De geur van het Vondelpark bleek net zo verslavend als het vooroorlogse Indië
Theodor Holman.
ColumnTheodor Holman (1953) is columnist, schrijver, televisie- en radiomaker. Elke dag, uitgezonderd zondag, lees je in het Parool zijn column.
DOOR: THEODOR HOLMAN 21 MEI 2016, 14:14
De terugkeer naar het land van herkomst. Het was een onderwerp bij ons thuis als de familie Indisch kwam eten. De ooms en tantes wilden allemaal terug, maar het kon om de een of andere reden niet. Waar verlangden ze naar?
Ze verlangden naar een geur, een landschap, een huis, het klimaat, de natuur. En verder? Eigenlijk alleen nog maar naar hun jeugd die nooit meer terug zou komen en waaraan de oorlog een einde had gemaakt.
Ik denk dat - net als mijn ouders - al mijn ooms en tantes in de jaren zeventig en tachtig genoeg geld hadden om terug te keren naar Indië - pardon, Indonesië. Niemand ging.
"Pap, waarom gaan mamma en jij niet?" vroeg ik. Ik was het huis al uit, mijn ouders waren vrij om te doen en te laten wat ze wilden. "De kleinkinderen," smoesde vader. Maar dat was onzin, want die zag hij misschien twee keer per jaar.
Nee, het waren de tv-programma's waarom hij niet vertrok, het kopen van Amerikaanse detective-pockets op de Albert Cuyp, de bioscoop, James Bond-films en na afloop whisky drinken, een kroeg, de hond, de dokter, Toon Hermans - daarom bleef hij. De geur van hondenstront vermengd met rottende herfstbladeren in het Vondelpark bleek uiteindelijk net zo verslavend als het vooroorlogse Indië.
Heimwee naar Indië maakte wel treurig. Zei hij. Maar dat verlangen moest in stand worden gehouden door voortdurend dezelfde verhalen te vertellen. Enigszins zoals een oude man van zijn oude vrouw houdt; hij ziet de rimpels noch de hangende borsten, hij houdt van haar zoals ze vroeger was en om wat zij nu voor hem betekent.
Vaders Indië-verhalen raakten sleets; ze hielden van dit land, ze zagen de voordelen, de rijkdom. Vooral de culturele rijkdom. Ze verlangden niet naar Indië, ze verlangden naar het verlangen naar Indië. Met elkaar praten over dat verlangen, dat gaf ze warmte, en mooie gevoelens. Dan begreep men elkaar.
"Mooi hè," zei mijn vader een jaar voor zijn dood, toen we op een brug over de Prinsengracht stonden. "Net een schilderij van Witsen." De sneeuw dwarrelde op de woonboten. En zo zal het gaan met de pakweg 180 nationaliteiten die we hier hebben. Ze moeten het verlangen naar elders cultiveren - dichter bij het magische water van de bron van de jeugd kom je niet.
t.holman@parool.nl