Aantal berichten : 1026 Registratiedatum : 07-12-08
Onderwerp: Hoe een weduwe de Nederlandse staat deed buigen zo 29 jan 2017 - 12:58
Hoe een weduwe de Nederlandse staat deed buigen Buitengerechtelijke executie
Op 21 december 1948 wordt de regeringssecretaris van de jonge republiek Indonesië door Nederlandse militairen vermoord. Zijn vrouw sleept de Staat der Nederlanden voor de rechter – en wint. Reconstructie van een vergeten affaire.
Frank Vermeulen 27 januari 2017
Foto uit 1932 van Indonesische studenten in Nederland. De latere regeringssecretaris Masdoelhak Nasoetion is tweede van rechts. KITLV
Een paar kilometer buiten Kaliurang laat sergeant-majoor Marinus Geelhoed de jeep bij een bocht in de weg stilhouden. De vijf Indonesiërs in de aanhangwagen moeten uitstappen. Ze worden een bamboebos ingevoerd over een smal pad. Voorop loopt Masdoelhak Nasoetion, de belangrijkste gevangene. Hij is adviseur, regeringssecretaris en goede vriend van Mohammed Hatta, de vicepresident van de jonge republiek Indonesië. Met president Soekarno proclameerde Hatta ruim drie jaar eerder, op 17 augustus 1945, de onafhankelijkheid van Indonesië. Sindsdien is de voormalige kolonie gewikkeld in een gewelddadige dekolonisatieoorlog met het voormalig moederland.
Achter Nasoetion lopen in ganzenpas Geelhoed en de Molukse soldaten Tupumahu en Walanda. Zij worden gevolgd door de andere gevangenen: hoofd van politie Soemarsono, een lijfwacht wiens naam onbekend is gebleven, het hoofd bosbouw Dirdjoatmodjo en majoor Tjé Agoes Kiemas van de TNI, het leger van de republiek. Achteraan loopt korporaal Peter van Haalem. De Nederlandse militairen behoren allen tot het Korps Speciale Troepen, opgericht door kapitein Raymond Westerling, berucht vanwege de bloedige ‘pacificatie’ van Sulawesi begin 1947.
Ongeveer honderd meter van de weg moeten de vier achterste gevangenen hurken op de rand van een ravijn. Ze worden onder schot gehouden door Van Haalem, die gewapend is met een vlammenwerper en een pistool. Geelhoed zegt tegen Nasoetion: „Ga jij eerst maar mee”. En hij loopt met hem, gevolgd door Tupumahu en Walanda, voorbij twee huizen die daar staan. Dan schiet Geelhoed met zijn karabijn Nasoetion door het hoofd. Getuigen zeggen later dat ze „afgrijselijk gekerm” van het slachtoffer hebben gehoord.
EERSTE ZAAK OVER MILITAIR GEWELD
Dit artikel is een reconstructie van het proces van weduwe Adriana Nasoetion-Van der Have na de moord op haar man door een Nederlandse commando. De Haagse rechtbank stelt op 12 januari 1953 de Nederlandse Staat aansprakelijk voor de schade die zij leed ten gevolge van de moord.
Het is de eerste keer dat een slachtoffer van Nederlands militair geweld in Indonsië in het gelijk wordt gesteld. Hoewel er vele duizenden andere slachtoffers zijn, volgen er tot 2009 geen vergelijkbare claims. De zaak-Nasoetion raakt in de vergetelheid.
In 2009 begon het proces van de ‘weduwen van Rawagede’ tegen de Staat. Zij werden in 2012 in het gelijk gesteld. Tot nu toe is gedacht dat niet eerder een dergelijk proces was gevoerd.
In deze uitzending van Andere Tijden vertelde (onder anderen) Peter van Haalem 10 jaar geleden over zijn ervaringen in Indonesië.
De gevangenen die Van Haalem onder schot houdt, raken in paniek. Dirdjoatmodjo rent er vandoor. Van Haalem probeert de drie overigen met zijn vlammenwerper te doden maar het apparaat werkt niet. Terwijl de korporaal de anderen te hulp schreeuwt, schiet hij nu met zijn pistool de lijfwacht dood. Als hij zijn wapen op Kiemas richt, grijpt die zijn pols vast. Kiemas wordt drie keer getroffen, maar niet dodelijk. Van Haalem trapt hem het ravijn in, en schiet ook Soemarsono dood. Dan krijgt hij zijn vlammenwerper aan de praat en verbrandt de lichamen van de twee gedode slachtoffers. Geelhoed komt aangerend met de anderen en verklaart later: „Ik zag nog een gevangene lopen en wij hebben op hem geschoten. Daarna zag ik dat er twee doden lagen die nog rookten.” Dirdjoatmodjo en Kiemas overleven de schietpartij en zullen later hun relaas vertellen aan de militaire politie.
De dood van Nasoetion was een moord in de hoogste politieke kringen in Indonesië. De kwestie werd aanhangig gemaakt bij de VN en in politiek Den Haag en figureerde kort in de media. De kwestie duikt later beknopt op in schriftelijke bronnen.
Hier wordt voor het eerst, aan de hand van eigen onderzoek, gereconstrueerd wat er is gebeurd in Kaliurang. En hoe de zaak-Nasoetion uiteindelijk leidde tot de eerste juridische nederlaag van de Nederlandse Staat in verband met moorddadig optreden van een Nederlandse militair tijdens de dekolonisatieoorlog in Indonesië.
Kraamvrouwenkoorts
Nasoetion met zijn vrouw Adriana Nasoetion-Van der Have.
Adriana van der Have (36) is de vrouw van Nasoetion (39). Op het moment dat haar man wordt vermoord, op 21 december 1948, bevindt zij zich in het ziekenhuis van Yogyakarta, 23 kilometer ten zuiden van Kaliurang, herinnert zich hun oudste zoon Soeloeng Nasoetion (75).
Daar, in dat wat koelere, hooggelegen vakantieoord op de helling van de vulkaan Merapi wonen de leiders van de republiek. Het gezin Nasoetion woont er nu al een jaar in het huis Air Langga. Het dorp is dat hele jaar toneel geweest van onderhandelingen tussen Nederland en de republiek onder auspiciën van de zogeheten Commissie van Goede Diensten van de Verenigde Naties.
Tot dan toe was het een tamelijk ontspannen tijd met veel sociaal contact tussen de families Soekarno, Hatta en Nasoetion.
Adriana van der Have is drie dagen eerder bevallen van een vierde zoon en heeft kraamvrouwenkoorts. Nasoetion is meteen na de geboorte langs gekomen om zijn vrouw en jongste kind te bezoeken. Dat was de laatste keer dat zij hem zag.
Van der Have maakte als 20-jarige kennis met Hatta. Die was economiestudent aan de Nederlandsche Handels Hogeschool (voorganger van de Erasmus Universiteit Rotterdam). Hij kreeg privéonderwijs bij haar vader, die accountant was. Via Hatta leerde ze Nasoetion kennen en raakte ze enthousiast over hun ideaal: een onafhankelijk Indonesië.
Een huwelijk tussen het Nederlandse burgermeisje en Nasoetion wordt door diens familie, het vorstenhuis van Tapanuli in Noord-Sumatra, aanvankelijk afgekeurd. De familie zoekt naar een geschikte adellijke partner voor de prins. Om problemen te voorkomen vertrekt Nasoetion daarom voor drie jaar naar Parijs waar hij journalistiek studeert aan de Sorbonne. Na zijn terugkeer wordt er toch getrouwd. Het paar gaat in Utrecht wonen waar zij kostwinner wordt als chemisch analist op het laboratorium van Volksgezondheid. Nasoetion promoveert in 1943 in de Indologie. Na de oorlog belandt het paar via enige omwegen in Yogyakarta.
Operatie Kraai
De republikeinse regering verwacht rond Kerst 1948 een nieuwe aanval van Nederland. Soekarno, Hatta en oud-premier Soetan Sjahrir bevinden zich daarom in Yogyakarta, de regeringszetel van de republiek. Nasoetion is achtergebleven in Kaliurang en door Hatta gevraagd om alle regeringsdocumenten te vernietigen.
Op zondagochtend 19 december begint generaal Simon Spoor, de legercommandant in Indonesië, Operatie Kraai. Dit grootscheeps militair offensief is de Nederlandse geschiedenis ingegaan als Tweede Politionele Actie. De Indonesiërs noemen het Agresi Militer Belanda II, de Tweede Nederlandse Militaire Agressie.
Nederland is de moeizame onderhandelingen in Kaliurang over de toekomstige staatkundige verhoudingen met Soekarno beu en wil een beslissing forceren. Door de republiek te „onthoofden”, zoals Rémy Limpach schrijft in De Brandende kampongs van generaal Spoor, oftewel door de regeringszetel te bezetten en de leiding van de republiek gevangen te nemen, denkt Nederland het verzet te kunnen breken.
Militair is de operatie een succes. Uit het dagrapport van kapitein J.W. Westerhoff, commandant-operatiën van het Korps Speciale Troepen (KST), blijkt dat zij om twee uur ’s middags het paleis van Soekarno zonder enige verliezen hebben bereikt, en eigenlijk ook zonder noemenswaardige tegenstand. „Het voorpeleton van troep III werd door de lijfwacht van Soekarno beschoten. Het vuur werd krachtig beantwoord! Resultaat was dat Soekarno en Soetan Sjahrir naar buiten kwamen met een witte vlag en zich overgaven.”
De Indonesische politici poseren met de Nederlandse commandant voor een foto op de voorgalerij. Er zijn ook bewegende beelden van een glimlachende Soekarno die ontspannen een sigaret rookt met de Nederlandse officier van justitie die hem heeft gearresteerd. Soekarno weet dat de hele wereld toekijkt en in diplomatiek opzicht is Operatie Kraai voor hem waarschijnlijk een beslissend succes. De VN-veiligheidsraad veroordeelt het Nederlandse optreden en stelt een orgaan in dat de soevereiniteitsoverdracht moet voorbereiden, de UNCI (United Nations Commission for Indonesia). De VS, waar gesproken wordt over the senile and ineffectual imperialism van Nederland, dreigen met intrekking van de Marshallhulp.
Na de inname van Yogyakarta in 1948 poseert de regering-Soekarno met de overwinnaar, vlnr Soetan Sjahrir, luitenant-kolonel Van Beek, Soekarno en Hatta. Nationaal Archief
Zwijgplicht
Als Van der Have op 29 december door een Nederlands militair konvooi naar Kaliurang is teruggebracht, vindt zij haar huis Air Langga geplunderd terug. Haar ‘kokkie’ blijkt zich min of meer over haar drie zoons van zeven, vier en drie jaar te hebben ontfermd. Van buren hoort zij dat haar man door de Nederlanders is meegenomen. Een Nederlandse officier vertelt haar begin januari 1949 dat Nasoetion waarschijnlijk is vermoord. Haar wordt zwijgplicht opgelegd, ze mag niets over de moord bekendmaken in Nederland. Van der Have trekt zich er niets van aan en stuurt via via een bericht aan haar moeder. Bij gevolg krijgt ze huisarrest opgelegd in Yogyakarta. Maar ook de republikeinse regering brengt de moord naar buiten door de kwestie aanhangig te maken bij de VN.
Er verschijnen in februari 1949 berichten in Nederlandse en Amerikaanse kranten over de moord op Nasoetion. De Chicago Tribune schrijft bijvoorbeeld dat de zaak-Nasoetion een van de ergste is van de beschuldigingen die Indonesië op dat moment naar voren brengt in de VN.
In politiek Den Haag heerst na Operatie Kraai een crisissfeer. Verantwoordelijk minister Sassen van Overzeese Gebiedsdelen treedt op 11 februari af. In het hieropvolgende Kamerdebat stelt de CPN ook de moord op Nasoetion aan de orde.
Historicus Jaap de Moor beschrijft in Westerlings oorlog (1999) hoe Van der Have er in februari in slaagt via Nederlandse vrienden haar relaas op het bureau te laten belanden bij de minister a.i. van Overzeese Gebiedsdelen, Van Maarsseveen. Die dringt aan op onderzoek bij de Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon in Indonesië, zeg maar de hoogste civiele gezagdrager, oud-premier Beel. De druk wordt verder opgevoerd na een klacht van de republiek over de moord: ook de VN vraagt om opheldering. Begin maart vraagt Beel generaal Spoor een onderzoek in te stellen. Dan wordt het stil. Maar de auditeur-militair mr. E.Bonn is in april 1949 wel degelijk aan het werk gegaan, zoals later blijkt.
Het huis in Kaliurang waar Masdoelhak Nasoetion werd gearresteerd. Dewi Elbers
Claim
Het is inmiddels 1950. Indonesië is onafhankelijk. Adriana van der Have heeft op voorspraak van Hatta een functie als lector aangeboden gekregen aan de hogeschool van Bandung. En op 1 mei belandt een advocatenbrief op het bureau van de minister van Oorlog in Den Haag. De weduwe eist compensatie: bijna tweehonderdduizend gulden. Op dat moment een forse claim.
Antwoord van de minister
(Document van Nationaal Archief)
De minister, en namens deze de secretaris-generaal, antwoordt eind september met een briefje van vier zinnen: Nederland acht zich niet aansprakelijk voor de onrechtmatige daad die haar is aangedaan. Aansprakelijk is namelijk Indonesië dat door de soevereiniteitsoverdracht de rechtspersoonlijkheid van Nederlands-Indië heeft overgenomen. „Eventuele aanspraken, welke mevrouw A. Nasoetion-van der Have op grond van de in uw brief gestelde feiten zou menen te kunnen geldend maken, zouden (…) niet behoren te worden gericht tot de Staat der Nederlanden, doch tot de rechtspersoon Indonesië.” Later zal de rechter hieruit concluderen dat de Staat de gepleegde feiten door de Nederlandse militairen en het feit dat Van der Have recht heeft op schadevergoeding dus niet ontkent.
Maar zover is het nog niet: in oktober 1951 staat de zaak stil en Van der Have vraagt haar advocaten contact te zoeken met de Leidse hoogleraar E. Meijers, grondlegger van het Nieuw Burgerlijk Wetboek en dus een juridische halfgod in die tijd. Bovendien is een neef van hem getrouwd met een zus van Van der Have.
Meijers antwoordt de advocaten met een woedend briefje. Hij spreekt er zijn „verwondering” over uit dat zij tien maanden niets aan de zaak gedaan hebben. „Drukke werkzaamheden kunnen onmogelijk een excuus zijn een zaak zó lang te laten rusten.” Aan Adriana van der Have schrijft Meijers gelijktijdig, het is 8 oktober 1951, dat hij het grondig met het standpunt van de Nederlandse staat oneens is. „(Ik acht het) een schande, dat Nederland in deze zich aan aansprakelijkheid onttrekken wil, met de bewering: gij moet U voor een zodanige vordering tot Indonesië wenden.”
Soeloeng Nasoetion was op dat moment tien jaar oud. „In het begin stampte mijn moeder woedend rond door het huis, terwijl ze schreeuwde: ‘Waarom is er geen reactie? Waarom is er geen recht? Waarom?’ Later hield dat op.”
Van der Have neemt een nieuwe advocaat: Karel van Rijckevorsel, tevens aanstaand lid van de Tweede Kamer voor de KVP. Hij doet wat de eerste twee advocaten hebben nagelaten: hij spant namens Van der Have, inmiddels Indonesisch staatsburger, een proces aan tegen de Staat. En hij stelt een dossier samen.
Daarin bevinden zich onder meer de getuigenverhoren van de auditeur-militair Bonn van de soldaten Tupumahu en Walanda van mei 1949. En het verhoor van Geelhoed door twee onderzoekers, de officieren van justitie C. van Rij en W.J.H. Stam, die in 1949 naar Indonesië werden gestuurd om onderzoek te doen naar „de beweerde excessen door Nederlandse militairen”. Hoe dat nog steeds vertrouwelijke rapport in handen kon komen van een advocaat, blijft onopgehelderd. Kippen schieten
Uit deze stukken, uit de Excessennota (1969) en uit militaire dagrapporten aanwezig in het Nationaal Archief blijkt dat op 20 december 1948, de dag na de inname van Yogyakarta, een groep van 110 commando’s van het Korps Speciale Troepen opdracht kreeg de waterbronnen van de stad veilig te stellen bij Kaliurang. De troep onder commando van luitenant R.F. de Mey, rukt uit in jeeps. Om drie uur ’s middags wordt Kaliurang bereikt en „gezuiverd”. Het ‘actieverslag’ meldt dat de aanwezige VN-onderhandelaars van de Commissie van Goede Diensten zijn gelast binnen te blijven. Zij hebben dus niet kunnen zien hoe militairen Nasoetion arresteerden en afvoerden naar het ‘Hotel Kalioerang’. Bij zijn arrestatie werd zo hardhandig opgetreden dat hij een verbrijzelde onderkaak opliep.
Soeloeng Nasoetion was met zijn broertjes in de kamer: „Er werd op de deur geklopt. Mijn vader deed de deur open en kreeg meteen een geweerkolf in zijn gezicht.” Het huis werd geplunderd, zegt hij, en zijn vader afgevoerd. „Tegen mij zei hij: ‘Zorg altijd voor je broertjes en voor je moeder.’” Soeloeng zag zijn vader niet meer terug.
In het hotel worden ’s avonds ook de vier andere gevangenen binnengebracht en verhoord.
Geelhoed verklaart tegenover de onderzoekers Van Rij en Stam dat het aanvankelijk niet de bedoeling was de gevangenen te doden. Maar als de militairen later op hun kamer liggen, geeft luitenant De Mey, commandant van de 2e compagnie paratroepen, opdracht de gevangenen de volgende dag „op te ruimen”. „Door de luitenant is toen gezegd dat we daarbij de vlammenwerper moesten gebruiken.” Het apparaat was kapot geweest en moest, volgens Geelhoed, worden „uitgeprobeerd”. „Het was de bedoeling de mensen met de vlammenwerper te doden.”
Verklaring Marinus Geelhoed
(Document van Nationaal Archief)
De volgende ochtend worden de gevangenen in de jeep gezet met de mededeling dat ze meegaan „op kippenjacht”. Het actieverslag van de bezetting van Kaliurang maakt melding van een sectie die om negen uur wordt uitgestuurd „om rijst bijeen te zoeken”. Twee uur later staat er: „Patrouille keert terug zonder rijst.” Bij „bijzonderheden” is ingevuld: „Gene”.
Als reden voor de moord op Nasoetion geeft Geelhoed dat zijn meerderen denken kolonel Abdul Harris Nasoetion, befaamd commandant van de republikeinse Siliwangidivisie, in handen te hebben. Waarom de andere gevangenen dan ook dood moesten, wordt hem niet gevraagd. Ook is onduidelijk waarom alle aandacht van de onderzoekers, ook die van auditeur-militair Bonn, gericht is op Geelhoed en niet op de officier, luitenant De Mey, die hem opdracht gaf. Zij beiden worden in verband gebracht met een reeks bloedige incidenten, zoals twee weken na Operatie Kraai bij Operatie Modder: het bloedbad dat de paratroepen van het Korps Speciale Troepen aanrichtten in de oliestad Rengat in Sumatra.
Bonn komt na het verhoor van Tupumahu en Walanda, begin mei 1949, tot de conclusie dat Geelhoed moet worden vervolgd. „Het behoeft m.i. wel geen betoog dat ook de sergeant-majoor Geelhoed zich heeft schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor geen aannemelijk excuus is aan te voeren.”
Aan Van Rij en Stam vertelt Geelhoed zeven maanden later dat het van vervolging nooit gekomen is. Hij raakte gewond bij een actie in april in West-Java en kreeg in het ziekenhuis een briefje van De Mey dat hij moest simuleren dat hij nog lang niet beter was. De vraag blijft hoe zijn berechting buiten beeld is geraakt.
‘Ruim die wijven ook maar op’
Van Rij en Stam ondervragen Geelhoed ook naar aanleiding van een moordpartij op 19 december, twee dagen voor de moord op Nasoetion, en vlak nadat de parachutisten van het Korps Speciale Troepen het vliegveld Maguwo bij Yogyakarta hebben veroverd. Para’s van de speciale troepen houden een auto aan met daarin twee vrouwen, een chauffeur en twee hoge functionarissen uit de staf van vice-president Hatta. De mannen moeten in een greppel zitten bij vier andere gevangenen.
Geelhoed verklaart dat hij een pistool vond bij een van de mannen en dat hij het vuur opende omdat de man wilde schieten. Vervolgens werd de hele groep neergeschoten. De vrouwen werden gespaard. Ook bij deze actie is luitenant De Mey aanwezig. Hij wilde wél dat de vrouwen werden gedood maar dat bevel werd niet opgevolgd. „Luitenant De Mey was erbij. Toen het schieten afgelopen was, zag ik hem. Hij zei toen ten aanzien van die vrouwen: ‘Ruim die wijven ook maar op’. Ik heb dat niet gedaan.” Volgens Geelhoed handelde hij onder grote psychische druk. „De fout met mij is geweest, dat ik te lang in de acties heb gezeten. Het is mij te zwaar geworden. Daardoor ben ik tot al deze dingen gekomen.”
Over luitenant De Mey zegt Geelhoed ook dat deze vaker het bevel had gegeven om mensen te doden. „De opvatting van luitenant De Mey was altijd: ‘Alles opruimen om geen risico’s te nemen’.”
In het gelijk gesteld
Van Rijckevorsel is twee jaar bezig met het proces tegen de Staat, die bij het standpunt blijft niet aansprakelijk te zijn voor wat de Nederlandse troepen in Indonesië gedaan hebben. Maar op 13 januari 1953 schrijft Van Rijckevorsel aan Van der Have dat de rechtbank haar in het gelijk heeft gesteld: „…de Staat der Nederlanden is aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van de moord op Uw echtgenoot”. De Staat is verder veroordeeld tot betaling „van een bepaald bedrag” waarvan de hoogte nog moet worden vastgesteld. Van Rijckevorsel, inmiddels Kamerlid, hoopt dat het vonnis rechtspolitieke gevolgen zal krijgen: „Uit de wijze waarop de Rechtbank het vonnis heeft gemotiveerd, is mij in ieder geval gebleken dat ook de Rechtbank dit een zeer belangrijk vonnis acht, daar U zult begrijpen dat de aansprakelijkheid van de Staat der Nederlanden voor onrechtmatige daden door ons leger in Indonesië gepleegd, zeer belangrijke financiële gevolgen heeft. Het eerste vonnis is in uw zaak gewezen, doch de kans is groot, dat als gevolg daarvan meerdere acties tegen de Staat zullen worden ingesteld.” Dat laatste zou nog bijna zestig jaar duren.
Van Rijckevorsel komt in de tien daaropvolgende maanden met de landsadvocaat tot een schikking. De Staat heeft hoger beroep aangetekend maar betaalt, na veel gesjacher, een bedrag van ruim 149.000 gulden en wijst aansprakelijkheid af. Van der Have accepteert het geld maar houdt vol dat Nederland wel degelijk aansprakelijk is.
De weduwe is dolgelukkig. In een brief aan Van Rijckevorsel schrijft ze op 18 november 1953, vijf jaar nadat haar man werd vermoord: „Dat ik heel dankbaar ben dat U erin geslaagd bent deze hele kwestie zo prachtig af te wikkelen kan ik niet onder woorden brengen.”
Brief van weduwe aan Van Rijckevorsel
(Document van Nationaal Archief)
Het duurt tot 21 januari 1954 tot Van Rijckevorsel het bedrag ontvangt op zijn rekening en kan overmaken naar de bank van Adriana van der Have.
Hoogste onderscheiding
Sergeant-majoor Marinus Geelhoed is nooit vervolgd voor de moord op Nasoetion op 21 december 1948 bij Kaliurang. Evenmin voor het doodschieten van ongewapende burgers na inname van het vliegveld Maguwo op 19 december. Noch voor enig ander mogelijk vergrijp tijdens de dekolonisatieoorlog. Hij ontving wel op 9 november 1949 de Bronzen Leeuw, de op een na hoogste militaire onderscheiding.
Ook luitenant R.F. de Mey, die waarschijnlijk de opdracht gaf tot de moord op Nasoetion en de andere gevangenen, is daarvoor nooit vervolgd. Noch voor mogelijke andere oorlogsmisdaden.
Adriana van der Have overleed in 1994 in Bandung. Haar zoons namen op 6 november 2002 de hoogste onderscheiding van de republiek Indonesië, de Bintang Mahaputra Utama, in ontvangst, postuum toegekend aan hun vader Masdoelhak Nasoetion uit handen van toenmalig president Megawati Soekarnoputri. Zij is een dochter van Soekarno en inmiddels weduwe van de in 2013 overleden Taufiq Kiemas, voorzitter van het Indonesisch parlement (2009-2013) en zoon van Tjé Agoes Kiemas, die de moordpartij bij Kaliurang overleefde.
NRC
LL Admin
Aantal berichten : 1026 Registratiedatum : 07-12-08
Onderwerp: Re: Hoe een weduwe de Nederlandse staat deed buigen ma 30 jan 2017 - 8:01
‘Nederland moet handelen naar aansprakelijkheid’ Zaak-Nasoetion
Nederland weet al zestig jaar dat het aansprakelijk kan worden gehouden voor geweld in Indonesië. Maar handelt daar niet naar.
Frank Vermeulen 29 januari 2017 om 21:36
De Nederlandse staat gedraagt zich passief ten aanzien van getroffenen door Nederlands geweld in Indonesië. Dat, zegt advocaat Liesbeth Zegveld, onderstreept het opduiken van het vonnis waarover NRC zaterdag schreef na eigen onderzoek. De Haagse rechtbank sprak al in 1953 uit dat Nederland aansprakelijk is voor extreem geweld van Nederlandse militairen tijdens de Indonesische dekolonisatieoorlog (1945-1950). Jarenlang verkeerde die uitspraak in de vergetelheid.
Het vonnis betrof de executie van mr. dr. Masdoelhak Nasoetion, regeringsadviseur van de jonge republiek Indonesië, op 21 december 1948 tijdens de Operatie Kraai, ook bekend als de tweede politionele actie. De weduwe van Nasoetion, Adriana van der Have, spande een proces aan tegen de Nederlandse staat en werd door de rechter in het gelijk gesteld. De zaak werd geschikt voor een bedrag van 149.000 gulden.
Zegveld won in 2011 het proces voor ‘weduwen van Rawagede’: op dat moment het eerste proces in zijn soort. „Uit de uitspraak uit 1953 blijkt dat de Staat kon weten dat ze aansprakelijk gehouden kon worden voor dit soort feiten. De passiviteit sindsdien is dan onbegrijpelijk”, aldus Zegveld. Zij vindt het van belang „dat met het verhaal over Adriana van der Have en Masdoelhak Nasoetion slachtoffers en de nabestaanden een gezicht krijgen”.
Tweede Kamerlid Sjoerd Sjoerdsma (D66) noemt de geschiedenis van Nasoetion een „schokkend relaas”. Ook hij heeft kritiek op de Nederlandse houding ten aanzien van slachtoffers en nabestaanden. „Ik bedoel het niet juridisch, maar Nederland moet zich aansprakelijk opstellen. Nu laten we slachtoffers, ook in het geval van Srebrenica, vaak jarenlang wachten.” Meer onderzoek is volgens hem nodig.
Politieke moord
Tweede Kamerlid Harry van Bommel (SP) meent ook dat deze geschiedenis het belang van verdere naspeuringen onderstreept. „Het schikkingsbedrag is opvallend hoog, 149.000 gulden toen staat ongeveer gelijk aan 1 miljoen euro nu. Dat enorme bedrag duidt er mogelijk op dat de regering zich bewust was van het explosieve karakter van deze kwestie. Dit was niet zomaar een anonieme executie, dit was een politieke moord. Het is gelukt dat in de doofpot te houden. Dat vraagt dus ook om nader onderzoek.”
Jeffry Pondaag van de Stichting Ereschulden, die zich inzet voor Indonesische oorlogsgetroffenen, meent dat de affaire-Nasoetion nogmaals „de onbetrouwbaarheid van Nederland onderstreept”.
NRC
LL Admin
Aantal berichten : 1026 Registratiedatum : 07-12-08
Onderwerp: Re: Hoe een weduwe de Nederlandse staat deed buigen ma 30 jan 2017 - 8:07
‘Over de moord op mijn vader werd thuis niet gesproken’
Soeloeng Nasoetion (75) is de oudste van de vier zonen van de Indonesische regeringssecretaris Masdoelhak Nasoetion, die in 1948 door een Nederlandse militair werd vermoord.
Foto Felix Schmitt
Frank Vermeulen 29 januari 2017 om 21:36
Soeloeng Hamonangan Nasoetion (1941) was zeven jaar oud toen hij er getuige van was dat Nederlandse militairen op 20 december 1948 zijn vader met veel geweld arresteerden in Kaliurang bij Yogyakarta in Midden-Java. Zijn vader, Masdoelhak Nasoetion, was een belangrijke adviseur van Mohammed Hatta, vicepresident van Indonesië.
Masdoelhak werd door de Nederlanders doodgeschoten. De militair die dit deed, is nooit vervolgd. Soeloengs moeder spande een proces aan en kwam in 1953 als eerste Indonesische oorlogsgetroffene tot een schikking met de staat. Is daarmee recht gedaan in de ogen van de zoon? Hoe kijkt een kind naar die volwassenenwereld?
Soeloeng Nasoetion: „De moord op mijn vader was bij ons thuis geen thema van de gesprekken. Mijn moeder heeft daar natuurlijk wel veel mee te maken gehad. Maar wij, de vier jongens, hebben alleen maar beleefd wat er die dag in Kaliurang gebeurde – begrépen hebben we het op dat ogenblik niet. Daar waren we veel te klein voor.
„Het gebeurde gewoon. Nederlandse soldaten klopten op de deur. Ik was met mijn twee kleine broertjes thuis. Mijn moeder was in het ziekenhuis in Yogyakarta waar zij was bevallen van mijn jongste broertje.
„Mijn vader deed de deur open. Kreeg een geweerkolf in zijn gezicht. Daar sta je dan. En je vraagt je af wat er eigenlijk gebeurt. Maar er gebeurde niet veel. Kasten werden omgegooid. Laden werden uitgetrokken. En toen gingen ze weg en namen onze vader mee. Mijn vader zei nog: ‘Let goed op je moeder, let goed op je broertjes.’ Het is het laatste wat hij ook tegen me gezegd heeft. Wij waren gelukkig dat wij onze moeder een paar dagen later terugkregen.
Menselijk schild
„Dat was eigenlijk het hele verhaal. Of we nu op de 2de, de 3de of de 4de januari 1949 van Kaliurang naar Yogya zijn verhuisd, weet ik niet meer. Hoelang we daar gewoond hebben, heb ik ook geen herinnering aan. Wel herinner ik mij dat ik al die tijd op mijn schouder mijn duif had. In Kaliurang en vandaar is hij meegegaan naar Yogya. Toen we later naar mijn grootmoeder gingen is hij ook meegegaan op mijn schouder naar Sibolga. Het enige wat ik had, was die duif.
„Moet niet gemakkelijk geweest zijn voor mijn moeder. Dat beseften we ook wel, hoor. Maar het was geen gebeuren om er boeken over te schrijver. Er was iets gebeurd. Wat? Ja. Die vader was er niet meer. Of hij nog terug zou komen, wisten we ook niet. De wereld was een ietsje anders geworden.
„We belandden uiteindelijk in Bandung, in het midden van 1950. Toen de Nederlandse scholen dichtgingen in 1958 zijn we naar het christelijk jongensinternaat in Zeist gestuurd. Later ben ik naar Kiel gegaan, in Duitsland, waar mijn moeder inmiddels als stralingsdeskundige werkte. Daar heb ik eindexamen gedaan. Daar heb ik gestudeerd en daar ben ik getrouwd. Waarna ik carrière maakte in Indonesië in het zakenleven. Sinds enige jaren wonen mijn vrouw en ik in Duitsland, omdat onze drie kinderen hier wonen met onze acht kleinkinderen.
„Veel dingen worden je pas achteraf duidelijk. Bijvoorbeeld: nadat mijn vader uit ons huis was gehaald, kwamen de militairen me halen. Ik moest vooroplopen bij het patrouilleren op de Merapi. Kaliurang ligt hoog op de helling van die vulkaan. Ik herinner me niet dat ik het gevaarlijk vond. Alleen dat ze zeiden: ‘Loop maar voor ons uit’. Ze wilden naar boven, de berg op. Naderhand, bij het groter worden, besefte ik: mijn god, die lieten mij voorop lopen opdat hun niets zou gebeuren. Maar daar dacht ik op dat ogenblik niet aan.
„Ik heb er later nooit aan gedacht om contact op te nemen met de militair die mijn vader heeft doodgeschoten. Hoe de man precies heette wist ik heel lang niet. Maar dat is allemaal onderzocht. Dus ik weet inmiddels dat het ging om een sergeant-majoor Geelhoed. Toen ik dat hoorde, was er geen haar op mijn hoofd die vond dat er iets moest gebeuren met die man.
„Ik ben geen tegenstander van het nieuwe geschiedenisonderzoek dat nu gedaan gaat worden naar die periode. Voor de nazaten in Rawagede en al die andere plekken waar Nederlandse soldaten veel mensen hebben gedood, is het niet slecht als het eens rechtgetrokken wordt. Als ze weten waarom iets gedaan is. Maar of dat onderzoek haalbaar is, dat weet ik niet. Er zijn zo ontzettend veel verkeerde dingen gebeurd. De vraag is: tot hoe ver wil je dat nog allemaal uitpluizen?
„Of er recht is gedaan in de zaak van mijn vader? Wat moet ik daar nu op zeggen? Als ik die dader ontmoet, dan doe ik niks. En ik hoef mijn buurman er ook niet op te wijzen dat dat nou degene is die mijn vader heeft gedood. Mijn moeder heeft weliswaar een schadeloosstelling gekregen, maar daarbij heeft de landsadvocaat gezegd: ‘Wij zijn niet aansprakelijk’. En mijn moeder zei: ‘Jullie zijn wél aansprakelijk.’ Ik kan de Nederlandse staat niet dwingen om die aansprakelijkheid alsnog te erkennen. Maar als ze mij dat op een briefje geven, dan accepteer ik dat. Met zo’n verklaring is de zaak afgewikkeld. Nu is het altijd nog een open kwestie.
Als hij thuis was, was hij ook thuis
„Hij was niet erg groot, mijn vader. Hij was een mens met wie je plezier kon maken. Ik vond het prettig om met hem op stap te zijn. Hij kwam op een gegeven moment thuis in Kaliurang en zei tegen de tuinman: ‘Haal jij even dat beest uit de auto?’ Vervolgens klonk een enorm gebrul. De tuinman was zich bijna bewusteloos geschrokken van een enorme paling achter in de auto. Dood natuurlijk. Die had mijn vader gevangen. Hij ging graag jagen en dit was zijn buit.
„Ik ging vaak met hem mee als hij ging jagen op herten. Die zijn daar nu zeldzaam, maar die had je in het Kaliurangse bij de vleet. De hele Merapi was begroeid tot aan de top. Nu groeit er niets meer behalve groente en wilde dieren zijn er niet meer.
„Op een gegeven ogenblik kwam mijn vader thuis met twee eenden. Zei hij: ‘Hier, die zijn voor jou. Nu moeten we alleen nog maar een hok bouwen.’ Dus die man zegt me wel wat. Hij wist zijn tijd goed in te delen. Als hij thuis was, dan was hij ook thuis. Dan was hij er voor ons.”
NRC
OmSid
Aantal berichten : 861 Registratiedatum : 08-01-09 Woonplaats : Negeri Kincir Angin
Onderwerp: Re: Hoe een weduwe de Nederlandse staat deed buigen ma 30 jan 2017 - 19:33
Ik vraag me af wie de echte opdrachtgever(s) zijn , om een zo'n belangrijke Indonesier te liquideren . Niet een "eenvoudige" luitenantje of de sergeant majoor ?
Nooit gedacht dat Nederland kost wat kost hun wingewest wil vasthouden .
Gesponsorde inhoud
Onderwerp: Re: Hoe een weduwe de Nederlandse staat deed buigen