Migratie is ouder dan gastarbeiders
Gepubliceerd op : 11 mei 2011 - 9:32 am | door Frans Regtien
Leerboeken in het voortgezet onderwijs geven geen goed beeld van de geschiedenis van migratie in Nederland. Dat zegt de Leidse hoogleraar Sociale Geschiedenis Leo Lucassen. Migratie wordt afgeschilderd als iets bijzonders. Maar eigenlijk is migratie al eeuwenlang heel gebruikelijk in Nederland.
Veel schoolboeken in Nederland laten de emigratie pas beginnen bij de gastarbeiders in de jaren zeventig van de vorige eeuw, de Italianen, Turken en Marokkanen. Lucassen snapt dat wel. De boeken moeten nu eenmaal aan veel onderwerpen aandacht besteden.
Gouden Eeuw
In de meest recente boeken ziet de hoogleraar wel dat de aandacht voor migratie in de Gouden Eeuw is toegenomen. Dan gaat het over de Hugenoten, mensen uit de zuidelijke Nederlanden en Joden van het Iberisch schiereiland, Spanje en Portugal.'
Hoofdmoot in onze geschiedenisboekjes vormt toch de naoorlogse periode (1945). Soms wordt nog wel begonnen met Molukkers en mensen uit het voormalig Nederlands-Indië. Maar meestal begint het bij de gastarbeiders.
'Op zichzelf is dat mooi, zou je kunnen zeggen,' zegt Lucassen. 'Wat dan vooral opvalt is dat migratie in wezen als een uitzondering op de regel wordt beschouwd. Het overwegende idee dat je als lezer krijgt is dat samenlevingen, zeker vroeger, heel stabiel waren en dat mensen alleen in uitzonderlijke omstandigheden, als het echt niet anders kan, verkassen.'
Seizoensmigranten
Tussen 1600 en 1800 heeft Nederland twee eeuwen lang massa-emigratie gekend. Niet zozeer van vluchtelingen, maar vooral van emigranten uit andere delen van Europa.
Vrijwel onbekend is dat de Nederlandse landbouw eeuwenlang steunde op tienduizenden Duitse tijdelijke krachten. Dit waren dus seizoensmigranten, die ook nu weer hot zijn, omdat minister Henk Kamp van Sociale Zaken een stokje wil steken voor hun komst.
Matroos
Een andere groep waar volgens Lucassen nauwelijks over gesproken wordt zijn arbeidsmigranten die tijdelijk in Nederland komen werken, als soldaat of als matroos.
Lucassen: 'Met name die matrozen zijn uitermate interessant, omdat de personeelsbehoefte van de VOC - de Verenigde Oost-Indische Compagnie - die we toch als iets typisch Nederlands zien, voor meer dan de helft door buitenlanders werd vervuld. Dat is iets wat niet in ons geheugen zit. De VOC associëren we toch echt met de jongens van de Bontekoe, in de boekjes die we op de lagere school verslonden.'
Golfbewegingen
Eind negentiende eeuw was er weer een dal in de migratiestromen. Migratie in Nederland ging altijd in golfbewegingen. Volgens Lucassen kwam dat omdat Nederland in tegenstelling tot de ons omringende landen, niet zwaar industrialiseerde. Landen die migranten aantrekken zijn dan vooral Engeland (Ieren), het Roergebied in Duitsland (Polen) of Frankrijk (Italianen).
Na de Eerste Wereldoorlog (1918) groeide de migratie in Nederland weer. Ook in de jaren dertig, met de Joodse vluchtelingen uit Duitsland, toen de nazitijd zich aandiende. Na de Tweede Wereldoorlog en zeker in de jaren zestig en zeventig was er opnieuw een sterke stijging.
Oliecrisis
Lucassen schetst een merkwaardige fenomeen dat tijdens de oliecrisis (1973), de inzakkende economie en de groeiende werkloosheid ontstond. 'Vanuit het verleden zou je dan denken: nou dan gaan die Turken en Marokkanen weer naar huis. De banen zijn weg. Je zag het omgekeerde en dat had te maken met het feit dat onze samenleving na de Tweede Wereldoorlog veranderd was.'
'Deze mensen bouwden sociale en juridische rechten op. Met name Turken en Marokkanen realiseerden zich dat als ze weg zouden gaan, ze al die rechten zouden opgeven en ze er domweg niet meer in zouden komen. Dus maakten ze gebruik van bestaande rechten om hun gezinnen naar Nederland te laten overkomen.'
Hype
De hele discussie over massa-emigratie in de afgelopen tien jaar is volgens Lucassen een hype, die niet correspondeert met de werkelijkheid. Landen zijn veel beter in staat om migratie te sturen dan mensen meestal denken, meent hij.
RNW