Bidden in het Nederlands, dat voelt zo vertrouwd in de kerkDe Correspondent De dominee van de Immanuelkerk in Jakarta preekt nog in het Nederlands. Maar veel gelovigen zijn er niet meer, zag redacteur Annemarie Sterk.
18 juli 2017 om 16:31
Zondagmorgen, de Immanuelkerk in Jakarta.
Foto Bas Tooms Het is dat het verkeer buiten onophoudelijk voorbij raast, de toeterende bussen en de scheurende scooters, anders zou je haast vergeten dat het 2017 is. In de Immanuelkerk in Jakarta zijn nog elke zondagochtend psalmen en gezangen te horen – in het Nederlands. Ook de preek is in het Nederlands. Sommige zondagen luisteren er vijftien mensen naar de dominee.
Soms maar vier.Vaste kerkgangers zijn Josephine, Betsy, Charlotte en Francien. In hun nette zondagse kledij zitten de dames van in de zeventig op de kerkbankjes, lezen ze mee met de liturgie en staan ze op voor een gebed als de dominee dat vraagt. Na afloop van de dienst drinken ze zoete thee of oploskoffie in de zuilengalerij voor de kerk.
Elke zondag opnieuw.Ze hebben ieder een eigen band met Nederland en het Nederlands: Charlotte bijvoorbeeld leerde vroeger Nederlands op school en is de taal altijd blijven spreken, Josephine trouwde met een Hollander, Betsy emigreerde lang geleden vanuit Nederland naar Indonesië.
Waarom ze nog naar een Nederlandstalige dienst komen? Indonesische diensten zijn er óók, vaker zelfs, en dichter bij huis. Dat is simpel, zeggen de dames. „De liturgie klinkt anders in het Indonesisch”, zegt Betsy. In het Nederlands maakte ze kennis met de kerk en de bijbel. „Het voelt vertrouwd. Het zit gewoon in je.” „Het is nostalgie”, zegt Josephine.
Die nostalgische gevoelens neemt ze serieus. Op zondag gaat haar wekker midden in de nacht; alleen dan kan ze op tijd bij de dienst zijn. Het is vanaf haar huis bij de kust een paar uur rijden met de auto naar de kerk. De rit maakt ze alleen.
De huidige Nederlandstalige dienst in de Immanuelkerk, een imposant gebouw in koloniale stijl, werd ongeveer twintig jaar na de Indonesische onafhankelijkheid en tien jaar na het gedwongen vertrek van Nederlandse staatsburgers voor het eerst gehouden. De kerk, die in 1839 het licht zag als de Willemskerk, was toen al omgedoopt tot de Immanuelkerk.
De trouwe kerkgangers nemen elke week op de zelfde stoel plaats: de één voorin, de ander aan het gangpad. Maar hoe verspreid ze ook zitten, vol lijkt het in de kerk niet meer. Dat was twintig jaar geleden wel anders. Toen kwamen er elke zondag zo’n honderd tot tweehonderd man op de dienst af.
Na de economische crisis van 1998 nam het aantal kerkgangers drastisch af. Veel buitenlandse bedrijven trokken zich terug uit Indonesië, en ze namen de buitenlandse werknemers mee. De laatste jaren is het de ouderdom die het aantal kerkgangers uitdunt – velen zijn overleden. Nieuwe aanwas is er niet echt. De kinderen van de trouwe kern spreken geen Nederlands, of ze hechten niet zoveel waarde aan het zondagse kerkbezoek.
Is het erg als het ophoudt? „Nee”, schudt Josephine, na enige aarzeling. „Het is het einde van een tijdperk. We gaan door zolang het kan.”
NRC