Javaanse Surinamers drukken hun stempelVrijdag 19 augustus 2011 | Dominique Snip
Honderdéénentwintig jaar na hun immigratie naar Suriname doen Javanen het best goed. Hun bemiddelende rol in de Surinaamse politiek is duidelijk zichtbaar. De Nederlandse taal blijft voor ouderen in tegenstelling tot jongeren een probleem. De roep om behoud van Javaans cultureel erfgoed wereldwijd is groot.
De van oorsprong Indonesische Javaanse contractarbeiders in Suriname zijn bijna uitgestorven. Volgens de onderzoeksafdeling van het Nationaal Archief Suriname zijn er nog zo’n 60 over. Het gaat om degenen die met het laatste schip, de Kota Gede, naar Suriname kwamen van wie enkele kinderen nog in leven zijn. Volgens Amy Kartosonto en Chander Nagessar van het Nationaal Archief Suriname zijn ze tussen de 75 en de 90 jaar. Het duo doet samen met een derde collega onderzoek naar hun ervaringen. Het onderzoek richt zich op het vastleggen van het immateriële erfgoed, de verhalen en vertellingen van Javanen voor, tijdens en na de periode van contractarbeid. De mensen die zij spreken hebben meestal geen studie genoten en moesten van jongs af aan meehelpen op de plantages. Hun ouders, dikwijls afkomstig uit de lage sociale klasse, hadden het idee een veel beter bestaan te kunnen hebben in Suriname. “Zij dachten rijk te worden, maar dat was natuurlijk niet het geval”, aldus de onderzoekers.
Geronseld
De meesten werden door Nederlandse plantage-eigenaars gelokt en door Indonesische bondgenoten geronseld. In Suriname aangekomen werden ze naar een depot aan de Combeweg gebracht. Na dagen werden zij verspreid over plantages in vooral het district Commewijne zoals Marienburg en Domburg. Uit verhalen van respondenten blijkt dat zij het niet slechter hadden in Suriname. Hier hadden zij ‘tenminste wat te eten’. Desondanks vonden zij het leven op de plantages best ‘hard’. Voor een werkdag van 07.00 tot 17.00 uur kregen zij tussen de 0,40 en 0,60 Surinaamse gulden. Kartosonto: “Dit was lang niet genoeg om van te leven. De meesten hadden dan ook bijbaantjes om het hoofd boven water te houden. Daar komt nog bij dat er veel kinderen waren om te verzorgen.” Door de laatste groep Javaanse contractarbeiders is in tegenstelling tot eerdere lotgenoten weinig mishandeling door plantage-eigenaren ervaren.
Wat hen op de been hield is ‘djadji’, wat zoiets betekent als lotsverbondenheid. “Als je werd geronseld nam je mee wat je op dat moment bij je had. Families werden op die wijze uit elkaar gerukt. De mensen op het schip werden al snel als familie beschouwd”, aldus Kartosonto en Nagessar. Tussen 1890 en 1939 kwamen er zo’n 33.000 Javanen naar Suriname. Van hen zijn ruim 8000 teruggekeerd naar het land van herkomst. “Het overgrote deel wilde niet terug om er te wonen, want waar zouden zij naartoe moeten? Zij zijn Suriname als hun thuisland gaan beschouwen”, aldus de onderzoekers. Opmerkelijk is dat de meesten na de contractperiode in de bauxietindustrie zijn gaan werken.
Herdenking
Elk jaar, op 9 augustus, viert de Surinaamse gemeenschap de komst van de eerste contractarbeiders uit Java (Indonesië). Ook buiten Suriname, zoals in Nederland, waar Javanen vertoeven wordt deze dag herdacht. Tijdens de herdenking dit jaar in cultuurcentrum ‘Sana Budaya’ te Tourtonne, een buitenwijk in Paramaribo, werd stilgestaan bij de zware beproevingen die moesten worden doorstaan op de vijandige omgeving van de plantages. Minister van Binnenlandse Zaken Soeharto Moestadja zei dat Javanen zich toen sterk moesten aanpassen, omdat er in het koloniale Suriname niets was dat hun leed kon verzachten. Er was immers een immens gebrek aan arbeiders in Suriname nadat de slavernij was afgeschaft. Een garantie om terug te keren hadden zij niet. Op dit moment bestaat de Surinaamse gemeenschap voor 15% uit Javanen. Hun bijdrage op cultureel vlak is enorm. Zij brachten niet alleen populaire gerechten als bami, telo en nasi goreng mee, maar ook de traditionele paardendans, ‘Jaran Kepang’, komt uit de Javaanse koker.
Politiek
Op het gebied van de politiek hebben Javanen volgens wetenschappelijk onderzoekster Sylvia Marlene van Horn Gosuit een grote bemiddelende rol gespeeld. Zij kwam vanuit Nederland om in het bijzonder de ‘Jaran Kepang’ te onderzoeken. De strijd tussen Hindoestanen en nakomelingen van Afrikaanse tot slaafgemaakten in buurland (Brits) Guyana is Suriname bespaard gebleven omdat er haar inziens een ander groepje was die daar een stokje voor stak. “Als de spanning tussen de etnische groepen te hoog werd, gingen Javanen pragmatisch te werk. Dit komt omdat zij niet teveel naar de ene of de andere kant wilden overhellen. Zij gaan het liefst rustig en gemoedelijk door het leven”, aldus Van Horn Gosuit. Over het algemeen kan worden gezegd dat Javanen ten opzichte van andere etnische groepen vrij gereserveerd zijn. Van Horn Gosuit: “Zij zijn van mening dat zij vooral niet al te hoge pieken moet hebben in het leven. Men moet letterlijk en figuurlijk niet teveel ruimte innemen.” Dit zie je al snel aan hun houding. “Javanen maken geen grote gebaren. De taal wordt op een hele rustige manier gesproken.”
Taal
Javanen hebben langer de tijd nodig om te acclimatiseren en te integreren, omdat zij de laatste etnische groep waren die als contractarbeiders naar Suriname werden gehaald. Voor hen kwamen de Hindoestanen, Chinezen en de Afrikaanse slavenarbeiders om het zwaar werk op de plantages te verrichten. Volgens Van Horn Gosuit gaat het anno 2011 goed met deze groep Surinamers. Wat een probleem blijft is het Nederlands, de voertaal in Suriname. “Omdat ik Javaans heb geleerd weet ik hoe moeilijk het is om vanuit een Javaanse visie de Nederlandse taal te leren praten. De Javaanse taal heeft een hele andere basis”, aldus Van Horn Gosuit. Op het gebied van onderwijs maken de jongeren grote stappen. De reden hiervoor is dat de jongere generatie de eigen taal niet goed meer kent. Van Horn Gosuit noemt dit een voordeel én een nadeel. “Op latere leeftijd moeten ze alsnog hun eigen taal gaan leren. Maar het is misschien handiger zo. Want om vooruit te komen in Suriname moet je goed Nederlands kunnen praten en schrijven.”
Wereldwijd
Volgens minister Moestadja hebben Surinaamse Javanen wereldwijd hun stempel gedrukt. Zij verplaatsen zich volgens hem met gemak over de wereld. “Je hebt ze onder meer in Nederland, de Verenigde Staten, Frans Guyana en de Nederlandse Antillen. Zij blijven de intensieve contacten met Suriname behouden”, aldus de minister. Zijns inziens vormde arbeidsmigratie al vanaf het begin de basis voor de wereldeconomie. “De bijdrage van Javanen moet goed op waarde worden geschat.” In de jaren ’70 zijn zo’n 25.000 naar Nederland vertrokken. De Javaanse aanwezigheid- er wonen nu zo’n 30.000 in Nederland- is te zien aan de vele warungs, eethuisjes, die door hen zijn opgestart. Zelfs in de topsport wisten zij te excelleren. Topzwemster Ranomi Kromowidjojo heeft bijvoorbeeld een Javaans- Surinaamse vader.
Minister Moestadja benadrukte in ‘Sana Budaya’ dat het noodzakelijk is om de Javaanse tradities te koesteren. Dit geldt ook voor Javanen in de diaspora. Tegelijkertijd moeten zij zich niet opsluiten in de eigen cultuur en moeten zij openstaan en respect opbrengen voor andere bevolkingsgroepen. Alleen zo kan volgens de minister een harmonieuze samenleving worden behouden. Dit jaar werd de ‘Dag van de Javaanse immigratie’ in Suriname in verband met ramadan sober gevierd. Een jaarlijks terugkomende activiteit is de kranslegging bij het ‘Monument Herdenking Javaanse immigratie’ op het terrein van ‘Sana Budaya’.
Bron: Wereldjournalisten