Indonesië
Wilt u reageren op dit bericht? Maak met een paar klikken een account aan of log in om door te gaan.

Indonesië

Informatie- en nieuwsforum over Indonesië en Nederlands-Indië
 
IndexLaatste afbeeldingenRegistrerenInloggen

 

 12-03-1992 / Indië verloren, rampspoed geboren

Ga naar beneden 
AuteurBericht
wu

wu


Aantal berichten : 6613
Registratiedatum : 08-12-08

12-03-1992 / Indië verloren, rampspoed geboren Empty
BerichtOnderwerp: 12-03-1992 / Indië verloren, rampspoed geboren   12-03-1992 / Indië verloren, rampspoed geboren Icon_minitimedo 10 dec 2009 - 14:55

I


12-03-1992 / Indië verloren, rampspoed geboren 4138430694_29e57f438e


Indië verloren, rampspoed geboren

Vijftig jaar geleden capituleerde Nederlands-Indië voor de Japanners. Daarna was het uit met de koloniale tijd. Ons Indië leeft alleen nog voort in de literatuur. Uitgevers en boekhandelaren spannen zich tijdens de net begonnen Boekenweek in voor de 'Indische letteren'. Heeft dat nog zin?

door L. Oomens


Rotterdam - In deze Boekenweek kijken de Nederlandse uitgevers terug naar Indië. Dat gebeurt via herdrukken, zowel van klassieke boeken als De stille kracht van Couperus, als van Rubber van Székely-Lulofs en Ot en Sien in Nederlandsch Oost-Indië.

Daarnaast zijn er veel boeken waarin de schrijvers in het reine proberen te komen met het nieuwe Indië, met Indonesië dus, of omdat ze er een verleden in terugzoeken of zomaar uit nieuwsgierigheid.

De Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) beraadt zich inmiddels over de vraag of een dergelijke Boekenweek nog wel zin heeft en of zo'n thematische opzet ook in de toekomst nog bruikbaar is. We kunnen de vraag toespitsen op het thema van dit jaar: heeft een Boekenweek gewijd aan de 'Indische letteren' zin?
Op 8 maart was het vijftig jaar geleden dat Nederlands-Indië capituleerde voor de Japanners. Daarna is het nooit meer 'ons Indië' geworden. Het was uit. Over niet zo heel veel jaren meer is iedereen verdwenen die nog een directe herinnering bewaart aan de Nederlandse samenleving in de Oost.
Wat is dan nog de betekenis die Indië heeft voor onze literatuur? Eerst maar een makkelijk antwoord.


Max Havelaar
Zonder Indië was de Max Havelaar niet geschreven. En Couperus is zonder zijn Indische achtergrond niet goed denkbaar. Behalve De stille kracht zijn ook Boeken der kleine zielen en Van oude mensen de dingen die voorbijgaan geworteld in de samenleving van oud-Indische ambtenaren. Dan is er nog Du Perrons Land van herkomst.
Dat zijn hoogtepunten in onze literatuur van de laatste anderhalve eeuw. Daaromheen is er een hele stroom verhalen waarvan de kwaliteit hoog genoeg is om ons er niet voor te schamen: van schrijvers als Hella S. Haasse, Daum, Vuyk, Dermoût, Nieuwenhuys en Tjalie Robinson. En er is ook nog een buitencirkel van vertellers als Friedericy, Fabricius, Székely-Lulofs en nog heel veel anderen.
De winst van deze Boekenweek is dat die geleid heeft tot herdrukken van een paar van die prachtboeken, met als uitschieters de Brieven van Walraven en het Verzameld werk van Vincent Mahieu (Tjalie Robinson).
Toch heeft journalist en schrijver Rudy Kousbroek wel eens betoogd dat de 'Indische letteren' eigenlijk niet bestaan, tenminste niet als genre waarin onze samenleving zijn verhouding tot die voormalige kolonie reflecteert. Inderdaad ontbreekt er nogal wat aan onze koloniale literatuur. Zo heeft een onderzoekje (van Cottaar en Willems) uitgewezen dat er maar een heel stereotiep beeld wordt gegeven van de Indo-Europeanen in Indië. Maar geldt dat ook voor schrijvers als Nieuwenhuys, Vuyk, Dermoût en Mahieu?
Van diep-ingrijpende ervaringen en gebeurtenissen als de internering in de Japanse kampen, of van de politionele acties, zijn verslagen geschreven, ook emotioneel geladen herinneringen, maar een literaire verwerking van deze gebeurtenissen is er nauwelijks.


Verschrikking
Daar verandert de nieuwe stroom boeken over Indië niet veel aan, evenmin als Jeroen Brouwers' Bezonken rood. Kousbroek signaleert overigens in de meeste verhalen over Japanse kampen een heel gebrekkig vermogen om het ondergane leed in perspectief te zien. In veel verslagen, ook in het boek van Brouwers, wordt de verschrikking van het jappenkamp gelijkgesteld aan die van de Duitse concentratiekampen. Kousbroek echter vergelijkt simpel de sterftepercentages: in Japanse kampen lag dat op 6, in Bergen-Belsen op 70. Hoewel het heel moeilijk is andermans lijden te wegen, is zo'n vergelijking veelzeggend.

Ook de politionele acties zijn in onze literatuur nauwelijks doorgedrongen. W.F. Hermans' boek Ik heb altijd gelijk laat iets zien van de morele desoriëntatie die Lodewijk Stegman daarbij opliep. Maar hij is toch een te bijzonder geval, iemand die ook zonder zijn ervaringen in Indonesië wel ontspoord zou zijn.
Op de politionele acties heeft lang een taboe gerust dat door de literatuur niet werd verbroken. In onze literatuur over Indië is de beeldvorming van ons eigen optreden daar gestagneerd. Deze literatuur is daardoor een dode vijver geworden.
De massale aandacht die tijdens de Boekenweek weer wordt gevraagd voor Indië, en daarmee ook voor Indonesië, biedt echter een kans. De kans op herbezinning. Het koloniale verleden, de kampen, de politionele acties, het verlies van Indië hebben in onze samenleving een trauma achtergelaten dat het ons ook moeilijk maakt een objectief oordeel te hebben over het nieuwe Indonesië, over Sukarno, over Suharto.

Zelfs onze motieven om juist wel of juist niet ontwikkelingshulp te geven aan Indonesië worden daardoor vertroebeld. De boeken van Jacob Vredenbregt, die hierover ook het laatste woord niet heeft gesproken, geven een aanzet voor een discussie over dat nieuwe Indonesië. Het is tijd voor een historische herwaardering.
Het rumoer rond de geschiedschrijving van L. de Jong over Indië in de oorlog laat zien hoe emotioneel geladen, hoe traumatisch de herinneringen nog zijn en hoe moeilijk het is een afstandelijker beeld te accepteren. Rudy Kousbroek schrijft al jaren over Indië, over Japan en de kampen en over het naspel van de oorlog in Indië. Wat hij keer op keer probeert, is te laten zien dat het beeld dat bij ons gangbaar is, niet deugt en moet worden bijgesteld.

Ter gelegenheid van deze Boekenweek zijn al die krantestukken gebundeld in Het Oostindisch kampsyndroom (Meulenhoff, ƒ 49,90). Op de achterkant van dit boek zien we hem als kleine jongen tussen baboe en kebon. Maar Kousbroek was in wezen geen 'Indische jongen'. Hij was een totok, en dus een buitenstaander, ook al bracht hij zijn jeugd in Indië door.


Verwijt
Daarom is hem wel verweten dat hij geen echt begrip heeft voor wat er omging in de Indische samenleving. En dat is waarschijnlijk ook wel zo. En misschien zijn daardoor Kousbroeks opvattingen ook wel niet helemaal geldig.

Zo miskent hij met zijn uitspraak over de Indische letteren, die niet zouden bestaan, de betekenis van de verhalen van Rob Nieuwenhuys en Vincent Mahieu, waarin nu juist wel een reflectie van ons koloniale verleden te zien is, evenals in de verhalen van Beb Vuyk en Maria Dermoût.
Het belang van zijn stukken over Indië zit echter niet in de feitelijk juistheid van elk van zijn beweringen. Dat belang schuilt in zijn koppige wil om vragen te stellen bij de algemeen gangbare voorstelling die we hebben van Indië. Op die vragen moeten misschien andere antwoorden worden gegeven dan Kousbroek doet, maar vragen moeten worden gesteld.
Misschien krijgen we dan ook meer inzicht in wat er omging in de mensen in Indië, in hun motieven om, na de soevereiniteitsoverdracht, Indonesiër te willen worden, of juist naar Nederland terug te keren, of om eerst voor Indonesië te kiezen en een paar jaar later alsnog, met hangende pootjes, naar Nederland te gaan.
Misschien begrijpen we ooit wat het betekende voor de Indische mensen met hun vele kleurschakeringen tussen heel donker en heel licht dat een meisje over haar nichtjes kon zeggen: "Jammer ja tante, dat ze zo donker zijn!" (Rob Nieuwenhuys, Vergeelde portretten).

Het is een uitspraak die een wreed vervolg lijkt te krijgen in het raadselachtige verhaal dat Beb Vuyk vertelt over een kapitein die niet begrijpt dat zij en haar man in Indonesië willen blijven, niet als 'inlander', maar als Indonesiër.
En die, als zij hem vraagt: "Wat hebt u tegen die zwarten, kapitein, u bent zelf toch ook zwart?", losbarst in een woedende klacht, waarin alle tegenstellingen die in de koloniale samenleving hadden geheerst naar buiten komen. "Hij vatte het vel van zijn onderarm tussen duim en wijsvinger en schreeuwde, maar niet naar mij, met het hoofd ver naar achter geworpen het heelal toekrijsend: Dit zwarte vel, mijn eigen vel dat ik zou willen afscheuren. Het is de Aziaat in mijzelf die ik haat."
Misschien begrijp ik dan ook waarom dat rijmt met een klein verhaaltje in Ot en Sien in Nederlandsch Oost-Indië, waarin je op de plaatjes van Jetses geen enkel bruin kindje ziet dat met de twee dikkerdjes wil of mag spelen.
Maar de kleine Sien zingt van 'Marianneke zo zwart als roet'. Nee, zegt moeder, het is 'Moriaantje'. En dan komt er een heel verhaal over zwarte kinderen die in Afrika wonen. Bah, zegt Sien, wat vies, waarom wassen ze zich niet? Nee, zegt moe, hun vel is zwart, maar ze zijn wel heel schoon en ze hebben heel weinig kleren aan. Dat lijkt Ot ook wel wat, maar dat mag niet, want de stakker zou kou kunnen vatten. Maar Ot wil toch neger worden en daarom smeert hij zijn gezicht in met roet.

Zouden Ligthart, Scheepstra en Jetses hebben gewéten dat dit een raar verhaal is?
Terug naar boven Ga naar beneden
https://indonesie.actieforum.com
wu

wu


Aantal berichten : 6613
Registratiedatum : 08-12-08

12-03-1992 / Indië verloren, rampspoed geboren Empty
BerichtOnderwerp: Re: 12-03-1992 / Indië verloren, rampspoed geboren   12-03-1992 / Indië verloren, rampspoed geboren Icon_minitimedo 10 dec 2009 - 14:57

II

Gewone Indische jongen zonder heimwee

L. Oomens

12-03-1992 / Indië verloren, rampspoed geboren 4138430746_67f8797fe2_m
Rob Nieuwenhuys met achter zich een zwart-wit masker van de wayang topèng: "Dat ben ik", zegt hij, "van buiten wit, zwart van binnen." Foto Paul Bergen.


Amsterdam – Hij wordt de nestor van de Indische letteren genoemd. Die erkenning doet hem zichtbaar plezier, maar hij brengt een nuancering aan.
“Ik heb in het woordenboek opgezocht wat de precieze betekenis is van nestor. Daarmee wordt een wijs en eerwaardig grijsaard bedoeld. Nu ja, grijsaard, dat klopt. Ik ben ook al bijna 84 jaar oud, dus dat mag ook wel. Maar eerwaardig en wijs ben ik niet. Ik ben nog steeds maar een gewone Indische jongen.”
Die gewone Indische jongen, dat is Rob Nieuwenhuys. En de nestor van de Indische letteren is hij zeker. Naast vele publicaties, waarvan zijn fotoboeken van het oude Indië wel het meest bekend zijn, verzorgde hij al weer jaren geleden een prachtig overzicht van wat Indië voor onze literatuur heeft betekend. Oost-Indische Spiegel, noemde hij het boek.
Die spiegeling, als het Indische tegenbeeld van het blanke, het Hollandse, komt terug in de kijk van Nieuwenhuys op zichzelf. In zijn werkkamer wijst hij op een masker uit de wayang topèng, waarvan de ene helft van het gezicht donker is en de andere helft lichter is gekleurd. “Dat ben ik”, zegt hij, “wit van buiten, zwart van binnen.”
“Mijn kinderjaren in Indië hebben mijn blik, mijn gevoelsleven, bepaald. De overweldigende natuur, die anghker, magisch bezield is. De verhalen die mijn oude baboe mij daarover vertelde. Haar armen om mij heen als ik in haar schoot zat, haar liefkozingen, haar geur.”
“Ja, die sensualiteit van geuren. Intimiteit uitte zich vooral in het opsnuiven van iemands geur, niet in kussen. Mijn oude baboe snoof mij op! Ook door haar zijn mijn vroegste sensaties verbonden aan geuren.”
En dan de taal. Wanneer hij vertelt gebruikt Nieuwenhuys niet alleen Maleise woorden, maar bijna elke zin wordt verlevendigd met typische Indische klanknabootsingen en gebaren. “Ik kan mij niet anders uitdrukken”, zegt hij. “Zelfs mijn boodschappenlijstjes schrijf ik in het Maleis: vier djeroeks, een ketimoen… Ik ben in 1952 naar Nederland gekomen, maar ik moet nog steeds mijn best doen om mij ‘op zijn Hollands’ uit te drukken. Geen lol !”
Van nostalgie naar tempo doeloe wil hij echter niet weten. “Ik zou nooit meer in het Indieë van toen willen leven. Dat was bepaald geen ideale samenleving. In de teksten bij mijn fotoboeken laat ik dat ook merken. Die zijn nu en dan heel kritisch.”
“Ik heb geen heimwee naar die tijd, maar ik heb zoals iedereen heimwee naar de wortels van mijn bestaan, naar de beelden, de geuren, de taal van mijn jeugd. Van dat Indië droom ik elke nacht.”
Als geen ander heeft Nieuwenhuys gevoel voor de ingewikkelde verhoudingen die er in Nederlands-Indië heersten. “Je had er de inlandse samenleving, met zijn fijne onderscheidingen in hoog en laag tussen de verschillende standen, maar ook in de posities binnen een familie. Dat kon je horen in de taal en dat kwam naar voren in de omgangsvormen.”
“Daarnaast had je natuurlijk de Europeanen met hun gevoel van superioriteit. En daartussen de Indische mensen, mensen die er geboren zijn, et Europees, maar doorgaans met gemengd bloed.
“Om het nog gecompliceerder te maken, je kunt er van uit gaan dat voor 1920 alle daar wonende blanken ‘verindischten’. Er waren daar nu eenmaal heel weinig Europese vrouwen, dus vrijwel iedere Hollander had een Indische vrouw, een njai, een concubine dus. Soms trouwden ze wel, soms ook niet, maar werden wel de kinderen geëcht, soms ook dat niet.”
Het onderscheid tussen blank en bruin in de sociale verhoudingen kon dus nooit strikt worden toegepast, hoezeer dat ook tot norm werd verheven. Alle prachtige Hollandse namen zoals Palm, Van Vollenhoven Ament, of Franse namen als De Sablonnière of Brétancourt ten spijt.”
Daar stond weer tegenover dat de totok, de volbloed Europeaan, door de Indische gemeenschap met een zeker dédain werd bekeken als iemand die niets van het land e de mensen begreep en ook nooit echt zou kùnnen begrijpen.”

Hoe ingewikkeld die verhoudingen konden zijn, blijkt uit een jeugdherinnering die Nieuwenhuys vertelt. “Mijn Indische moeder was opgevoed door haar Javaanse grootmoeder. Ze sprak heel goed Javaans. Ik niet. Ik sprak alleen Maleis.”
Mijn baboe heette Nènèk Tidja. Nènè betekent oude vrouw en ook grootmoeder. Mijn moeder en Nènèk Tidja spraken Javaans met elkaar. Nènè Tidja runde het hele huishouden als een dictator. Ze ontsloeg andere banoe’s als dat haar zo uitkwam, zonder enig overleg met mijn moeder of mijn vader,, die een echte totok was. Zij was de baas.

Soms kregen mijn moeder en mijn baboe ruzie, vooral over mijn opvoeding. Maar Nènè Tidja had dan altijd het laatste woord, want zij was ouder dan mijn moeder en dus hoger in rang! En mijn moeder, die toch haar werkgeefster was, accepteerde dat.”
Over zijn jeugd in Indië heeft Nieuwenhuys een boek in voorbereiding. Het was al aangekondigd voor dit voorjaar, maar het zal pas in de herfst verschijnene/ “Vroeger schreef ik twee a-viertjes op een dag, nu schrijf ik nog maar een a-viertje in zes dagen.”

In zijn boek, dat Sinjo Robbie gaat heten, vertelt Nieuwenhuys meer prachtige verhalen over het land van zijn jeugd dat hem voor altijd ‘een Indische jongen’ maakte. Zo worden die verhalen niet meer verteld!



AD, donderdag 12 maart 1992
Terug naar boven Ga naar beneden
https://indonesie.actieforum.com
 
12-03-1992 / Indië verloren, rampspoed geboren
Terug naar boven 
Pagina 1 van 1
 Soortgelijke onderwerpen
-
» Indië verloren, rampspoed geboren?
» Column: Indië verloren, rampspoed geboren
» Indië verloren, Hollandsche arrogantie geboren
» Kunst uit een verloren paradijs
» een verloren generatie: jongere werklozen

Permissies van dit forum:Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
Indonesië :: Berichten :: Geschiedenis-
Ga naar: