Bronnen:
Waanders en Tropenmuseum.
M. Bossenbroek - Werving van Europese militairen voor de Ned. Kol. Dienst 1814-1909, 1992.
M. Kuitenbrouwer - Koloniën en buitenlandse politiek, 1985.
G. Teitler - Anatomie van de Indische defensie, 1988.
Paul van 't Veer - De Aceh oorlog, 1969
Het gevaar kwam van binnen- en buitenuit. Althans, zo beweerde J.C. Krott, een gewezen officier in het Pruissisch leger, in januari 1870.
Een honderdtal van zijn voormalige wapenbroeders had het jaar daarvoor dienst genomen in het Indische leger, louter en alleen om het gezag in Ned. Indië omver te werpen, zodat het kolonieloze Nederland door Pruissen kon worden geannexeerd. De leiding van het complot berustte bij ex-luitenant C.F.W. Baron von Manteuffel en de regering in Berlijn was volledig op de hoogte. Dat beweerde Krott na zijn veroordeling wegens diefstal.
Aanvankelijk werden diens beweringen afgedaan als louter fantasie. Bij het natrekken echter was er wel degelijk reden tot bezorgdheid want von Manteuffel had zich inderdaad begin 1869 in Harderwijk aangemeld, op voorspraak van een Pruissisch officier. De Nederlandse regering besloot daarop tot het instellen van een onderzoek naar eventuele subversieve activiteiten van voormalige Pruissische officieren/militairen in het Indisch leger. Concrete bewijzen leverde dit echter niet op.
Desondanks, mede door de berichtgevingen en reacties van de gezant te Berlijn - Ch. M.E.G. van Bylandt, bleef het wantrouwen bestaan.
"Een machtsgreep van enige heethoofden in het Indisch leger achtte hij niet uitgesloten."
Het uitbreken van de Frans-Duitse oorlog in juli 1870 gaf de doorslag en de regering besloot geen voormalige Pruissische militairen aan te nemen voor het Indisch leger.
Het voorval illustreerde de bezorgdheid van Nederland over de koloniën.
Immers, in Azië kon Nederland als koloniale grootmacht paraderen, maar in Europa was het maar een lichtgewichtje.
De fundamentele zwakte maakte Indië een kostbaar maar ook kwetsbaar bezit.
Gedurende de hele 19de eeuw moest Nederland op zijn hoede zijn voor kapers op de koloniale kusten: eerst vooral Engeland, later ook Frankrijk, de Verenigde Staten van Amerika, Duitsland, Italië en Japan.
Voortdurende waakzaamheid was geboden.
Verlies van de koloniën.
De kwetsbaarheid van de koloniën was duidelijk aan het licht getreden in de periode 1795-1811.
Door de gedwongen hechte band met Frankrijk was Nederland toen verwikkeld geraakt in een reeks militaire confrontaties met Engeland wb vooral door de militaire superioriteit van Engeland op zee, verloor Nederland nagenoeg alle koloniale vestigingen.
Slechts St. George d'Elmina op de Afrikaanse westkust en op het eiland Decima (Deshima) in de baai van Nagasaki Japan hoefde de driekleur niet gestreken te worden.
Al in 1795 vielen de Kaapkolonie, Malakka, Voor Indië en Padang in Engelse handen, in 1796 gevolgd door Ceylon, Ambon en Banda.
De vrede van Amiens maakte de meeste annexaties ongedaan, doch vanaf 1806 hervatten de Engelsen hun koloniale veroveringstochten. Teruggegeven koloniën gingen voor de tweede keer over in Engelse handen (Molukken, Kaapkolonie). En dit keer kwam ook Java onder vuur te liggen.
De Engelsen hadden al eerder een invasie van Java overwogen en na de inlijving van Nederland door Frankrijk in 1810 besloten zij hun plannen door te voeren.
Op 4 augustus 1811 landde een invasiemacht van circa 10.000 man bij Cilincing enkele kilometers ten oosten van Batavia. Hoewel in de minderheid, werden de Engelsen geen stroobreed in de weg gelegd bij hun landing en opmars naar Batavia.
Gouverneur-generaal J.W. Janssens, in 1806 reeds gecapituleerd in de Kaapkolonie, had zijn meerendeel Franse en inheemse troepenmacht teruggetrokken in een versterkte legerplaats bij Meester Cornelis. De verwachting dat de Engelsen zich op deze linie zouden stuklopen of anders aan de tropische omstandigheden ten onder zouden gaan, kwam bedrogen uit.
De Engelsen zetten op 26 augustus een aanval in die de Nederlanders dwong tot een haastige terugtocht naar Semarang, waar Janssens de overgave nog een aantal weken wist uit te stellen.
OP 17 septmeber 1811 droeg Janssens het bestuur over Java over aan de Engelsen.
Het trotse Nederlandse koloniale bezit was vrijwel geheel uit Nederlandse handen verdwenen.
Deel 2 volgt: Gedeeltelijke teruggave.