25 september 2013|
tekst Geesje van Haren|
beeld Geesje van Haren|
Hij blijft maar actief
Ted Hielckert is een zeer actieve veteraan. Hij is betrokken bij vele culturele organisaties, waarvoor hij onder andere een lintje kreeg in 2012 en dit jaar het Beste Veteraneninitiatief van 2013 won. Hielckert vervulde zijn dienstplicht in 1961 en ‘62 in Nederlands Nieuw-Guinea, een zware missie. Na ruim 45 jaar kreeg hij last van Posttraumatische stressstoornis. Zijn vrouw Joke, met wie hij al 56 jaar samen is, vindt dat Ted het nu wat rustiger moet doen.
Zij:
“Als Ted onder druk staat kan hij heel driftig worden soms. Dan laat ik hem maar even. Maar het zou beter zijn als hij er eens mee stopt. Ik vind het mooi geweest. Ook voor zijn gezondheid. Hij is wel kwiek, daar niet van, maar hij wordt 73, het mag wel wat minder, vind ik. Dat is voor ons nogal een struikelblok op dit moment.”
Hij:
“Ja moeilijk. Ik zeg dan tegen mijn vrouw ‘Als ik er acuut mee stop, dan ga ik dood’. Maar ik neem geen nieuwe dingen meer aan. Ik ga straks als deelnemer naar de herdenkingen, maar niet meer als organisator.
Het herdenken, meedoen aan herdenkingen en onderzoek doen naar het verleden dat werkt voor mij wel therapeutisch. In 2007 moest ik geopereerd worden aan mijn hart, daarvoor was ik lang onder narcose. Dit heeft in mijn brein nachtmerries aangewakkerd waar ik niet vanaf kwam. De huisarts constateerde toen Posttraumatische stressstoornis.”
“Ik praatte er met mijn gezin nooit over, maar ik heb natuurlijk wel het een en ander meegemaakt. Vooral als kind heb ik erge dingen gezien. Ik ben geboren in Indonesië en zag als kleine jongen tijdens de onafhankelijkheidstrijd hoe mijn vader hardhandig werd opgepakt door Indonesische revolutionairen. Dit soort oorlogsbeelden zie ik nu terug in mijn dromen.
Een maatschappelijk werker van de Stichting Pelita adviseerde mij er veel over te praten. Dat doe ik het liefst met gelijkgestemden. Als ik met andere veteranen ben, jong of oud, helpt me dat.”
Zij:
“Maar ik zeg ‘Ga niet te ver’. Ze benaderen hem voor alles. En tegelijkertijd wordt het niet door iedereen gewaardeerd dat hij overal bij betrokken is. Waardoor de mensen zeggen ‘Je trekt alles maar naar je toe’. Ik ben heel trots op Ted, geef hem alle eer, maar dat vind ik niet meer goed. Hij hoeft die herdenkingen en reünies niet allemaal zelf te organiseren. Niemand is onvervangbaar.”
Hij:
“Toen ik in Nederland kwam, na de missie in Nieuw-Guinea, wilde ik niets meer met oorlog te maken hebben. Dat heb ik nooit eerder verteld, maar ik had er de pest aan. Ik heb alles verdrongen. We hadden toen ook andere bezigheden. We gingen trouwen, kregen kinderen. Op het werk bij de PTT, hadden we het er wel eens over, maar vooral over leuke herinneringen, niet het nare. Daar werkten toen vooral jongens die in Indië hadden gevochten. Ik denk dat bij iedere grote werkgever wel tien procent van de jongens veteraan was toen. Het laat je niet los.”
Zij:
“Je had het toen ook alleen over de leuke dingen je meemaakte, verder niet. Wij werden lang thuis als kind behandeld, er werd niet veel gepraat. Ook ik ben als kind opgegroeid in oorlogstijd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog in Zwolle heb ik veel meegekregen wat wel angstig was. Ik heb niet mensen anderen dood zien schieten, zoals Ted, maar wel een bombardement meegemaakt als meisje van zes. Mijn moeder was mijn haar aan het kammen en in één keer vloog door de luchtdruk de hele pijp van de kachel. Alle as vloog door de kamer, dat moment blijft me altijd bij. Maar daardoor ben ik denk ik wat nuchter naar Ted toe. Dat ik denk van ‘Gooi het maar achter je’. Probeer het te laten rusten. Dat is misschien niet goed, maar zo ben ik nou eenmaal.”
“Zolang ik mijn man ken, is hij actief in alle clubjes die er zijn. Van de ondernemingsraad bij de PTT, de personeelsvereniging tot aan de sportclub. Ik ben daarin meegegroeid.
Maar je moet met alles rekening houden. Met de vakantieplanning in mei, in augustus en in oktober. Op de dag van de herdenking op 15 augustus is zelfs onze kleindochter jarig. Hij zegt dan ‘dan kunnen we niet’. Ik vind dat het gezin nu wel eens voor mag gaan. Dit jaar ben ik maar alleen bij haar gebleven.”
Hij:
“Mijn beide kleindochters zijn ook weleens meegeweest naar de herdenking. Zij mochten toen de krans leggen voor de burgerslachtoffers. Dat is voor hun natuurlijk ook een belevenis, om dat mee te maken met opa. Dan zie je ook dat ze er trots op zijn.”
Zij:
“Als hij aan het organiseren is, is hij af en toe onbereikbaar. Dan is ‘ie zo bezig. Maanden neemt het in beslag. Het is misschien flauw, maar ik vind dat niet meer leuk. Het is niet heel ernstig hoor. Het heeft zijn leuke kanten ook. Dit jaar zijn we in de Ridderzaal geweest in Den Haag met veteranendag, omdat hij de prijs heeft gewonnen. Dat is hartstikke leuk om mee te maken. Ik heb hem eigenlijk wel altijd alle vrijheid gegeven die hij nodig had, anders had hij dit niet kunnen doen.”
Hij:
“Dat is waar. Er staat altijd een vrouw achter je die het goed vindt, anders zouden we uit elkaar zijn gegaan. Je ziet bij veel jonge veteranen dat dat gebeurt nu. Misschien uit een behoefte om met andere veteranen om te gaan. Want die behoefte heb ik ook. Als therapie. Als ik ‘s avonds naar de soos ga, zijn daar mensen die mijn wereld van toen kennen. Die vriendschappen, die miste ik direct al toen ik terug was uit Nieuw-Guinea.”
Zij:
“Wij hebben het daar na zijn operatie wel over gehad. Maar als vrouw zijnde begrijp je die situatie gewoon niet. Hij vertelde wel eens wat, maar ik heb geen idee hoe zij met elkaar omgingen in diensttijd. Ik weet niet wat hij als militair heeft meegemaakt.”
Joke Hielckert is 75 jaar. Vroeger werkte zij bij de PTT als postsorteerder voor een aantal avonden in de week.
Foto's bij Verspers