Kabinet overwoog drastisch eind aan kaping bij De PuntMolukse acties. Hadden de mariniers in 1977 opdracht de Molukse treinkapers te doden? In het kabinet is dat besluit niet genomen.Frank Vermeulen
27 mei 2018
Nieuws in het kort:
Het kabinet-Den Uyl overwoog de treinkaping bij De Punt in Drenthe door Molukkers in 1977 te beëindigen met gas of „medisch-chemische” middelen in de voeding.
Het was, blijkens de notulen van de ministerraad, toenmalig minister Van Kemenade (Onderwijs, PvdA) die opperde om „chemische middelen” te gebruiken.
Op de voorlopig laatste procesdag, dinsdag, in de zaak-De Punt draait het om de vraag of de rechter de eis toekent van de nabestaanden dat moet worden erkend dat hun familieleden door mariniers zijn gedood toen zij al buiten gevecht waren gesteld.De Haagse procureur-generaal Warnold baron van der Feltz kreeg op de avond van 10 juni 1977 het groene licht voor de gewapende actie tegen negen Zuid-Molukse kapers. Zij gijzelden 54 mensen in een trein bij De Punt in Drenthe. Gelijktijdig zou worden opgetreden tegen de vier bezetters van een basisschool in Bovensmilde. Zij gijzelden vijf leerkrachten.
Beide gijzelingen waren op 23 mei begonnen. Het kabinet-Den Uyl zat twee dagen voor de Tweede Kamerverkiezingen dat jaar. De jonge Zuid-Molukkers eisten dat het kabinet zich zou inzetten voor het stichten van een vrije Republiek der Zuid-Molukken (RMS), en de vrijlating van 21 gevangen Zuid-Molukkers. De gewelddadige kapingen en bezettingen door aanhangers van de RMS waren de uitlopers van de Molukse tragedie die begon met het eind van Nederlands-Indië in december 1949.
De kapers in de school hadden al na vier dagen de 105 kinderen vrijgelaten. Bij de operaties die in de vroege ochtend van 11 juni volgden, werden in de trein zes Molukse treinkapers en twee gijzelaars gedood door vuur van militairen.
In een speciaal bijeengeroepen vergadering van de ministerraad merkte minister Tjerk Westerterp (Verkeer en Waterstaat, KVP) later die dag op dat hij „enigszins opgelucht is omdat bij de gewelddadige beëindiging van de gijzelingen statistisch gezien het aantal slachtoffers zeer beperkt is gebleven”.
Wederrechtelijk gedoodNabestaanden van de Molukse gijzelnemers zitten 41 jaar na hun dood nog steeds met vragen. De families van Max Papilaja en Hansina Oktulseja, de enige vrouwelijke kaper, hebben de staat voor de rechter gedaagd. Zij stellen dat hun dierbaren wederrechtelijk zijn gedood, terwijl zij al waren uitgeschakeld.
Bij het slotpleidooi, komende dinsdag in Den Haag, draait het voor de eisers onder meer om de vraag wat de betekenis was van de instructie aan de mariniers van de Bijzondere Bijstands Eenheid (BBE) dat zij niet mochten schieten op kapers die zich duidelijk overgaven. Betekende dat wellicht ook het omgekeerde? Dat dus wél geschoten mocht worden op gijzelnemers die waren uitgeschakeld en zich niet meer duidelijk konden overgeven?
Daarachter ligt de vraag waar die geweldsinstructie vandaan kwam. In het archiefonderzoek dat in 2014 op last van toenmalig minister Ard van der Steur (Justitie, VVD) werd uitgevoerd, staat dat Van der Feltz zijn opdracht kreeg „uit het ministersberaad”.
Dat is net iets anders dan de „ministerraad”. Wie de notulen daarvan in het Nationaal Archief raadpleegt, waar ze sinds 2014 liggen, ziet dat de ministerraad op 10 juni 1977 helemaal geen besluit tot gewelddadige beëindiging heeft genomen.
Uit het archiefonderzoek voor Van der Steur blijkt dat al op 9 juni, een dag voordat de ministerraad bijeenkomt, alles klaarstaat om in te grijpen met geweld. De meest betrokken ministers zijn Joop den Uyl (premier, PvdA), Dries van Agt (Justitie, KVP), W.F. ‘Gaius’ de Gaay Fortman (Binnenlandse Zaken, ARP), Harry van Doorn (CRM, PPR) en Max van der Stoel (Buitenlandse Zaken, PvdA). Zij zijn op de hoogte van wat komen gaat. Ze hadden ingestemd met het aanvalsplan van de mariniers, waarbij onder anderen mitrailleur- en precisieschutters in acht minuten tienduizend patronen zouden afvuren op die delen van de trein waar de kapers zich bevonden.
En dat is eigenlijk net zo belangrijk als de instructie die de mariniers meekregen die de trein ingingen. Het archiefonderzoek stelt vast: „De consequentie dat waarschijnlijk alle gijzelnemers zouden worden gedood, werd geaccepteerd.”
Chris Uktolseja (l), broer van de gedode treinkaper Hansina, praat met advocaat Liesbeth Zegveld (m) in de Haagse rechtbank tijdens de rechtszaak van de nabestaanden van de Molukse treinkapers die in 1977 bij De Punt zijn doodgeschoten.
Foto ANPAanvankelijke verwarringUit de notulen blijkt dat de niet direct betrokken ministers buiten de besluitvorming worden gehouden. Tijdens de ministerraad van 10 juni, als het besluit om – en hoe – gewapend in te grijpen al is gevallen, wordt dat de anderen niet meegedeeld. Den Uyl zegt dat de „regering staat voor de vraag [...] wanneer het moment aanbreekt dat tot het gebruik van beheerst geweld moet worden overgegaan”. Hij sluit af met de woorden „dat de situatie buitengewoon dreigend is en dat het moment van beslissen zeer nabij is”.
Op de eerste vergadering van de ministerraad na het begin van de gijzelingen op 23 mei wordt duidelijk dat het gezelschap alle opties openhoudt. Den Uyl wijst er aan de ene kant op dat het kabinet een reputatie heeft opgebouwd „gijzelingen langs vreedzame weg te beëindigen”. Maar hij zegt dan al ook dat „voorbereidingen worden getroffen om door middel van gewapend ingrijpen de gijzelingen te beëindigen”.
Maar eerst moeten ze het eens zien te worden over de vraag of de verkiezingen wel kunnen doorgaan. De meningen lopen uiteen. Westerterp vindt dat verkiezingen zouden kunnen worden uitgesteld als dat de voorwaarde is om de kinderen vrij te krijgen. Van der Stoel vindt dat uitstel van verkiezingen neerkomt op „capitulatie voor terreur”.
Op dat moment gaat het in het crisiscentrum in Drenthe niet naar wens. Zo meldt De Gaay Fortman „de merkwaardige omstandigheid” dat Van der Feltz, de voor terreurbestrijding verantwoordelijke pg, „sinds hedenmorgen spoorloos is”. De dag erna is hij terecht.
In de ministerraad wordt overwogen lijsttrekkers met de kapers te laten spreken – althans Jan Pronk (Ontwikkelingssamenwerking, PvdA) „zou dat niet meteen afwijzen”.
Als het kabinet de dag erna weer over de kwestie spreekt, komt de jonge minister Ruud Lubbers (Economische Zaken, KVP) met het voorstel de kapers „psychologisch” uit hun evenwicht brengen door ze te laten praten met ex-gegijzelden. Of met hun ouders. „Een dergelijk gesprek zou een onverwachte ontwikkeling kunnen inluiden en verwarring onder de overvallers kunnen stichten.”
Minister Hans Gruijters (Volkshuisvesting, D66) hamert tijdens beide vergaderingen op „gewapenderhand optreden”. „Gebeurt dat niet”, zegt hij, „dan neemt het kabinet de zware verantwoordelijkheid op zich dat er morgen gegijzelden worden gedood.”
Ergens aan het eind van die tweede vergadering besluit Den Uyl dat het toch beter is „de meest betrokken bewindslieden naar bevind van zaken te laten handelen”.
De medisch-chemische oplossingNiet alle voorstellen uit de ministerraad blijken uit de lucht gegrepen. Op 10 juni, als het besluit om in te grijpen in kleine kring al is genomen, oppert Jos van Kemenade (Onderwijs, PvdA) of er geen alternatieve methoden zijn om de gijzelingen de beëindigen. „Daarbij denkt hij met name aan chemische middelen.” En wat later meldt Van Agt dat „met energie is gezocht naar andere manieren om tot een oplossing te komen, met name in de medisch-chemische sfeer”. Maar die oplossing, waarbij kennelijk gedacht werd ‘iets’ in het eten te doen, is verworpen. Van Kemenade heeft er later tegenover onderzoeker Peter Bootsma, die een boek schreef over de gijzelingen (De Molukse acties, treinkapingen en gijzelingen 1970-1978), alleen op gezinspeeld.
Opmerkelijk is ook de vraag van Lubbers in de vergadering van 10 juni of de „regering gehouden is toezeggingen na te komen”. En hij verduidelijkt: „Misschien zou men toch kunnen suggereren een vrije aftocht te bieden, zonder dat dat uiteindelijk wordt geëffectueerd.” Hoewel Van Agt in latere jaren verschillende keren juist heeft betoogd dat „een overheid niet is gehouden aan beloften die zijn afgedwongen onder pressie van terreuracties”, was hij er in de ministerraad mordicus tegenstander van de Molukkers om de tuin te leiden: „Als de regering iets toezegt moet dat ook worden nagekomen. Dat is gewenst vanwege de relatie met eventuele latere kapers [...].”
Aan die relatie, en aan die met de Molukse bevolkingsgroep, worden na afloop van de acties veel woorden gewijd. Den Uyl waarschuwt bijvoorbeeld dat „elke escalatie van het conflict met de Molukkers moet worden vermeden”. Er mag volgens de dan demissionaire minister-president „geen sfeer van triomf ontstaan over de geslaagde gewelddadige beëindiging van de gijzelingsacties”.
In 1987, niet lang voor zijn dood, zou Den Uyl in een pas in 2000 uitgezonden documentaire de beëindiging van de treinkaping bij De Punt kwalificeren als „een executie”.
DE PUNT ’77 GROEN LICHT UIT HET MINISTERSBERAAD
Uit het archiefonderzoek door Justitie in 2014 naar het optreden bij De Punt: „Op 8 juni 1977 werd het uiteindelijke plan met daarin ook expliciete aanwijzingen over geweldgebruik door precisieschutters en mariniers tot in detail besproken en technisch goedgekeurd door het beleidscentrum. Hieronder waren ook begrepen de instructies aan de mariniers dat niet op gijzelnemers mocht worden gevuurd indien deze zich duidelijk waarneembaar zouden overgeven.
„Op 9 juni volgde een bespreking van het plan met de betrokken bewindspersonen. De consequentie dat waarschijnlijk alle gijzelnemers zouden worden gedood, werd geaccepteerd.
„Op 10 juni ’s avonds kreeg de procureur-generaal van het ministersberaad het groene licht indien zich geen relevante wijzigingen in de situatie in de trein zouden voordoen. Uit doorlopende observaties werd geconcludeerd dat er geen afwijkingen te zien of te horen waren van de locaties van de gijzelnemers en gegijzelden. [...]
Op 11 juni om 4.00 uur gaf de pg opdracht de actie uit te voeren.”NRC