Bronnen: zie deel 1.
De inspectiereis van Freiherr von Gagern.
Bij een nieuw koloniaal beleid hoorde een nieuw verdedigingsstelsel, althans een bezinning en herziening van de uit de jaren 30 afkomstige plannen en uitvoeringen en waarvan sommige plannen nog niet gerealiseerd waren.
Daartoe werd Freiherr generaal-majoor F.B. von Gagern - in dienst van de koning, op dienstreis gestuurd in 1844 naar Indië.
Zijn opdracht luidde: hoogstpersoonlijk de situatie van de verdedigingswerken in ogenschouw te nemen en hoe de troepen op Java en Sumatera erbij zaten. Deze persoonlijke aanschouwing zou hem dan in staat moeten stellen om een gedetailleerd rapport samen te stellen en aan de hand van dit rapport kon de regering maatregelen nemen, zoals het formeren van een (beter) geoutilleerd leger en een beter verdedigingsstelsel.
Mocht hij het nodig vinden om kennis te nemen van de situatie van het Britse leger in Brits Indië, dan was het vanzelfsprekend, dat hij dan en passant India ook aandeed. (Calcutta en Bombay)
Von Gagerns visie strookte totaal niet met de bevindingen destijds van Van den Bosch en Van der Wijck.
Een eventuele expeditiemacht uit Brits Indië door de Engelsen zou totaal geen 5 jaren duren wegens belegeringen van verdedigingswerken, maar een directe confrontatie met de hoofdmacht van het Nederlandse leger zou het directe plan van de Engelsen zijn.
Daarom, vond hij, was het beter om het veldmobiele leger te versterken en strategische posities in te nemen bijvoorbeeld in de buurt van de drie reeds genoemde steden Batavia, Semarang en Surabaya.
Zo'n Engelse invasie zou immers ook gepaard kunnen gaan met steun van de lokale vorsten tegen de Nederlanders en bovendien hoefde de bestuurszetel van Batavia niet naar het midden van Midden Java verkast te worden.
Verder concludeerde hij dat het leger van 20.000 naar 27.000 manschappen uitgebreid diende te worden en in oorlogstijd uit te breiden met inheemse strijdkrachten tot een totaal van 40.000 man.
Tot deze conclusie gekomen vertrok hij uit Indië eind 1846 via de overland route om poolshoogte te nemen in India en zich een beeld te vormen van "de enige werkelijke vijand die wij hebben."
Deze spionage reis versterkte zijn oordeel: de 30.000 Engelse manschappen die in India (**) gereed lagen om eventueel verscheept te worden naar Egypte in geval van oorlog tussen Engeland en Frankrijk, zag hij in gedachten al opstomen naar Java.
Terug in Den Haag presenteerde hij zijn aanbevelingen dan ook onafgezwakt en de Freiherr had zijn orders vervuld.
** In 2009 is een Indiase/Engelse/USA co-productie gemaakt van de Engelse Oost Indische Compagnie (India) over het waar gebeurde verhaal van een Indiase militaire opstandeling tegen de Engelsen en in welker film inderdaad gesproken wordt over de goede mobiliteit van het Engelse leger elders gestationeerd, dat paraat stond tegen de Fransen welke ook in het toenmalig Indo China zaten. De Engelsen - net als de Nederlanders - hadden in hun kolonie eveneens een leger bestaande uit lokalen die onder commando stonden van Engelse officieren. Het Indisch leger telde echter beduidend meer Europese manschappen als het Engelse leger in India welke bijna geheel bestond uit lokalen.
Internationale spanningen.
De politieke beslissing over Von Gagerns rapport liet echter nog geruime tijd op zich wachten. Het revolutiegevaar van 1848, het overlijden van koning Willem II in 1849 en een snelle opeenvolging van diverse ministers van Koloniën (het lijkt Balkenende I, II, III en IV wel) zorgden voor jarenlang uitstel.
Pas in 1853 werd de knoop doorgehakt: in 5 jaren tijd zouden de plannen van Von Gagerns uitgevoerd moeten worden. (Dus gereed in 1858).
Ondanks de diverse problemen bij de aanvang van deze uitbreiding, kwam men inderdaad in 1858 gereed met de uitvoer van de plannen. Sterker nog: het leger dijde meer uit als voorgesteld door Von Gagern. Dit laatste kwam doordat uit Indië de roep groter werd naar méér militairen wegens de zogeheten expedities naar de buitengewesten.
De spanningen tussen de diverse mogendheden in Europa en daarmee de voortdurende oorlogsdreiging ondeling, maakte het opperbestuur in Den Haag voor zulke verzoeken gevoelig, mede gevoed door de angst dat men Indië zou verliezen.
1) De KRIMoorlog - Engeland en Frankrijk samen tegen Rusland (1853-1856) leidde tot nog meer speculaties over een onverhoopte aanval van een gezamelijke Europese vijand op Java.
2) De ambitieuze plannen van de Franse keizer Napoleon III gaven voedsel aan de wildste geruchten over annexatieplannen van Indië.
3) Het uitbreken van de Indian Mutiny (Zie: ** hierboven), de bloedige opstand onder de inheemse troepen in India en de daaropvolgende uitbreiding in India van het Engelse leger met Europese manschappen, pleidooiden voor een evenredige uitbreiding van het koloniale leger van Nederland.
4) De agressieve expansie politiek van Pruisen onder Otto von Bismarck, uitmondend in een Frans-Duitse oorlog en de vorming van het Duitse Keizerrijk, welke grote bezorgdheid in Den Haag om de veiligheid van moederland EN koloniën wekte.
Na de in 1870 ontdekte samenzwering van Pruisische officieren ( zie elders deel 1 waar is over geschreven - Krott), zag de gouverneur-generaal nog geruime tijd achter elke klapperboom een "Pickelhauben" steken. (Pickelhauben is steekhelm van de Pruisen.)
Deel 6 volgt: Het Sumatra Traktaat.