Een andere keer leerde onze vriend Adriaan fietsen op de fiets van Pa, ook in de middaguren, daarvoor betaalde hij echter huur: één kwartje tot "kèn-al". Adriaan ramde een toekan sajoer en morste twee millioen boontjes op straat, die wij moesten oprapen, want de sajoerman ging zo lang op de fiets zitten.
Daarbij had hij gedreigd dat de eventueel door het verkeer vermorzelde boontjes nog in rekening gebracht zouden worden, zodat één van ons midden op straat moest staan en het verkeer om leiden, soms met gedreig, soms met gesoebat en soms met harakiri-fatalisme door pal op straat te blijven staan ook al belde die deleman-kerel nog zo hard. En ik geef je op een briefje dat het verduiveld veel boontjes waren. En je kon er niet eens stiekem van snoepen ook.
Het kwartje was overigens een eyeopener voor een gulden tijd.
Daarna leurden we vele middagen met Pa's fiets rond bij jongelui die nog niet konden fietsen en verhuurden vader's manègepaard voor vliegers, sigarettenplaatjes of ander speeltuig aan Europese vriendjes en voor geld of snoep aan Indonesische vriendjes. Ja eens zelfs voor een lief hondje, dat wij echter terug moesten geven vanwege de knoopjes op zijn buik, en toen tevredengesteld met een grote gummi bal met een gaatje om water mee te spuiten.
Maar ondertussen dronken wij stroop met toebehoren, aten ramboetan, koewé tjerorot en tai-koetjing tot onze buik krioek-krioek ging en voeren met het overzetvlot op Manggarai eindeloos heen en weer terwijl Mèstèrs progressieve jeugd met Pa's fiets op hard asfalt neerkletterde, in goten donderde of in petjombèrans (afwateringsputten) verzoop, schrammen en builen opliep per dozijn en schermutselingen voerde met gekrenkte wandelaars. Pa's fiets was werkelijk een diamant, voordelig en hard. Af en toe keek Pa wel een beetje verbaasd als er ergens een brokje lak of nikkel afgebladderd bleek, maar dat weet hij als gewoonlijk aan de snel achteruit gaande tijden.
Langzamerhand raakte deze gouden kwartjes leggende kip echter uitgeput en bovendien werden de fietsen goedkoper en algemener. Ook in de kampong konden we de fiets niet meer verhuren en trouwens op een goede dag hadden we opeens allebei een fiets. Het moet een krankzinnig koopje geweest zijn of Pa stond toevallig voor het Museum toen ze twee verouderde pronkstukken naar buiten smeten, want de merken waren volkomen onbekend, een Wanderer en een Bismarck.
Ze hadden een romantische geur van ridderharnassen of Damascener klingen of het Monsterkanon van Staalstad of zo, want het waren logge, loodzware klojangs, zonder een spoortje nikkel. Ze waren helemaal zwart gelakt en geteerd en konden zelfs niet roesten, zoals Pa trots beweerde. Als je thuis kwam en ze tegen de muur kwakte zeiden ze niet "brèng" maar "glongong" net als een zware oude gong; poetsen was niet nodig, goejoer met water was voldoende.
Maar we waren er zeer blij mee, want de fietslust was inmiddels zeer toegenomen in dat goeie ouwe Mèstèr. De fietsenhandel Sneep organiseerde regelmatig wielerwedstrijden naar Bogor en terug, waaraan vele deelnamen van allerlei ras, leeftijd en verstand. Eènmaal won nota bene één van onze kornuiten de eerste prijs, de kleine witblonde Kakèh de Bruin, een joch van maar een turf hoog tussen al die formidabele rijders waaronder echte Hollandse amateurwielrenners van de Jannencompie uit de tangsi.
Er werd veel reclame gemaakt voor La Francaise Diamant, een racekarretje als een droom met een prijs van een nachtmerrie, en we droomden allemaal ook van een racefiets. Intussen waren de jongelui uit dat roemruchte tijdperk van een veel practischer en radicaler hout gesneden en wie een racefiets wou hebben en maar een gewone fiets had, bouwde hem zelf om.
gingen handremmen en spatborden eraf, alsmede alle andere overbodige rompslomp en bagagedragers, standaard, en zo voort. Dan werd met behulp van een ijzeren stang het stuur bijgebogen net zo lang tot er een lekkere race-knik in zat. Dat stuur werd dan met binnenband netjes omwonden.
Dan gingen de veren van het mooie zadel af, dat verder smal en puntig omgebogen werd, eventueel met een prop opgestopt om nog een beetje zit te hebben. En tenslotte werd het normale rondsel verwijderd en vervangen door een zo klein mogelijk rondsel, nummer twaalf bij voorbeeld. Als het kon ook nog een zo groot mogelijk gear, om een geweldige versnelling te hebben. Remmen deed je wel door je hiel op het achterwiel te drukken en als het regende werd je natuurlijk van voor en achter bruin gechocolaad, maar dat stond toch ook wel djèm.
Er werd geraced om gek of minstens kapot van te worden, want met deze verkankelemiende karretjes moest je natuurlijk geen geintjes uithalen in het verkeer. Zelfs de sterkste fietsen schenen daar niet tegen te kunnen. Sander's Bismarck reed tenminste binnen een half jaar te barsten op zo'n lummel van een grobak. En dit leverde natuurlijk correcties op met de mattenklopper. "Nur durch Eisen und Blut....!" Bij die gelegenheid wilde Pa mijn fiets ook wel eens zien."Daar staat-ie toch!" "Wat? Die schuiftrompet?!" Waar of de spatborden waren en de kettingkast en de bel. En wat dat voor een cervelaatworst was in plaats van een stuur. Etcetera, etcetera. Pats! Doeng! Pèts! Ons fietserspad ging niet over rozen!
Met dat al waren we heel goede fietsenkenners. Onze reparaties tot banden plakken toe, deden we zelf. Toen later de electrische lampen in de mode kwamen, ontstond er een rage in het verzinnen van nieuwe effecten met spotlights, signaallampen, knipperlichten. Er werd geëxperimenteerd met dynamo's en lampen en vrijwel algemeen werd de combinatie Berko-lamp met Boschdynamo beschouwd als de ideale, de dynamo extra versterkt met hoefijzermagneten. Waarschijnlijk is de toenmalige populariteit van de Berko oorzaak geweest van het feit dat bij de kleine Indonesische man nu nog steeds elke electrische fietslamp bèrko heet.
Ook werd een soort claxon gefabriceerd door in een conservenbus een gaatje te boren en daar een stroef touw doorheen te halen, dat dan om de achteras geleid werd. Trok je dat koord span, dan knarste het touw en het geluid werd in de conservenbus versterkt tot een schrikaanjagend: "Bròòtt!" en voetgangers wierpen zich in doodsangst van de weg af.
Later kwam de wildere tijd, van het imiteren van Indianen- en cowboykunstjes op je fiets, het sikoeten (snijden) en het hard op elkaar inrijden om de kracht van je fiets te beproeven. Er werden cross-countries mee gereden, sawahs in en uit, kalihellingen af het water in en nog meer van die grapjes. Eerst toen werd een fiets een trouwe en moedige mustang, die alle vuurproeven met je doorstond. Hij ging mee op jacht in de rawa's en empangs achter Pesing tot de kust toe: wij gingen jagen op de fiets achter Bekasie. We maakten vakantietrips te fiets naar Bogor, Bandoeng en Pelaboean Ratoe. Er waren toen nog hele stukken weg ongeasfalteerd en je kreeg nogal eens bandenpech, maar je redde je zelf. We reden door stormen en door droge hitte, we sliepen op straat of in gardoehuisjes en die fietsen die sakkerden maar mee.
En toen zijn langzamerhand de motorfietsen opgekomen en werden de auto's goedkoper en goedkoper en toen was het uit met de pret. Jammer ja? De fiets was geloof ik de laatste schakel tussen onze blootvoetige vrijbuiterstijden en de gemechaniseerde, fatsoenlijke tijd van thans. Vaarwel dan, Vieze Kapotte Zwarte Mustang: gij waart mij dierbaarder dan de schoonste squaw van Gang Boentoe. Jaag fier en vrij op de eeuwige jachtvelden zonder bromding aan Uw staart. Uw beeltenis blijve bewaard in de wigwam van mijn hart tot mijn haren wit en mijn tanden rontok. Howgh!
Verklarende woordenlijst:
tangan panas = ongelukshand in tegenstelling met tangan dingin = gelukshand
ang sioe hie = rode, hete, Chinese spijs
kolong = holte of gat onder iets. kolong van de fiets = opening in het frame
goeloeng = oprollen. De badjing (het klapperrotje) wordt in Indonesië gehouden in een rolkooi van gaas
Bang, awas bang = man pas op man!
Noempang Neng, noempang = opzij lieve vrouw, opzij!
nènèk mojang = voormoeder (in vulgair gebruik)
sambal goreng ikan = gepeperd visgerecht
tanggoeng = gegarandeerd
koeda kèpang = dans met houten paardjes
dapet = beet
mata melotot = uitpuilende ogen
tjientjao = gelatine-achtige drank, aftreksel van bladeren, zeer verkoelend
tahan speda = fiets aanhouden
mana bisa, sapa poenja salah! = hoe kan dat; wiens schuld is het
korèk - peuteren, wroeten
soekoe = halve gulden
toekang sajoer = groentenboer
deleman = soort dogcar
Mèstèr - Meester Cornelis, het huidige Djatinegara
klojang = lomperd (jargon)
goejoer - stortbad
tangsi = kazerne
djèm = afleiding van djempol = duim-op! geweldig
rontok (van tanden) = uitvallen
Uit: Piekerans van een straatslijper
Auteur: Tjalie Robinson