Herdenk op 4 mei ook expliciet Indonesische oorlogsslachtoffers
OPINIE
Jan van den Berg– 13:53, 3 mei 2017
Bij de herdenkingsplechtigheden voor de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog ziet Nederland al zeventig jaar de grootste groep slachtoffers over het hoofd, vindt journalist Jan van den Berg. Dit zijn ruwweg drie miljoen Indonesiërs die door ondervoeding, uitputting en ontbrekende medische zorg het leven lieten.
Om hoeveel mensen het precies gaat, is niet na te gaan. De overgrote meerderheid is nooit geregistreerd. Zo nauwkeurig als de Nederlandse bevolkingsadministratie en de registratie van oorlogsslachtoffers was, zo gebrekkig was dit in Nederlands-Indië geregeld. Wat ons rest zijn schattingen en demografische extrapolaties.
Reeds in mei 1946 rekende E. de Vries in het Economisch Weekblad voor Nederlandsch-Indië uit dat er tijdens de oorlog alleen al op Java en Madoera rond de 2,45 miljoen sterfgevallen meer zijn geweest dan op grond van vooroorlogse sterftecijfers verklaard kan worden. Loe de Jong neemt dit cijfer over in zijn standaardwerk 'Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog'.
Strikt genomen worden al deze Indonesische slachtoffers op 4 mei herdacht. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei stelt immers: 'Tijdens de Nationale Herdenking herdenken we de slachtoffers van het Koninkrijk der Nederlanden.' De koning en koningin leggen tijdens de plechtigheid op de Dam een krans voor 'allen die zijn omgekomen'. Er is ook een krans voor 'alle burgers die tijdens of direct na de Tweede Wereldoorlog zijn omgebracht of omgekomen in Azië, als gevolg van verzet, internering oorlogsgeweld en uitputting'.
Tot zover is er geen vuiltje aan de lucht. Maar in het Nederlandse 'herdenkingsbewustzijn' spelen de Indonesiërs geen rol. Ze worden zelden expliciet genoemd. Dit in tegenstelling tot Nederlandse en Nederlands-Indische burgers en militairen.
Als illustratie kan een publicatie van het Nationaal Comité 4 en 5 mei dienen. De brochure 'De doden tellen' geeft een overzicht van het aantal Nederlandse oorlogsslachtoffers sinds 1940. Voor de Tweede Wereldoorlog inventariseert het comité twaalf categorieën doden in Europa en nog eens negen groepen in Azië. Deze lopen uiteen van Joden en Hongerwinterdoden tot gesneuvelde militairen en Nederlands-Indisch verzet. Het totaal ligt ergens tussen de 269.700 en 284.800 slachtoffers. Enorme aantallen, jazeker. Maar over de paar miljoen gestorven Indonesiërs geen woord. Laten we daarnaast niet vergeten dat het relatieve aantal oorlogsdoden in Indonesië tweemaal zo hoog is als in Nederland, namelijk 5,7 tegen 2,8 procent.
Waarom de Indonesiërs niet expliciet herdacht worden? Aan onbekendheid kan het niet liggen. De aantallen staan immers al sinds 1946 op papier. Misschien speelt mee dat de Indonesische slachtoffers een ingewikkelde groep vormen om te herdenken. Velen kozen immers de kant van Japan. Zij namen posities in, die door de internering van Nederlanders en Indische Nederlanders waren vrijgekomen, bijvoorbeeld bij de overheid. Of ze namen dienst bij Pembela Tanah Air, een door de Japanse bezetter opgezet vrijwilligersleger.
Een en ander doet niets af aan de morele plicht om de Indonesische oorlogsslachtoffers een volwaardige plaats te geven bij het herdenken van de Tweede Wereldoorlog. Een Javaanse boer die in een kampong door uitputting stierf, staat gelijk aan een Hollandse huisvrouw die in de Hongerwinter crepeerde door gebrek aan eten.
Laten we in gedachten houden wat Jan Willem de Leeuw, de opsteller van een database van oorlogsslachtoffers, opmerkt in 'De doden tellen': 'Herdenken doe je genereus en dat kan beter een keer te veel zijn dan te weinig'.
Trouw