Misschien staat het elders al op het en misschien is dit al overbekend bij zowat een ieder.
Maakt niets uit. Beter teveel tempe en tahu als te weinig terasi... Huh? Waar slaat dit nu weer op?
Kortom: Voor eens en altijd..... uit de WIKIPEDIA.
EH.... vragen of opmerkingen hierover? U gelieve zich linea recta tot WIKIPEDIA te richten. Ben slechts een postbode op blote poten en stinkend naar de petis en terasi.
====================================
Indische Nederlanders
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Indische Nederlanders zijn Nederlanders van Indische afkomst. Tot de Indische Nederlanders behoren niet alleen de mengelingen oftewel de Indo-Europeanen maar ook de volbloed Europeanen/Nederlanders (totok) die in Nederlands-Indië zijn geboren of generaties daar zaten.
In dit artikel worden hoofdzakelijk de Indo-Europeanen besproken.
De term Indo, afkorting van Indo-Europeaan, maar ook Indisch of Indische, afkorting van Indische Nederlander, wordt steeds vaker als bijnaam gebruikt vooral door mensen van Indisch Nederlandse (Indo-Europese) afkomst.
De huidige Indo-Europeanen worden in de volksmond Indo's genoemd maar door onwetendheid (Persoonlijke noot editor: Ik noem het gewoon G O B L O K, T O L O L wegens gebrek aan interesse van de historie van een land dat tig-jaren tijd een kolonie is geweest) vaak verward met Indonesiër.
Ten tijde van het Nederlandse koloniale bewind in het huidige Indonesië werd de term Indo-Europeanen gebruikt om de nakomelingen uit relaties tussen blanke (Nederlandse/Europese) mannen en inlandse (Indonesische) en Aziatische vrouwen aan te duiden, die een deel uitmaakten van de Europese groep/samenleving in Nederlands-Indië.
Omstreeks 1940 leefden naar schatting 170.000 tot 200.000 Indo-Europeanen in Nederlands-Indië. De huidige Indische Nederlanders (Indo-Europeanen) zijn hier grotendeels nakomelingen van. Vele ook op Nederland georiënteerde Indo-Europeanen zijn niet meegeteld in deze schatting, omdat ze niet bestonden voor de burgerlijke stand. Een nog grotere groep met gemengd bloed is het aantal Indonesiërs met een Europese voorvader die in 1940 al waren opgegaan in de Indonesische bevolking. Indonesische wetenschappers schatten dat 1 miljoen mensen in hun land ook Europese voorouders hebben.
In Nederlands-Indië waren de Indo-Europeanen geen homogene groep. Ze waren divers qua afkomst, achtergrond, stand, opleiding en zelfs uiterlijk, "cultureel-maatschappelijk een uiterst heterogene, rijkgeschakeerde, diffuse groep".
Oorsprong van de termen Indo Europeaan en Indische Nederlander
Het woord Indo-Europeaan werd vanaf de negentiende eeuw gebruikt. Het voorste deel Indo is afgeleid van het Griekse Indoi dat Indië betekend en op zijn beurt weer afgeleid is van Indus. Indo-Europeanen zijn nazaten van Europeanen die in Indië woonden. Indo is dus niet afgeleid van Indonesië, deze term werd in 1850 door James Richardson verzonnen en vanaf 1900 in academische kringen buiten Nederland en door Indonesische nationalistische groeperingen gebruikt, voor die tijd komt het begrip Indo-Europeaan al voor in de literatuur.
Indische Nederlander werd als term voor het eerst gebruikt door Th. R. Landouw. In 1916 richtte deze de Indische Democratische Partij op. Hij vreesde dat een deel van de Indo-Europeanen zich zou afkeren van de blanke Nederlanders en zou opgaan in de Indonesische bevolking. De rijkere in Nederland opgeleide Indo-Europeanen zoals hijzelf, voelden zich echter niet meer verbonden met de minder bedeelde broeders. De bedoeling van de oprichters was de Indo meer bij de Nederlandse cultuur te betrekken. Landouw wilde voortaan spreken van Indische Nederlanders. Voorzitter B.W. van de Kamer wees het voorstel Indo's en Totok's (volbloed Nederlanders) onder één noemer te brengen echter af.
De woorden Indische en Nederlander in die volgorde kwamen wel voor in boeken geschreven door buitenstaanders voor die tijd, echter is het de vraag of het hier ging om een term en of het ging over Indo-Europeanen.
De term Indische Nederlander dook eind 1933 weer op bij de Indische NSB. Volgens de NSB moest blank niet letterlijk worden opgevat maar in de betekenis 'zijnde van westerse cultuur'. Om te benadrukken dat volbloed Nederlanders en Indo's gelijk waren verving men Indo-Europeaan met Indische Nederlander. De term Indo werd als denigrerend ervaren en had afgedaan. Niet evenwel voor het bestuur van het Indo-Europeesch Verbond. Dat verzette zich tegen elke poging om de term Indo-Europeaan vervangen te krijgen en het IEV om te dopen in Indisch-Europeesch Verbond. Met regelmatige tussenpozen stond het onderwerp op de congresagenda, om telkens te worden afgewezen. Voorzitter De Hoog beschouwde de naam Indo als erenaam. "Wij zijn bruine Nederlanders stelde hij trots".
In 1933 verbood door invloed van het nazisme de NSB alle gemengde seksuele relaties tussen blanken en niet blanken en werd de ideologie van de raszuiverheid ingevoerd, dit betekende de afkeer van de Indo's van de Indische NSB en het einde er van. De term Indo won weer aan populariteit ten koste van Indische-Nederlander.
Na de soevereiniteitsoverdracht in 1949 kwam de juridische term Europeaan te vervallen en werd het vervangen door Indische Nederlander. Doordat de situatie voor de Indo-Europeanen in Indonesië slechter werd wou een aanzienlijk deel weg. Door onvrede over de afwachtende houding van Nederland wenste men niet meer als Indisch aangeduid te worden maar slechts als Nederlander, omdat Indisch niet meer relevant was en als stigmatiserend werd ervaren.
Mede dankzij Tjalie Robinson won het woord Indo na de tweede wereldoorlog weer in populariteit hoewel Indische Nederlander ook nog regelmatig gebruikt wordt.
Andere termen
• Blauwe: Indo-Europeaan, de oorsprong is een punt van twist. Werd en wordt gebruikt als scheldwoord en geuzennaam.
• Petjoe(k): Indo-Europeaan, scheldwoord, oorspronkelijk Javaans voor Aalscholver.
• Kleine Boeng: minder bedeelde Indo-Europeaan die aan de rand van de kampong woonde.
• Belanda Hitam: Zwarte Hollander, De term werd door de Javanen gegeven aan de Afrikaanse soldaten die op Java in met name Purworejo, Semarang en Surakarta gingen wonen met hun Inlandse vrouwen en hun gemengde nakomelingen. De eerste 44 Afrikaanse soldaten die voor het KNIL in Ghana werden geronseld, waren voornamelijk afkomstig uit Afro-Nederlandse (gemengdbloedige) families. De meeste Belanda Hitam's hebben zich vermengd met Indo-Europeanen.
• Pinda scheldwoord voor Indo-Europeaan, komt van 'Inda pinda poepchinees'. Indo's werden in Nederland uitgescholden naar de Chinezen die pinda's verkochten. Thans gebruikt als scheldwoord en geuzennaam.
• Euraziaat: Indo-Europeaan, naar het in Brits-Indie gebruikte Eurasian
• Eurazier: Indo-Europeaan, naar het in Brits-Indie gebruikte Eurasian
• Mesties: Indo-Europeaan, afkomstig van het Portugese mestico, dat 'van goed, zuiver ras' betekend wat relatief gebruikt werd om onderscheid te maken tussen de 'wittere' Indo's en de Inlanders.
• Kasties: Indo-Europeaan, afkomstig van het Spaanse castizo, dat 'van goed, zuiver ras' betekend wat relatief gebruikt werd om onderscheid te maken tussen de 'wittere' Indo's en de Inlanders.
• Mixstice: Indo-Europeaan, van het latijnse miscre dat mengen betekend.
• Metis: Indo-Europeaan, Frans voor gemengdbloedig
• Liplap/liblap: Indo-Europeaan, oorsprong onbekend. Mogelijk liflaf uitgesproken op z'n Maleis waarbij de f veranderd in de p.
• Sinjo/Signo: jongeheer afgekort njo. Van het Portugese senhor. Oorspronkelijk gebruikt voor afstammelingen van Portugesen. Thans mannelijke mengbloed/Indo-Europeaan.
• Nonna: meisje, afgekort non en verkleind nonnie. Waarschijnlijk van de Portugese titel dona. Thans vrouwelijke mengbloed/Indo-Europeaan.
• Njonja: vrouw, waarschijnlijk van de Portugese titel dona. Thans vrouwelijke mengbloed/Indo.
• Serani: voor Portugese Christelijke halfbloeden en Indo's van het laagste soort (aldus de gebruiker). van het Arabische nasrani (Nazarenen van Nazaret). Van oorsprong een scheldwoord voor Christen geworden Moslims.
• Testies: Indo-Europeaan met een Hollandse vader en een Indo-Europese moeder.
• Toegoenees: mengbloeden uit de wijk Toegoe (Tugu) bij Batavia (Jakarta). Toegoenesen stammen af van Mardijkers vermengd met Indo-Europeanen.
• Mardijker: van oorsprong de naam voor vrijgemaakte slaven en krijgsgevangenen maar waren meestal mengbloeden van verschillende herkomst. Hun voorouders kwamen uit India, Makasar, Bali, Ambon, Banda, Portugal, Afrika.
• Toepas: van Portugese afkomstige mengbloeden
• Poesties: onbekend
• Blasteran: een Indo-Europeaan, afgeleid van bastaard. Wordt in het huidige Indonesië gebruikt waar de beladen oorsprong niet altijd bekend is.
Afkomst
Een huwelijk tussen Europeanen en Indo-Europeanen, tussen Europeanen en inlanders of tussen Indo-Europeanen en inlanders was niet wettelijk verboden maar werd wel ontmoedigd door allerlei bepalingen. Zo hadden sommige werkgevers voor de Nederlandse man tot 1920 een trouwverbod gedurende de eerste zes jaren van zijn arbeidscontract (hij mocht ook niet met een Nederlandse vrouw trouwen) en waren er financiële drempels en administratieve verplichtingen (zoals het aanvragen van toestemming om te mogen trouwen).
In de praktijk leefde echter meer dan de helft van de Europese mannen ongehuwd samen met hun nyai of muntji. Een nyai betekende zoiets als concubine (heeft meerdere betekenissen), dat waren Indonesische/Aziatische vrouwen. De Indo-Europeanen zijn dus ontstaan uit de concubinaat (nyai) maar ook uit gemengde huwelijken van Europeanen/Nederlanders met Indonesische/Aziatische vrouwen.
Juridische indeling van de bevolking
In juridische zin kende de Nederlandse wetgeving echter slechts twee categorieën bevolkingsgroepen: inlands en Europees. Mensen van gemengde afkomst werden in één van beide categorieën ingedeeld. Bepalend hierbij was de wettelijke erkenning door de Europese ouder: kreeg men die, dan werd men juridisch ingedeeld bij de Europeanen, dat bekend werd als Indo-Europeaan, kreeg men die erkenning niet, dan bleef men inlands dus Indonesisch. In de praktijk betekende het laatste vaak dat het kind met zijn moeder 'in de kampong verdween', een uitdrukking die zelfs in officiële stukken werd gebruikt.
Erkenning of wettiging van een kind, door een Europeaan (maar ook een Indo-Europeaan) buiten huwelijk verwekt bij een niet-Europese vrouw (inlands, Indonesisch of Aziatisch), kwam voor een kind dus neer op een overgang van de ene naar de andere bevolkingsklasse.
In het algemeen waren de Indo-Europeanen Nederlandse staatsburgers. De Indo-Europeanen waren dus juridisch Europeaan en Nederlanders.
Maatschappelijk gezien vormden de Indo-Europeanen een tussenlaag (onderste laag van de Europese groep) tussen de autochtone bevolking (de inlanders c.q. Indonesiërs) en de sociale top van Europeanen. Een klein deel van de Indo-Europeanen zat niet in die tussenlaag maar in de sociale top van de Europeanen c.q. Nederlanders. Dat waren meestal de oude of de gegoede Indo-Europese families.
Rond 1920 werd nog een derde juridische categorie in het leven geroepen: 'Vreemde Oosterlingen'. Hierin werden immigranten uit andere Aziatische landen ingedeeld, met name Chinezen, Arabieren en Indiërs (uit Brits-Indië). Voor hen golden andere wetten en voorschriften dan voor de Inlanders en de Europeanen. Japanners namen een uitzonderlijke positie in, zij werden beschouwd als Europeanen omdat het Japanse rechtstelsel toentertijd gebaseerd was op Europees recht.
De term Nederlands onderdaan was ruimer dan de term Nederlander: inlanders (Indonesiërs) waren wel Nederlands onderdaan, maar geen Nederlandse staatsburger.
Na de onafhankelijkheid konden achterblijvende Nederlanders tot december 1951 kiezen om Nederlander te blijven of om Indonesiër te worden. Inlanders werden automatisch Indonesiër. Voormalige Nederlanders die Indonesiër waren geworden konden later in bepaalde perioden alsnog Nederlander worden en zich in Nederland vestigen (spijtoptanten).
Beroepen
De juridische status van Europeaan sloot discriminatie niet uit. Het kwam vaak voor dat Indo-Europeanen een lager salaris kregen dan een volbloed Europeaan met dezelfde functie. Ook moest men bijvoorbeeld voor het bekleden van hogere functies in Nederland geboren zijn of daar een opleiding hebben genoten Veel Indo-Europeanen hadden de middelen niet om direct naar Nederland te gaan om daar een hogere onderwijs of universitair onderwijs te volgen. De gegoede Indo-Europese families konden dat wel, en in sommige gevallen zijn ze of de kinderen daarvan geboren in Nederland.
Veel Indo-Europeanen werden ambtenaar of zaten in het Koninklijke Nederlandse-Indisch leger (KNIL), en waren Europees of Europees georiënteerd.
Anderen hadden echter ondergeschikte, slecht betaalde baantjes en leefden 'aan de rand van de kampong' De zogenaamde paupers of de armlastige klasse... Dat betekende iets minder Europees-georiënteerd. Over het algemeen kon je de Indo-Europeanen in drie sociale standen indelen:
1) Hogere klasse of de hogere middenstand, 2) Middenstand, 3) de lagere of de armlastige klasse
In het algemeen zaten de Indo-Europeanen niet in de landbouw, omdat het hen niet was toegestaan om grond te bezitten. Dat vanwege de Agrarische wet waarin Europeanen/Nederlanders in Nederlands-Indië geen land/grond mochten bezitten.
Taal
De Indo-Europeanen die in Indië woonden toen de Nederlanders voet aan wal zette spraken een verbasterde vorm van Portugees (Maleis-Portugees, Portugees-Maleis, Indo-Portugees, Portugis, Papia Ternate, Papia Kristang).
Ook Indo-Europeanen die uit de op de Portugezen veroverde gebieden naar Indië werden gebracht spraken een verbasterde vorm van Portugees.
Indo-Europeanen die tussen 1600 en 1800 in Indië werden geboren namen deze taal over. Na 1800 raakte het Maleis, doorspekt met Portugese woorden, in opkomst. In Batavia (Jakarta) ontstond een Maleise variant met veel Nederlandse woorden.
Ook in andere steden in Indië nam het gebruik van Nederlandse woorden toe. Vanaf het begin van de twintigste eeuw begon het Nederlands, met name het Indisch-Nederlands, en de creoolse variant te domineren bij de Europeanen in Indië.
Overblijfselen van het creool Portugees in de taal van de Indische groep zijn onder andere de woorden sinjo en nona, verbasteringen van signor en donna, gebruikt voor Indo-Europese kinderen.
De taal die men als moedertaal in de twintigste eeuw had was divers. Indo-Europeanen die opgroeiden in tangsi's (kazernes) zullen het Tangsi Maleis waarschijnlijk als moedertaal hebben gehad. Indo-Europeanen die voornamelijk door inlandse baboe's en Indonesische moeders werden opgevoed zullen het Maleis of een streektaal als moedertaal hebben gehad. Bij andere gezinnen en in weeshuizen zal het Nederlands en andere Europese talen tijdens de eerste levensjaren dominant zijn geweest.
Vanaf het moment dat men naar school ging (tienduizenden Indo-Europese kinderen bezochten de Europeesche Lagere Scholen waar in het Nederlands onderwijs werd gegeven), werd het Nederlands echter steeds dominanter. Indo-Europeanen die als moedertaal het Maleis of een streektaal hadden en op school het Nederlands leerden, spraken vaak in de tussenfase een creoolse taal die het Petjoh wordt genoemd, een mengvorm van het Maleis en Nederlands.
Een oudere vorm van het Petjoh stamt uit de VOC-tijd toen kinderen van VOC-dienaren en Inheemse vrouwen, werden grootgebracht door slaven en bedienden die creools Portugees met hen spraken en het Nederlands als vadertaal hadden.
De beheersing van het Nederlands (A.B.N.) werd in de twintigste eeuw zeer belangrijk voor een goede positie in de Indische maatschappij. Perfecte beheersing van het Nederlands was voor vele Indische Nederlanders dan ook erg belangrijk.
Tot in hoeverre men het Maleis of een streektaal bleef spreken hing af van de afkomst en de relatie met de inlandse familieleden en bedienden. De meeste Indische Nederlanders, inclusief de volbloed Nederlanders, spraken wat woorden en zinnen Maleis of streektaal.
Bekend zijn woorden zoals adoe! en lôh! (uitroepen van verbazing), kasi-an (uitroep van medelijden) etc., een typische tongval met een rollende r en een bijzondere woordvolgorde. Bijvoorbeeld: 'Is errrug lekkerr deze' (in plaats van 'dit is erg lekker'). Hoewel dit door Nederlanders en Indische Nederlanders als erg komisch wordt ervaren, zullen veel Indische Nederlanders - die vaak ook erg gevoelig zijn voor goede manieren en het tonen van beschaving - dit voor hun eigen omgeving afwijzen want passend bij een lage sociale klasse.
Vertrek naar Nederland
Tussen 1945 en 1965 zijn ongeveer 300.000 Nederlanders, Indo-Europeanen en Indonesiërs naar Nederland vertrokken. Deze migratie werd destijds aangeduid met het woord 'repatriëring'. Een groot deel van deze groep mensen was echter nooit eerder in Nederland geweest. De migratie verliep in 5 golven.
1. 1945-1950: in verband met de capitulatie van Japan vertrokken ca 100.000 personen, hoofdzakelijk mensen die tijdens de Japanse bezetting in de jappenkampen gevangen hadden gezeten en onmiddellijk of binnen enkele jaren naar Nederland vertrokken.
2. 1950-1957: in verband met de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië vertrokken bestuursambtenaren, politieapparaat, rechterlijke macht en leger naar Nederland. Na de opheffing van het KNIL in juli 1950 vertrokken ook veel ex-KNIL-militairen, waaronder 4000 Molukkers met hun gezinnen en vele Belanda Hitam, KNIL-soldaten van Afrikaanse afkomst. Totaal aantal personen onbekend.
3. 1957-1958: n.a.v. de Nieuw-Guinea kwestie, waarbij Nederlanders tot ongewenst vreemdeling werden verklaard, vertrokken ca. 20.000 mensen.
4. 1962: in verband met de overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië werden alle nog op Nieuw-Guinea verblijvende Nederlanders (ca. 14.000 personen) geëvacueerd. In de periode van het zgn UNTEA-bestuur kwam een groep van ongeveer 500 Papoea's met hun gezinnen naar Nederland, waarvan de mannen in overheidsdienst waren en als zodanig niet in Nieuw-Guinea konden blijven.
5. 1957-1964: spijtoptanten waren mensen die na de soevereiniteitsoverdracht hadden gekozen voor het Indonesische staatsburgerschap, maar spijt hadden van hun keuze; tussen 1957 en 1958 was het Nederlandse toelatingsbeleid erg restrictief, maar dit werd wegens de noodsituatie van spijtoptanten in de jaren zestig verruimd; ca. 25.000 mochten alsnog naar Nederland komen en Nederlander worden.
Het Gebaar
In 2001 heeft de Nederlandse regering het zelfstandig bestuursorgaan Stichting Het Gebaar opgericht om aan, kort gezegd, mensen die Nederlander zijn gebleven of geworden, en tijdens de Japanse bezetting in Indië verbleven of elders door de Japanners werden geïnterneerd of tewerkgesteld, en in 2001 nog leven, een uitkering te betalen van in totaal € 159 miljoen als gebaar in verband met problemen bij het rechtsherstel na afloop van de Japanse bezetting in Nederlands-Indië, en tekortkomingen, kilte, en teveel formalisme en bureaucratie, bij de opvang in Nederland (voor zover van toepassing). Op verzoek van de Indische gemeenschap is geen onderscheid gemaakt tussen wie wel en wie niet in Jappenkampen hebben gezeten ("binnenkampers" en "buitenkampers").
Het bedrag is uiteindelijk vastgesteld op €1.822 per persoon, corresponderend met 87.000 betrokkenen.
Aantal
Het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) berekende in 1990 het aantal Indische Nederlanders in Nederland: 472.600 mensen van Indisch/Indonesische origine, waarvan 187.700 mensen in Indië/Indonesië waren geboren. In beide categorieën vormden zij de grootste minderheidsgroep in Nederland.
Er is een demografische berekening uit 2003 dat in 2001 de 1e en 2e generatie Indische Nederlanders in Nederland ongeveer 458.000 mensen telden. Met dit gegeven is in te schatten dat zeker 800.000 mensen in Nederland van Indische afkomst zijn.
Echter onderzoeker dr. Peter Post van het NIOD schat dat er tussen de 1,5 to 2 miljoen mensen met Indisch bloed in Nederland wonen. Daarbij zijn de Indische Nederlanders die in het buitenland wonen niet meegerekend
Een grootschalig evenement dat jaarlijks vanuit de Indische gemeenschap wordt georganiseerd is de Tong Tong Fair (voorheen de Pasar Malam Besar). Ook heeft de Indische gemeenschap al vanaf 1956 hun eigen periodiek Moesson (van 1956-1958 Onze Brug en vanaf 1958-1978 Tong Tong geheten).
Cultureel erfgoed
Tot het erfgoed van de Indo-Europeanen kan gerekend worden:
• Krontjong Kemajoran, de krontjong stijl uit de Jakartaanse wijk Kemajoran waar overwegend Indo-Europeanen woonden.
• Indo-Europese batik (batikken) in Indonesië bekend als Batik Belanda (Nederlandse batik)
• Indo-Europese kebaya, ook wel Kebaya Belanda genoemd. Mogelijke inspiratiebron voor de Nyonya Kebaya.
• De kondé, een haarwrong die door Indo-Europese vrouwen werd gedragen. Waarschijnlijk afkomstig van 'Coiffure à la Condé.
• De Indische keuken
• Indo-Rock
• Komedie Stamboel, een Indisch volkstheater met Indo-Europese acteurs en actrices dat opgericht werd in Surabaya.
• Indische literatuur
• De Tong Tong Fair, Indisch festival in Den Haag
• Moesson, Indisch tijdschrift, voorheen Onze Brug
• De Indo, internationaal tijdschrift
• El Atabal (Malaga, Spanje), Indisch dorp gesticht door Tjalie Robinson
• (Shaolin) Kempo, vechtstijl. Een combinatie van Kuntao, Karata en Judo
• Maen Pukulan/Poekoelan, vechtstijl uit de door Indo-Europeanen bewoonde wijken in Jakarta/Batavia