Zelfs een kind kent opa’s eiland
01-05-2010 00:33 | Jacob Hoekman
Molukse jongeren doen het nog altijd bar slecht in het onderwijs, in sommige opzichten zelfs slechter dan de generatie vóór hen. Wat moet er veranderen? En wat kan de kerk doen, drager van de Molukse identiteit bij uitstek? Vandaag deel 3 in een serie: Molukse tradities zijn krachtig, maar kunnen ook een struikelblok vormen.
Soms is hij scherp, de Molukse predikant Theo Pattinasarany. Belijdenis doen van je geloof is mooi, maar het moet wel inhoud hebben. „Helpt bidden voor anderen?” vraagt hij aan een catechisante voor in de kerk. Ze krijgt een waar spervuur van vragen over zich heen. „Bid jij voor anderen?” „We hebben een aardbeving in Haïti gehad, en pas weer een in Chili. Bid jij voor de mensen in Chili?” „Waarom bid jij niet voor de mensen in Chili?”
Het is een zaterdagochtend begin maart. De Moluks-evangelische kerk van Assen zit boordevol. Helemaal voorin zitten twaalf zenuwachtige jongeren op hun stoelen te draaien – twee jongens en tien meiden. Ze willen later die maand belijdenis afleggen, en daar hoort een publiek onderzoek bij voor kerkenraad, gemeente, familie en wie er verder ook maar komt.
Een van de twee jongens is aan de beurt. Hij krijgt vragen over bidden, over vergeving en over collecten. Hij beantwoordt ze zacht, soms met een hapering. Als die te lang duurt, schiet ds. Pattinasarany te hulp.
Als de vragen naar tevredenheid beantwoord zijn, mag hij de Twaalf Artikelen, de geloofsbelijdenis, opzeggen. „Doe maar in het Nederlands”, zegt de predikant. „Dat gebeurt anders nooit in dit kerkgebouw.”
Lees in het Reformatorisch Dagblad verder.