Blonde Aboriginals
Jan Pelgrom de Bije en Wouter Loos: wat deden zij in 1629 in Australië? Zoals op deze kaart te zien is, hadden Nederlandse zeevaarders in de zeventiende eeuw al een groot deel van de Australische kust in kaart gebracht.
Zijn Aboriginals aan de westkust van Australië afstammelingen van Nederlandse schipbreukelingen? Daar zijn veel aanwijzingen voor. En het definitieve bewijs wordt binnenkort verwacht.
Door Elmar Veerman (ook verschenen in VPRO-gids)
Op Australia Day, de nationale feestdag, vieren de Australiërs dat de First Fleet het huidige Sydney bereikte en het land opeiste voor de Britse Kroon. Dat was op 26 januari 1788. Ze zien het als het begin van de Westerse geschiedenis van hun land. Een beetje raar, want de Nederlandse jongemannen Jan Pelgrom de Bije en Wouter Loos vestigden zich bijna 160 jaar eerder op het continent. Dat wordt nooit gevierd. Hun verhaal is dan ook minder geschikt om nationale trots aan te ontlenen.
Pelgrom en Loos waren bemanningsleden van de Batavia, het vlaggenschip van de VOC. Dat voer in 1629 via een pas ontdekte route langs de westkust van Australië naar Nederlands Indië, raakte uit koers en strandde op een koraalrif bij de Houtman Abrolhos (eilanden van de tegenwoordige Wallabi Group, ongeveer 80 kilometer uit de kust). Wat volgde was een van de gruwelijkste episoden uit de scheepvaartgeschiedenis.
De schipbreuk zelf overleefden de meeste opvarenden wel. Maar terwijl gezagvoerder Francisco Pelsaert met 42 mannen in een sloep naar het verre Batavia (nu Jakarta) voer, werd een groot deel van de achterblijvers, waaronder vrouwen en kinderen, afgeslacht door een groep bemanningsleden. Vrouwen die mochten blijven leven, werden seksslavinnen. Na zijn terugkeer veroordeelde Pelsaert de daders tot de galg. Om onduidelijke redenen spaarde hij de twee jongemannen die het laatst aan de beurt waren. Zij werden niet opgehangen, maar op het vasteland afgezet met voedsel en wat spullen.
Wat is er van ze geworden? Vanzelf doodgegaan of omgebracht door de lokale ‘wilden’, nam iedereen altijd aan, want er is nooit meer iets van ze vernomen.
Rupert Gerritsen weet zeker dat het heel anders is gelopen. Deze selfmade archeoloog, historicus, taalkundige en socioloog groeide op aan de kust waar het wrak van de Batavia in 1963 is gevonden, toen hij tien jaar oud was. Hij is ervan overtuigd dat de twee Hollanders hun sporen op allerlei manieren hebben nagelaten in de taal, de cultuur en de genen van de lokale bevolking, de Nanda.
Gerritsen, zelf geboren uit Nederlandse ouders, doet hier al meer dan twintig jaar onderzoek naar. ‘Pas vanaf 1829, precies tweehonderd jaar na de stranding van de Batavia, vestigden Britse kolonisten zich aan de Westkust. Ze schreven over opvallend lichtgekleurde mensen, die leefden in dorpen met landbouwgronden eromheen. Terwijl Aboriginals geacht werden donker te zijn, rond te trekken en te leven van wat de natuur ze opbracht. Twee van die dorpen lagen vlak bij elkaar, bij de monding van de rivier de Hutt. Precies waar Pelgrom en Loos zijn afgezet.’
Op de velden werden yams verbouwd. Ook dat is een aanwijzing, zegt Gerritsen. ‘Die plantenfamilie komt in Afrika en Azië voor, maar kan nooit uit zichzelf in Australië terechtgekomen zijn. Waarschijnlijk hebben de twee Nederlandse muiters de knollen meegekregen toen ze aan land gezet zijn.’
Gerritsen ontwaart ook Hollandse sporen in de plaatselijke technologie. In de wijde omgeving maakten de mensen geen vaartuigen, maar hier wel. Ze holden boomstammen uit. ‘Het woord voor zo’n kano in het Nhanta, de lokale taal, is bootcha. Je hoeft geen linguïst te zijn om de gelijkenis met het Nederlandse ‘bootje’ te zien. En zo zijn er nog veel meer voorbeelden.’
Niet alles hoeft de erfenis van de twee gedropte moordenaars te zijn. In 1656 verging voor deze kust de Vergulde Draeck, in 1712 de Zuytdorp en in 1717 de Zeewijck. Bij elk van deze scheepsrampen zijn vrijwel zeker overlevenden op het vasteland van West-Australië terechtgekomen, waarschijnlijk honderden in totaal. Ook die zijn opgegaan in de plaatselijke bevolking, vermoedt Gerritsen.
De Nanda vertellen zelf allerlei verhalen over blanke voorouders, zegt hij. ‘En wanneer iemand sterft, zeggen ze dat die over de zee naar huis gaat. De eerste Britten werden gezien als teruggekeerde bleke geesten van hun voorvaderen. Niet voor lang, want al snel bleek dat ze niets goeds in de zin hadden. Binnen een jaar of twintig was de oorspronkelijke bevolking gekelderd, van een stuk of duizend tot zo’n twintig mensen.
Sindsdien is er veel vermenging geweest met Britse kolonisten en Aboriginals uit andere gebieden. Maar hoewel hun taal vrijwel is uitgestorven, zijn de Nanda niet verdwenen.’ Vanuit de gevestigde wetenschap krijgt Gerritsen tot nu toe weinig bijval. De linguïste Juliette Blevins, die de taal intensief bestudeerd heeft, zegt bijvoorbeeld dat er geen wetenschappelijke basis is voor invloed van het Nederlands. Archeologisch bewijs wordt als te mager van de hand gewezen, historische getuigenissen en mythen van Aboriginals gelden als onbetrouwbaar.
Iemand die wel in de Nederlandse wortels van de Nanda’s gelooft, is Tom Vanderveldt. Hij is 54 jaar geleden als kind naar West-Australië geëmigreerd, maar in zijn hart Nederlander gebleven. Met zijn VOC Historical Society probeert hij aandacht te creëren voor de Nederlandse kant van de Australische geschiedenis. Het definitieve bewijs voor de landingen hoopt hij te vinden in het DNA van de Nanda.
Vanderveldt: ‘We hebben nu van tachtig mensen speekselmonsters verzameld. Dat moeten er een paar honderd worden. Maar het is lastig. Er is veel argwaan, want blanken hebben altijd veel beloofd zonder dat waar te maken. We stellen voorop dat ik als Nederlander graag wil weten wat er met mijn landgenoten is gebeurd. Dat kunnen ze zich voorstellen.’ De deelnemers willen ook graag meer over hun afkomst weten, vertelt hij.
Het is niet hun enige motief. DNA dat op een Nederlandse afkomst wijst, zou aantonen dat hun voorouders al vóór 1829 in dit gebied leefden. En dat betekent dat ze aanspraak kunnen maken op delen van het land. Het is natuurlijk wel wrang dat daar westers DNA voor nodig is.
De speekselmonsters die Vanderveldt verzamelt, stuurt hij naar geneticus Peter de Knijff in het Leids Universitair Medisch Centrum. Die zegt dat uit een eerste analyse blijkt, dat het overgrote deel van de mannen een Y-chromosoom van West-Europese afkomst heeft. “Maar of dat van Nederlandse schipbreukelingen komt, weten we niet. Ik kan wel een veel gedetailleerdere analyse doen, maar daarmee wacht ik tot alle monsters binnen zijn.”
geschiedenis.vpro.nl
vr 16 april 2010