Werken bij de Koninklijke op Sumatra rond 1900Gepubliceerd op : 28 november 2011 - 4:55 pm | door Margaritha van Zuilen (Foto: Shell)
Margaritha van Zuilen duikt voor de Wereldomroep in de oude doos van het Expatriate Archive Centre in Den Haag. Na een studie geschiedenis en een baan bij de KLM, woonde Margaritha van 2003 tot 2008 in Frankrijk vanwege het werk van haar man. Tegenwoordig is ze vrijwilliger bij het Expatriate Archive Centre.
Het archief werd in 1992 gestart door een aantal vrouwen van Shell-personeelsleden in het buitenland. Sinds 2008 opereert het zelfstandig. Het archief verzamelt, behoudt en promoot bronnen van de algemene sociale geschiedenis van het expatleven en wil ze toegankelijk maken.
In het archief van Shell ligt een prachtig fotoboek over wonen en werken in Pangkalan-Brandan, aan de oostkust van Sumatra, eind 19de eeuw. De 'Koninklijke' was daar toen net begonnen met het exploiteren van de oliebronnen voor lampolie.
W. du Pon, later administrateur van Pangkalan-Brandan, heeft het boek gemaakt. Het geeft een beeld van het leven van de Nederlanders die voor de Koninklijke werkten. Pangkalan Brandan, in het Noordoosten van Deli, was een klein vissersdorp totdat in 1892 werd begonnen met de exploitatie van de oliebronnen.
Gevaren
In het begin was het een afgelegen onderneming en was het er ook niet ongevaarlijk. Regelmatig waren er aanvallen van Atjehers. Ter bescherming van het personeel werd een 'benteng' aangelegd, een versterking van hout en stonden er 20 gewapende politiemannen klaar. Een ander gevaar waren tijgers. De huizen hadden speciaal daarvoor daarvoor planken aan de zijkanten.
In het boek staat ook een foto van de brandput voor benzine. 'We hadden er geen emplooi en geen markt voor! Om het gevaarlijke goedje onschadelijk te maken, stond er niet anders op dan het te verbranden. De rookkolommen waren 5 jaar lang een baken voor de schepen.' Hoe ironisch dat benzine later het belangrijkste product zou worden voor de Koninklijke.
Theebezoek
Van de allereerste expats waren de meesten ongetrouwd. Sterker nog, aanvankelijk hadden de meeste maatschappijen aan de oostkust zelfs een trouwverbod. Wel werd er van alles georganiseerd, van een toneelclub tot een kegelbaan.
Voor de weinige getrouwde stellen werden af en toe 'deftige theebezoeken' georganiseerd. Volgens du Pon waren de bezoeken - rond borreluur - aanvankelijk veel gezelliger, omdat ook ongetrouwden werden toegelaten. Later veranderde dat. 'De soos is veel deftiger en niet meer zo gemoedelijk als in het begin. Men zit in verschillende kringetjes, die een afspiegeling zijn van de positie van de betrokkenen.'
Koelies
In Pangkalan Brandan werkten ook 400 koelies, die natuurlijk allemaal onderdak moesten hebben. In het begin waren ze erg slecht behuisd, maar in 1912 werd begonnen met de aanleg van de javankampong. Aanleiding was de afschaffing van de Poenale Sanctie uit 1880: die gaf werkgevers het recht om de koelis naar eigen goeddunken te straffen.
Het terrein werd van wegen voorzien en de koelies kregen een kaveltje van 30 x 30 meter om te wonen en een erf aan te leggen. Een vlag op een modderschuit, vond du Pon: 'daar hoort een weg voor de bloote voeten die hem beloopen.' De kampong leek volgens hem op 'een villawijk voor den kleine burgerman'.
Ontwikkeling
Om vanuit het noorden van Sumatra naar Medan te reizen, werd gebruik gemaakt van het smalspoor van de Deli maatschappij (verbouw van tabak). 'Alleen het personeel van de Deli maatschappij mocht de trein aan de stations laten wachten, wanneer zij niet op tijd waren doordat zij zich met mandiën wat verlaat hadden of de boy de knoopjes in de schone jas toetoep vergeten had!
Door de ontwikkeling van Deli werden de kleine nederzettingen stadjes. Van een europese nederzetting groeiden ze uit tot een stad, om een centrum dat door de chinese kedei's (winkeltjes) gevormd werd. De chinezen die al op Sumatra woonden, waren er snel bij om een winkeltje te beginnen in een nieuw stadje.
Hotelletjes
Meer contact met de buitenwereld zorgde ook voor de opkomst van hotelletjes, vaak in het centrum waar de kedei’s stonden. Ondanks het trouwverbod, verhuurden de meeste hoteleigenaren toch kamers voor twee personen.
Maar toen er meer auto’s kwamen, verdwenen de hotelletjes en met hen ook 'de typische klasse van mislukkelingen in de Deli-cultures en andere bedrijven, die meestal nog een bestaantje vonden als beheerder van die logementjes.'
Huisdier
Broodbakker Amat, die zijn winkel had in de hoofdstraat van Pangkalan Brandan, was een Bengalees, die een deel van zijn winkel had ingericht als biljartzaal. Hij had een koe als huisdier, die vrij rondliep. Het beestje kwam op de gezelligheid af in de biljartzaal af, waar zij zich zeer 'amikaal tegen de gasten gedroeg, zodat je haar weleens opzij moest duwen als je aan de beurt was.'
Een bekende straat in Pangkalan Brandan was de Djalan Baroe, ookwel Djalan Baboe genoemd. De baboe’s kwamen hier ’s middags wandelen met hun oppaskinderen en dat was dé gelegenheid om nieuwtjes en geheimen uit de wisselen. Veel (ongetrouwde) employés kwamen dan ook graag hier wandelen, omdat de baboe’s een goede bron waren voor de geheimen van de maatschappij.
Koninginnedag
Net als nu werd in die tijd ook elk jaar Koninginnedag gevierd door de Nederlanders in het buitenland. In 1912 organiseerde Du Pon het feest. Normaal gesproken werd de verjaardag van Koningin Wilhelmina gevierd in de soos, voor rekening van de maatschappij. Maar Du Pon besloot na overleg met zijn vrouw om een soiree te houden bij hem thuis en voor eigen rekening.
Door het bij hem thuis te vieren, kon hij namelijk alle werknemers uitnodigen. Dat was in de jaren ervoor niet gebeurd, omdat de administrateurs vóór hem een classificering hadden ingevoerd, 'waardoor slechts een kleine groep waardig werd geacht op de recepties van den administrateur te mogen verschijnen.'
Terug
In april 1913 zat het erop voor Du Pon in Pangkalan Brandan. Hij vertrok aan boord van de ss Grotius naar Nederland, na 22 jaar in Indië te hebben gewerkt. Uit het fotoboek blijkt dat hij wel een keer is teruggeweest, in de jaren '20. 'Het oude Pangkalan Brandan is verdwenen', schrijft hij.
'Als jonge primitieve nederzetting, waar iemand ook de gelegenheid had, om naast alle ongemakken, ook wat te beleven en de goede kant van iemand te ontplooien. Daarvoor is een ander Pangkalan Brandan in de plaats gekomen; een modern indisch stadje met de allures van een afgelegen hollandsch dorpje, eentonig, vervelend en gemakszuchtig.'
Bron: De oostkust van Sumatra; pangkalan-Brandan 1891-1898/1911-1913, W du Pon 1948. Fotoboek te vinden in het Shell archief.
RNW