Torpedo’s vergetendoor Lepeltak
augustus 4, 2009
Indonesische marinemannen die nog vloeiend Hollands spreken: V.l.n.r. Commandeur b.d. Eddy Tumengkol, Zijne Excellentie Yunus Effendy Habibie en Kapitein-ter-zee b.d. Tjipto Wignyoprajitno.Na drie kwartier rijden uit het drukke Panglima Polim kwamen we eindelijk in Cinere, Zuid-Jakarta aan. Drie kwartier filerijden in Jakarta betekent flink zweten.
Maar de luchtige groene velden zorgden voor enige verkoeling toen ik vermoeid de auto uitstapte. Ik was door Peter Steenmeijer uitgenodigd voor een avond met John en Hannie Sardjono, een bekend echtpaar in Jakarta. Peter is in Jakarta directeur van de Oorlogsgravenstichting en is zelf gepensioneerd marineofficier. Ik liep met hem naar de mooie villa.
En toen stapte ik plotseling Nederland binnen. Bruine kasten en keurig servies, met op de achtergrond ouderwetse Hollandse muziek. “Kom binnen, kom binnen,” zei een oud Indonesisch dametje in keurig Nederlands. Hanny Sardjono had een reünie georganiseerd voor oud-topofficieren uit de Indonesische marine met allemaal eenzelfde ervaring: Als piepjonge Indonesische adelborsten (studenten die officier willen worden) gingen ze in het begin van de jaren-50 naar het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) in Den Helder.
De JuttersDe groep komt regelmatig samen in het gastvrije huis van de familie Sardjono, heeft nog steeds veel contact met hun Nederlandse jaargenoten en noemt zich met trots de “Jutters”, de bijnaam voor inwoners van Den Helder.
Ook Junus Effendy Habibie, de Indonesische ambassadeur in Nederland, behoort als oud-marineman tot de genodigden.
Hun fysiek loodzware ervaringen in Den Helder hebben ze nu in een boek gebundeld met de veelzeggende titel: ‘Dan toch maar.’
Heel Nederland had toentertijd een enorme haat jegens Soekarno, die Indonesië van het koloniale juk had bevrijd. De Indonesische marinejongens bevonden zich in Den Helder daarom in het hol van de leeuw.
Drie jaar lang leerden ze alles over de marine tussen de Nederlandse ‘Jannen.’
“Kennis is macht, karakter is meer,” vertelde commandeur b.d. Eddy Tumengkol over zijn studie aan het KIM, dat deze woorden als institutioneel motto heeft. De groep jonge Indonesische adelborsten kregen Nederlandse vrienden, voerden Sumatraanse dansen op bij de marineceremonies, en namen hun vriendinnetjes (’feeën’) mee naar het jaarlijkse ‘Assaut’, het adelborstenbal. Over politiek en godsdienst mocht niet worden gesproken. Goede vriendschappen, die nog jaren zouden duren, ontstonden in die jaren.
Tien jaar later was de sfeer anders. In 1962 begon de crisis rond Nieuw-Guinea. Oude vrienden van het KIM stonden nu recht tegenover elkaar, vertelde Tjipto Wignyoprajitno. Na zijn opleiding werd hij commandant van een door de Russen geleverde onderzeeboot. Hij ging lange tijd naar Moskou voor training en leerde zelfs Russisch.
Ook hij werd met zijn onderzeeboot naar Nieuw-Guinea gezonden. Soekarno wilde het gebied inlijven bij zijn almachtige Republik Indonesia. Het was toentertijd echter nog Nederlands soeverein gebied. Als twee gewapende cowboys in de OK Coral stonden Nederland en Indonesië tegenover elkaar. Zo ook de jonge voormalige adelborsten. Duizenden Nederlandse marinemensen werden naar het verre Nederlands Nieuw-Guinea gezonden. En ook de Indonesische marine werd volledig gemobiliseerd.
Hoewel Nederland moeite had om voor de internationale gemeenschap zijn zaak te bepleiten, was de Nederlandse Koninklijke marine rond Nieuw-Guinea nog duidelijk oppermachtig. Een anekdote van Eddy Tumengkol illustreert de irritaties onderling bij de Indonesische marineofficieren.
Bakje aardeIn 1962 ondernam het Indonesische leger meerdere pogingen om Nieuw-Guinea te infiltreren en daardoor te veroveren.
Het begon op 15 januari 1962. Toen werden twee Indonesische motortorpedoboten ontdekt door een Nederlands Neptune marinevliegtuig. De motortorpedoboten (MTB’s) moesten in het geheim zwaarbewapende mannen aan wal brengen in Nieuw-Guinea. Die zouden infiltreren om een opstand tegen de Nederlanders te organiseren. Om alle manschappen aan boord te krijgen hadden de twee MTB’s hun torpedo’s in Jakarta gelaten.
“Hoe dom kun je zijn,” merkte een van de aanwezige Indonesische ‘Jutters’ die avond op. Hierdoor voeren de twee boten vrijwel zonder enige wapens. Alleen hun lichte boordwapens boden enige bescherming. De drie boten stonden onder het commando van marineofficier Sudomo.
Maar een ander schip had een belangrijke gast aan boord: Commandeur Yos Sudarso, de net gepromoveerde Deputy-operaties van de Chef staf van de Indonesische marine. Hij had een opdracht meegekregen van Soekarno. Hij moest de roodwitte vlag van Indonesië in Nieuw-Guinea planten. En een bakje met aarde terugnemen voor Volksvader Soekarno.
Het Neptune-vliegtuig van de Nederlandse marine zag de drie MTB’s al snel varen. Het toestel had twee Nederlandse onderzeebootjagers direct ingelicht over de Indonesische MTB’s. Ze besloten naar het gebied te varen en tot de aanval over te gaan.
Commandant Sudomo zag de bui al hangen en beval rechtsomkeert te maken. Maar de ambitieuze Yos Sudarso negeerde het bevel. Hij was hoger in rang dan Sudomo. Die was echter flottieljecommandant en voerde het bevel over de drie schepen. In marinetaal was hij dus de baas. Hij wist dat de drie MTB’s zonder de torpedo’s geen schijn van kans maakten tegen de goedbewapende Nederlandse marineschepen Hr. Ms. Evertsen en Hr. Ms. Kortenaer.
Maar Yos Sudarso negeerde zijn bevel. Hij wilde die Hollanders wel te lijf, en had zijn president Soekarno het bakje met aarde uit Nieuw-Guinea beloofd.
Yos Sudarso overleefde de suïcidale actie niet. Zijn MTB de ‘Matjan Tutul’ werd in brand geschoten. Ook 39 andere marinemensen werden de dood ingejaagd in de wanhoopsactie van de topofficier uit Jakarta.
Na het nieuws te hebben vernomen, riep president Soekarno hem direct uit tot ‘Held van de Republiek.’ In de Papoeaanse stad Jayapura staat nog steeds een standbeeld van Yos Sudarso.
De piloot van het Nederlandse Neptune-vliegtuig dat de drie schepen had ontdekt, was Javaans, Harry Moekardanoe. Zijn broer zat in het Indonesische leger bij de strategische elitetroepen van Kostrad.
Hun vader zond dat jaar nog twee brieven naar de Indonesische en Nederlandse regering. Met het verzoek zijn jongens niet naar Nieuw-Guinea te sturen. Anders moesten de twee broers straks nog tegen elkaar strijden.
Kennis is macht, karakter is meer.