „We wilden met onze wapens naar Ambon om de RMS te helpen, maar na het uitroepen van de RMS mochten we van Indonesië niet naar de Molukken.” Gedwongen achterblijven in Soerabaja op Java, waar de meeste KNIL-militairen inmiddels waren verzameld, was ook geen optie. De oplossing: alle Molukse KNIL-soldaten moesten tijdelijk naar Nederland. Na een half jaar, beloofde de Nederlandse regering, zouden ze weer naar de Molukken worden gebracht.
Na aankomst werden Nikijuluw en zijn familie overgebracht naar een doorvoerkamp in Amersfoort, waar ze winterkleding en eten kregen. Maar even daarvoor kreeg hij een minder leuke verrassing. Als buitenlanders – Molukkers waren vanaf toen inwoners van Indonesië – kon Nederland hen niet meer in militaire dienst houden. „Nog voordat we voet aan wal zetten, werd ons ontslag medegedeeld. We waren verbijsterd want we gingen ervan uit dat we gewoon in dienst bleven en salaris zouden krijgen.” In plaats daarvan kreeg iedere volwassene drie gulden zakgeld per week. Vanuit Amersfoort werden de Molukkers overgebracht naar een permanente opvang. Veel van hen gingen onder meer naar voormalige concentratiekampen in Westerbork en Vught. Nikijuluw en zijn gezin kwamen terecht in een voormalig werkkamp in Aardenburg. Het leven was er volgens Nikijuluw prima, maar wel eentonig. „We kregen dagelijks eten uit de gaarkeuken, ik ging vaak met de andere mannen biljarten of kaarten en ik zorgde met mijn vrouw voor de kinderen. Soms kregen we kledingbonnen die we in een winkel in het dorp gebruikten, maar eigenlijk was elke dag hetzelfde.” Het leven in de opvang verliep goed. Het was maar tijdelijk. Ze zouden toch snel naar huis gaan.
Nederland bleek de belofte echter niet waar te kunnen maken. Indonesië had er namelijk weinig zin in om de vierduizend Molukse ex-militairen, voorstanders van een onafhankelijke Molukse staat, in één keer terug laten keren naar hun thuisland. Het verblijf van de Molukkers in ons land werd keer op keer verlengd en langzaam werd duidelijk dat ze niet meer door hun vroegere kolonisator naar huis zouden worden gebracht. „Hoe langer het duurde, hoe onzekerder en machtelozer ik me voelde. Ik wilde niet accepteren dat ik misschien nooit meer terug naar huis zou gaan”, vertelt Nikijuluw met emotie in zijn stem.
Toen de Nederlandse overheid rond 1960 besloot om met de zorg en opvang van de Molukkers te stoppen, werd het verblijf van Nikijuluw feitelijk definitief. Met behulp van Molukse belangenorganisaties werden verschillende locaties in dorpen en steden toegewezen aan de Molukkers. Nikijuluw betrok een woning in het dorp Heer, nu de Molukse wijk van Maastricht. „Door bij elkaar te gaan wonen voelden we ons meer verbonden met elkaar en ons thuisland. Zo konden we ook makkelijker onze cultuur en tradities blijven behouden”, vertelt Nikijuluw.
Nu, 65 jaar na zijn aankomst in Amsterdam, is Nikijuluw nog steeds boos op de Nederlandse overheid. „Wij hebben altijd voor Nederland gevochten en de Molukkers zijn altijd loyaal geweest. Maar nu wij Nederland het hardst nodig hebben, laten ze ons in de kou staan.” Nikijuluw doelt op het feit dat Nederland de onafhankelijkheidsstrijd van de Molukkers niet heeft gesteund en ook vandaag de dag Indonesië niet aanspreekt op mensenrechtenschendingen en uitbuiting in het gebied. „De kapingen en andere gewelddadige acties door RMS-leden in de jaren ’70 praat ik niet goed, maar ik begrijp wel waar de frustraties en boosheid vandaan kwamen. Dat voelde ik ook. We wilden gewoon naar huis.”
Waar de oudere generatie vooral wrok koestert tegen de manier waarop Nederland hen min of meer in de steek heeft gelaten, zijn de jongeren meer bezig met hoe het er momenteel op de Molukken aan toe gaat.
Nino Solisa (22) is een Molukker van de derde generatie en trad in de afgelopen jaren vaak op als woordvoerder van de RMS. Volgens hem zijn er steeds meer jonge Molukkers die bezig zijn met het verkennen van hun afkomst. Solisa: „De Molukken zijn dichterbij gekomen dankzij de sociale media. Even een foto sturen is gemakkelijk.” De nieuwe generaties krijgen zo een concreet beeld van hun vaderland. Niet alleen van het dagelijks leven, maar ook van de misstanden die er nog steeds plaatsvinden. En dat laatste is voor de RMS erg belangrijk.
„Kortgeleden nog is er een politieke gevangene overleden. RMS-leider Simon Saiya was jarenlang voortvluchtig nadat Indonesië hem wilde arresteren voor het hijsen van de RMS-vlag. In 2014 is hij opgepakt tijdens een vreedzame protestactie en zomaar in de gevangenis gegooid. Ze wilden hem geen medische zorg bieden en is daardoor in het ziekenhuis overleden. In Nederlandse media hoor je daar niets over, maar Molukse jongeren krijgen het via sociale media wél mee”, vertelt Solisa.
De RMS zelf speelt in op die nieuwe generatie. Zij moeten het stokje overnemen en de strijd voor de Molukken voortzetten. Centraal staan het opkomen voor de mensenrechten op de Molukken en het genereren van internationale aandacht voor hun situatie. „De huidige hoofdactiviteit van de RMS is het ondersteunen van de Molukkers in het thuisland die gebruik willen maken van hun recht of zelfbeschikking. Je moet denken aan het regelen van advocaten voor politieke gevangenen en het ondersteunen van hun families terwijl zij in de cel zitten.”
Ook Panoes Nikijuluw probeert vanuit Nederland zijn steentje bij te dragen aan de situatie in zijn thuisland. Zo heeft hij geld ingezameld om in zijn geboortedorp een nieuwe kerk te bouwen. Een keer per jaar gaat hij terug, om te helpen en zijn familie weer te zien. Eenmaal terug in Nederland heeft Nikijuluw nog elke dag heimwee. Naar zijn land, zijn dorp, zijn familie.
„Mijn ouders, broers en zussen had ik, voordat ik in 1973 voor het eerst terugging, bijna dertig jaar niet gezien. Ze wisten zelfs twintig jaar lang niet waar ik was, of ik nog wel leefde.” Telefonisch contact was nog niet mogelijk en brieven werden volgens Nikijuluw door de Indonesiërs tegengehouden. „Ook Nederland heeft mijn familie nooit iets laten weten.” Nog steeds wil hij het liefst permanent terug naar de Molukken, maar vanwege de beperkte vrijheden lijkt het hem wijzer hier te blijven wonen.
„Maar”, zegt Nikijuluw vastberaden, „ook al ben ik al 95, als de Molukken morgen onafhankelijk worden stap ik op het eerste vliegtuig. Dan ga ik weer naar huis.”
Telegraaf