Bouw Indisch Cultureel Centrum in Den Haag vooral bedoeld voor jongere generatie
Indische cultuur wil niet verschrompelen tot rijsttafelvan onze verslaggever Stieven Ramdharie
Op de Pasar Malam in Den Haag laat een man zich de hand lezen. Foto Bert VerhoeffDen Haag - Aan de hete spijzen is te merken dat de Indische tradities aan erosie onderhevig zijn. Garnalenpasta exit. Wil mijnheer alstublieft niet aan haar woorden twijfelen? "En dan de
rawon, zeg. Weet u, die jongelui begrijpen niet eens wat het is. Nasi, loempia, dat kennen ze alleen."
De stem hoort bij een zestigjarige die onmiskenbaar oogt als een "Indische", maar het niet is. Zwart haar, zachtroze schort en natuurlijk die tongval. Hoeveel Indische jongelui moet ze niet om de tuin hebben geleid. "Komt zeker door de winkel, hè?"
Toko Archipel is Nederlands-Indië op tien vierkante meter, in het Haagse Statenkwartier. Omringd door eetgerei, sambal en snuisterijen verkoopt ze de Indische droom. Tenminste, voorlopig nog, want veel rest er niet meer van de Indische cultuur.
"Als je 365 dagen lang Indische cultuur wil brengen in een cultureel centrum", zegt hoofdredacteur R. Boekholt van Moesson, het enige Indische blad in Nederland, "dan zal je elke dag gamelan moeten spelen. Een bloeiend Indische leven is er gewoon niet meer."
Binnen een paar jaar moet in de Haagse binnenstad eindelijk het Indisch Cultureel Centrum het licht zien. Een centrum, niet vol heimwee naar het verleden maar eerder gericht op het heden en toekomst van de Indische cultuur. Sociëteit, toneel, cabaret, de cultuur die aan ruim een half miljoen Nederlanders kleeft ("we zijn meer dan de rijsttafel alleen") mag niet verloren gaan.
Afgelopen week besloot minister d'Ancona van WVC, na ruim vier jaar lobbyen door de Indische gemeenschap, een miljoen gulden beschikbaar te stellen voor het centrum. Het andere miljoen moeten de initiatiefnemers zelf zien op te brengen.
Sate roosteren op flathoogte; en de tropische vis belandt op het balkonnetje, om te drogen. En ach ja, de fles op de wc. De wereld van
tempo doeloe drie hoog in Den Haag, de weduwe van Indië.
"
Adoeh, wat is daar toch mis aan?" Ma Metselaar wist van niks, erger nog, ze kon zich niet voorstellen dat die lieve buren last van haar hadden. Zeg dat maar even tegen die
belanda's, de Nederlanders van naast, die zich gepasseerd voelden omdat ze niet mochten aanschuiven voor de sate kambing. Of met ladder en al op zoek gingen naar de visgeur die dagen in de huiskamer hing tot ze er gek van werden.
De fles en het toilet, onlosmakelijk verbonden in het leven van Charles Metselaar (66). "Daar is pappa", schreeuwde zoonlief als hij op de beeldbuis weer de magere lijfjes kon waarnemen die zich in het rivierwater wasten. Mijnheer had een rottijd, die eerste jaren in Holland. Douchen na een bezoekje aan de wc was er bij die Nederlanders niet bij. Erger nog: ook niet bij zijn kinderen.
Jaren liep Metselaar met een colafles naar zijn werk. Gevuld met water en verborgen in zijn jaszak voor als hij nodig moest. Na 42 jaar heeft hij ten slotte vrede met een stukje nat toiletpapier.
AardappelsHet probleem van de huidige Indische generatie? "Ach mijnheer, ze willen integreren en het verleden willen ze het liefst achterlaten. Ze durven niet voor hun Indo-zijn uit te komen. Vraag maar hoeveel aardappels ze eten, dan weet je hoe de zaken er voor staan."
Den Haag, de stad die geurde naar Indische pensions, is de bakermat van de Indische gemeenschap in Nederland, maar wat blijft er nog van over? Bij de groenteboer in het Statenkwartier verschijnt tante Wil al lang niet meer voor de toonbank, is de toko omgetoverd tot een Italiaanse pizzeria en lijdt het culturele leven een kwijnend bestaan.
Om maar niet te spreken van het oude Indische vrouwtje dat in Onze Toko zonder gêne afscheid neemt met een gedecideerd "hasta la vista". De jaarlijkse gang naar de Pasar Malam Besar en de zeldzame reünies van de Vereniging van Gerepatrieerden en Vrienden (VVGN), een van de oudste Indische verenigingen, dat rest voor veel ouderen nog.
En ja, de jongeren. Advocaat E. Schenkhuizen (39), belichaming van de tweede generatie: "Hoe vaak hoor je dat we geen belangstelling voor onze cultuur hebben? Maar er was ook geen overdracht al die jaren. De ouderen spraken nauwelijks over het verleden, laat staan over onze cultuur. We moesten toch zo Nederlands mogelijk worden opgevoed?"
Schenkhuizen, voorzitter van de stichting Nines (Nazaten Indische Nederlanders en sympathisanten) en een van de grondleggers van het cultureel centrum, constateert de laatste jaren een groter bewustzijn onder de "jongeren", de groep rond de veertigers die hier als kind kwam, voor hun Indische achtergrond. Het "Indo-zijn" komt op.
De advocaat heeft haast. Het jarenlange stilzwijgen van de ouderen, vooral over hun jaren in Nederlands-Indië - Nederland had na de oorlog immers weinig belangstelling voor deze groep - moet doorbroken worden. Schenkhuizen: "De oudere generatie sterft snel uit, we hebben weinig tijd om die twee generaties nog samen te brengen. Zonder communicatie met de ouderen kan dit centrum niet van de grond komen."
"Nog een herfst en ik kan weer een hoop van de ledenlijst strepen." In zijn eigen toko in de buurt van de Laan van Meerdervoort maakt voorzitter P. Lutter (63) reclame voor zijn twee-jaarlijkse reünie van de VVGN, met muziek van de Evergreens. Voor hem is Indonesië nog Indië.
Van zijn generatie gerepatrieerden is nog maar een vijfde deel over. Af en toe naar een feestje en dan houdt het op. Tien jaar geleden wilde Lutter in Den Haag een Indische sociëteit van de grond krijgen, maar de gemeente wilde niet. "Jullie zijn toch Nederlanders?" kreeg hij te horen.
Te nuchterOver de generatiekloof: "Wat valt er nog te redden? De jongeren zijn misschien begripvol, maar belangstelling hebben ze absoluut niet. Als ik vertel hoe mooi het in Indië was, zeggen ze meteen: "Dat bestaat gewoon niet." Ze zijn nog niet in staat om onze cultuur de aandacht te geven die deze echt verdient. Ze zijn te nuchter, te zakelijk. Net als Nederlanders."
"Idealisten zonder ideaal", noemt hoofdredacteur Boekholt van Moesson de jongeren van Nines. Naast Moesson ("Omdat we geleefd hebben en nog steeds leven", meldt het colofon) heeft Boekholt ook het Indisch Wetenschappelijk Instituut en het Indisch Documentatiecentrum in Den Haag onder zijn hoede. Hij is pessimistisch gestemd.
Boekholt: "Een Indisch leven zal straks alleen mogelijk zijn op bescheiden schaal. Slechts 10 procent van de jongeren is er echt mee bezig, als ze al iets van het verleden van hun ouders willen weten. Dat begrijp ik gewoon niet. Je verleden verloochenen, dat is toch hetzelfde als je eigen bestaan ontkennen?"
De Volkskrant, 31 oktober 1991