Dennis l'Ami Schrijver en ontwerper
.
29 april 2012
Indië verloren, Hollandsche arrogantie geboren
Een officieel excuus aan de Molukkers die in de jaren 50 als KNIL-militairen naar Nederland werden gehaald om direct te worden ontslagen, zou meer dan op zijn plaats zijn
Van de prachtige VPRO-serie Van Dis in Indonesië zal me, naast alle prachtige gesprekken, portretten en uitstekende commentaar van Adriaan Van Dis, vooral het ongemakkelijke (gedeelde) verleden bijblijven. Veel was er al bekend: de uitbuiting, de verdeel en heers-politiek. De Japanners die de orang belanda terug naar Europa stuurden, de Molukse zaak die nooit fatsoenlijk is opgelost (Emile Roemer refereerde er vorige week naar), de politionele acties. Van Dis heeft het op meesterlijke wijze in beeld gebracht en verweven met zijn persoonlijke geschiedenis.
Één uitzending trof me tot nu toe het meest. Het was de aflevering waarin werd gesproken over de financieel-economische afhandeling van de Indonesische onafhankelijkheid. De status van meest bevoorrechte handelspartner werd bedongen en voorts werd vastgehouden aan Nieuw-Guinea, dat nadien tot ‘model-kolonie’ werd verheven – met onder andere het beste ziekenhuis in de regio. Dit viel allemaal onder het zogenaamde FINEC-akkoord. Drees wilde zelfs compensatie voor de politionele acties, maar dat werd terecht gedwarsbomd door VN-ambassadeur Cochran. Het werd een akkoord dat met de beste wil van de wereld geen redelijke overeenkomst genoemd mag worden: Het was alsof Duitsland na de oorlog de Waddeneilanden mocht houden en haar bedrijfsleven de economische wederopbouw mocht uitvoeren. De miljarden, die Indonesië in de jaren 50 betaalde aan haar voormalige kolonisator, leverden zo een belangrijke bijdrage aan de Hollandse wederopbouw.
De te verwachten ontevredenheid aan Indonesische zijde groeide onder Soekarno. De halsstarrige houding van Nederland inzake Nieuw-Guinea resulteerde eind ‘57 in de grootschalige onteigening van Nederlandse bezittingen. De Indonesische betalingen, overeengekomen in het FINEC-akkoord, werden stopgezet en nationalisatie van bedrijven werd een feit. Een schadepost die volgens toenmalig minister van buitenlandse zaken Luns werd geschat op zo’n 4,5 miljard gulden.
Pas veel later, in 1966, werd de kwestie onder Soeharto uitgepraat en geschikt. Er werd afgezien van alle vorderingen die samenhingen met de Indonesische souvereiniteit. In plaats daarvan zou Indonesië een compensatie betalen van 600 miljoen gulden, volgens Luns ‘edelmoedigheid van Nederland.’ Vanaf 1973 betaalde Indonesië dit bedrag in dertig jaarlijkse termijnen af.
Bovenstaande is algemeen bekend, beschreven en vastgelegd in de canon van de Nederlandse geschiedenis. We nemen het voor kennisgeving aan en gaan over tot de orde van de dag. Toch valt er nog heel wat recht te zetten om zo de gevoelens van achterstelling en vernedering weg te nemen. Het is, ook zoveel jaar na dato, nog steeds van de zotte dat Indonesië heeft moeten boeten voor haar onafhankelijkheid. Zou dit niet andersom moeten zijn? Een land valt een ander land binnen, zet het lokale volk aan het werk onder vaak erbarmelijke omstandigheden, stuurt de winsten, die daaruit voortvloeien, linea recta terug naar het moederland en eist compensatie op het moment dat dat wordt gedwarsboomd: een krankzinnige situatie! Nederland had Indonesië moeten compenseren voor eeuwenlange economische exploïtatie. Het zou een hoop good-will hebben opgeleverd en een welvarender economische partner dan nu het geval is.
Want stelt u zich eens voor, een Mozambiquaanse gasmaatschappij die Slochteren exploïteert en de winsten direct terug laat vloeien naar Afrikaanse bodem. En dat, op het moment dat Nederland dat eindelijk stop weet te zetten Mozambique compensatie eist voor ‘geleden schade.’ Nederland zou te klein zijn, en terecht! De in 2001 opgerichte stichting Het Gebaar, die voormalige geïnterneerden in Japanse kampen tijdens de Tweede Wereldoorlog, keerde per persoon €1.822 uit. Het ging hierbij om mensen die Nederlander waren of waren geworden.
De oproep die Emile Roemer afgelopen zondag deed, om een officieel excuus aan te bieden aan de Molukkers die in de jaren 50 als KNIL-militairen naar Nederland werden gehaald om direct te worden ontslagen, zou meer dan op zijn plaats zijn. Het past in het bovenstaande pleidooi voor een empatischer houding van Nederland tegenover zijn voormalige kolonie en de zo’n 800.000 Nederlanders met Indische, dan wel Molukse wortels.
Dit artikel verscheen eerder op het blog van Dennis L'Ami.
Joop.nl