Jakarta houdt niet zo van interne opstanden
Elske Schouten |
De week vanuit Indonesië
Aan het begin van de revolutie in Libië berichtte de Indonesische pers nog enthousiast over helden die het opnemen tegen de wreedheid van Moammar Gaddafi. Maar sinds de ‘aanval op Libië’, zoals de militaire interventie van het Westen wordt genoemd, is het enthousiasme bekoeld.
Nu heerst er een dubbele oorlog in Libië, schrijft het prominente weekblad Tempo in een commentaar. Eén van Gaddafi tegen de rebellen en één van de geallieerden tegen Gaddafi. „En allebei zijn ze oneerlijk.”
Volgens de anonieme auteur kunnen de westerse wapens geen onderscheid maken tussen burgers en Gaddafi’s troepen. En hebben de militaire strategen er geen rekening mee gehouden dat Gaddafi wraak neemt voor de westerse aanval door bijvoorbeeld een ziekenhuis in de stad Misrata te bombarderen.
Vóór de aanval op Gaddafi’s troepen zat Indonesië op één lijn met het Westen. Het land steunde sancties en andere maatregelen van de Verenigde Naties in protest tegen het geweld tegen de rebellen.
Maar nu het Westen in de aanval is gegaan, schiet Indonesië in zijn vertrouwde reflex van pleiten voor dialoog en verzoening. In een reactie met een hoog spuit elf-gehalte riep president Susilo Bambang Yudhoyono (SBY) deze week de internationale gemeenschap op om het geweld te beëindigen. Hij hoopte dat de VN daarbij kunnen samenwerken met de Afrikaanse Unie en de Arabische Liga. Hij bekritiseerde de acties en zei dat ze de burgerbevolking in gevaar brengen. En hij bood aan om troepen te leveren voor een vredesmacht, zonder er bij stil te staan dat er nog lang geen vrede te bewaken valt.
Zijn commentaar komt nadat in de pers steeds meer kritische geluiden verschijnen over de interventie, vooral uit islamitische hoek. Zo zei de prominente politicus Hidayat Nur Wahid van de islamitische Partij voor Voorspoed en Rechtvaardigheid (PKS) in dagblad Kompas dat de aanval op Libië bedoeld was om de Europese economie een impuls te geven en Libiës oliebronnen in handen te krijgen. „Ze kunnen nieuwe bronnen van inkomsten krijgen als ze met succes wapens verkopen.”
Achter de afwijzing van westerse inmenging schuilt de impliciete angst om ooit aan de verkeerde kant van een geallieerde interventie te staan. Zelfs een progressieve krant als de Engelstalige Jakarta Post waarschuwt de regering in een commentaar voor het geven van legitimiteit aan de rebellen. „Dat zou kunnen terugslaan op Indonesië, dat een lange geschiedenis heeft van interne opstanden, inclusief eentje op dit moment in Papoea.”
Media melden ook bezorgd dat de olieprijs blijft stijgen door de angst voor een langdurig conflict. Zo komt Libië opeens erg dichtbij. Een hoge olieprijs betekent dat de staatskas een fortuin kwijt is aan energiesubsidies om de benzineprijs op zijn vaste, lage niveau te houden. Parlementslid Muhammad Romahurmuziy zei al op tv dat „de regering moet durven de gesubsidieerde benzineprijs omhoog te gooien”. Maar de president heeft wellicht nog vers in het geheugen dat een verhoging van de benzineprijs in 1998 de studentendemonstraties deed ontbranden die autocraat Soeharto uit het zadel wierpen – Yudhoyono was immers een van diens vertrouwelingen. Op een eigen ‘revolutie’ zit SBY niet te wachten.
Dit artikel werd gepubliceerd in NRC Handelsblad op Zaterdag 2 april 2011, pagina 10 - 11