Kolonialisme was geen ramp maar zegen
Encina Navan - 04 juli 2010
Rouvoet begaat blunder door slavernij en kolonialisme met elkaar te verbinden.
Minister Rouvoet (van Jeugd en Gezin en nu ook als demissionair van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) hield een praatje omdat jaarlijks op 1 juli in het Amsterdamse Oosterpark bij een monument wordt stilgestaan bij de Nederlandse rol in de slavernij.
Bij die gelegenheid sprak hij de volgende woorden uit (bron): „Nederland betreurt het leed dat is veroorzaakt door slavernij en kolonialisme”, zei Rouvoet. „Voor een betere wereld moeten we leren van het verleden, en ook onze jeugd hierover vertellen.”
Dat slavernij betreurenswaardig was, akkoord, maar was het niet Europa die voorop liep met het afschaffen ervan? Waren het niet de Arabieren en de zwarte stammen in Afrika die de slaven aanboden aan de Europeanen omdat ze dan hun vijanden afgevoerd zagen? Als we voor een betere wereld willen leren van het verleden, gaan we onze jeugd ook over de verdienste van Nederland in die opzichten vertellen, minister Rouvoet?
Echt verbazingwekkend is het noemen van kolonialisme in één adem met slavernij. Kolonialisme kan bestaan zonder slavernij en omgekeerd. In de onafhankelijk geworden staten van Latijns-Amerika werd de slavernij pas rond 1850 afgeschaft, dus ruim dertig jaar na de afscheiding van Spanje, en in de VS pas in 1865.
Slavernij bestond ook tussen indianenstammen en negerstammen onderling en natuurlijk in de islamitische wereld. Het kastenstelsel in India is een vorm van slavernij, omdat het heel moeilijk is je er aan te onttrekken. Maar daar hoor je André Rouvoet niet over. Want dan kan het verband met kolonialisme – en dus met Nederland - niet gelegd worden. Dan kan er geen claim gelegd worden bij rijke westerlingen die maar wat graag bereid zijn om een schuldgevoel af te kopen, zelfs als dat schuldgevoel hen aangepraat wordt.
Er is veel meer kolonialisme geweest zonder slavernij dan met slavernij. Afgezien daarvan heeft kolonialisme overwegend voordelen gehad voor de landen die kolonie werden.
1. De kolonie profiteerde economisch van de band met het moederland.
Vaak wordt beweerd dat Europa rijk zou zijn geworden van de koloniën. Voor Nederland was de handel met Indië maar een paar procent van de totale handel, met name de scheepvaart op de Oostzee was veel belangrijker, al in de middeleeuwen. Handel op Indië was duur en riskant, één op de drie schepen leed onderweg schipbreuk. Alleen dure artikelen kwamen in aanmerking en de markt daarvoor was klein. Sommige koloniën werden verlaten omdat ze alleen maar geld kostten. Frankrijk had nooit voordeel aan de koloniën in Afrika en Zuidoost-Azië, het ging vooral om prestige. Na 1830 heeft Indië nooit meer een cent opgeleverd aan Nederland, omdat een wet bepaalde dat de opbrengsten aldaar moesten blijven[1]. De mythe van ‘rijk worden door koloniën’ is verzonnen op de Tweede Internationale om een verklaring te verzinnen voor het uitblijven van de ineenstorting van het kapitalisme.
Het is juist andersom: de kolonie maakte versneld een economische ontwikkeling door die anders veel trager zou zijn verlopen.
Het bewijs hiervoor wordt geleverd door de situatie van voormalige koloniën in de wereld. De meest ontwikkelde landen zijn landen die lang kolonie zijn geweest (Noord- en Zuid-Amerika) of die zich bewust snel hebben aangepast aan de westerse leefwijze (Korea, Japan, Taiwan, de Centraal-Aziatische staten).
Landen die maar kort kolonie zijn geweest verkeren meestal in de situatie van een ontwikkeld stedelijk gebied waarom heen een armoedig platteland bestaat en waar een lappendeken van etnische groeperingen een consistente politiek moeilijk maakt (India, Afrika).
De minst ontwikkelde landen zijn nooit of slechts heel kort kolonie geweest: Haïti (heel kort) Afghanistan, Ethiopië (heel kort), Eritrea, het Arabisch Schiereiland (KSA lijkt welvarend, maar zonder olie zou het 90 % van zijn inkomsten kwijt zijn).
artikel in Het Vrije Volk