Javaans batikjurkje krijgt Chinese concurrent
22-01-2010 19:58 | Jan Lepeltak
PEKALONGAN – Bedrijfjes op Java hebben een bloeiende handel in kostbare batikhemden. Een reusachtig vrijhandelsverdrag met China dreigt nu roet in het eten te gooien. „Chinese batik is gewoon te goedkoop.”
Sinds 1979 naait de vijftigjarige Solihah veertig batikjurkjes per dag. Met een kromme rug zit ze aan een tafeltje in haar huis in Pekalongan. Het Javaanse stadje is een begrip in Zuidoost-Azië: Pekalongan is de onvervalste batikstad van Indonesië. Batikken is een Indische manier om stof te verven.
Net zoals Solihah verdienen praktisch alle inwoners van Pekalongan hun geld met de productie van katoenen batikhemden, -shirts, -jurken en -tafelkleden. Ze maken de mooiste batik in kleine bedrijfjes en bouwvallige huisjes.
Solihah ontvangt voor twintig stellen shirts en broekjes 20.000 roepia, omgerekend 1,30 euro. Haar werkgever is de 36-jarige Osman. De trotse Javaan bezit sinds negen jaar een kleine onderneming voor batik. „Voel die stof, dat is echte batik”, lacht Osman. „Misschien gaat China Indonesië domineren in de batik. Maar ze kunnen die niet zo maken als wij. Mensen op de markt zien het verschil.”
Het vervaardigen van batikhemden duurt gemiddeld twee weken. „In Pekalongan zijn we helemaal niet bang voor China. Niemand anders kan Batik Pekalongan maken.”
Niet iedereen in Indonesië deelt Osmans optimisme. Textielhandelaren hebben slapeloze nachten over het Asean China Free Trade Agreement (ACFTA). China en Brunei, Indonesië, Maleisië, de Filipijnen, Singapore en Thailand hebben daarin afgesproken om beperkingen op investeringen en tarieven op 90 procent van alle producten met ingang van januari 2010 af te schaffen.
In de reusachtige Tanah Abang-textielmarkt in Jakarta hebben goedkope nepbatiks uit China inmiddels een bres geslagen in het Indonesische monopolie op batik. De extreem lage prijs dwingt lokale handelaren om de Chinese nepbatik in de schappen te leggen.
De afgelopen weken uitten Indonesische ministers, vakbonden, banken en textielondernemers de vrees dat goedkope Chinese producten de Indonesische markt zullen overspoelen, en dat daardoor honderdduizenden Indonesiërs hun baan verliezen. De regering van president Yudhoyono lijkt geen pasklaar antwoord te hebben.
De regering heeft onder druk van het Indonesische parlement en de private sector een verzoek ingediend om de tariefsverlaging van bepaalde producten opnieuw te bezien. Indonesië kan zo kostbare tijd winnen om de textielsector voor te bereiden op de nieuwe vrije handelsmarkt.
Voor de batiksector is er niet alleen maar slecht nieuws. Oktober vorig jaar plaatste Unesco batik officieel op de Werelderfgoedlijst als cultureel erfgoed van Indonesië. Het was een belangrijke steun in de rug van Indonesië, dat geconfronteerd werd met nieuwe Maleisische claims over de oorsprong van batik. „Maar Unesco heeft officieel bepaald dat batik van Indonesië is”, aldus Osman. Hiermee kunnen de batikmakers zich volledig richten op de concurrentiestrijd met de Chinese producenten.
Ref. Dagblad