Bronnen: zie deel 1.
Verdedigingsstelsel.
Nauwelijks was de directe dreiging van buitenaf geweerd of een nieuw gevaar doemde op, nu van binnenuit.
In 1825 brak op Midden-Java een opstand uit die escaleerde tot een uitputtende oorlog: De Javaanse Oorlog 1825-1830 en pas na 1830 kon Nederland zijn aandacht weer naar buiten richten en dat was exact op tijd, want de verhoudingen met Engeland werden weer stroever.
Engeland erkende de Belgische onafhankelijkheid in dat jaar 1830 prompt, tot grote woede van Koning Willem I, die zich verraden voelde door het "perfide Albion" die notabene 16 jaren geleden zelf het samengaan tussen noordelijke en zuidelijke Nederlanden had bedongen en Johannes van den Bosch (1780-1844 en GG van Ned. Indië en later minister van Koloniën) vergeleek Engeland met een bende struikrovers.
Hij droeg dan ook meteen zorg voor een verdedigingsstelsel voor Ned. Indie, gebaseerd op zijn vaardigheden als ex-genie officier en de details werden door jhr. C. van der Wijck - hoofd genie Indisch leger - uitgewerkt.
In 1834 presenteerde deze een plan, dat het sein zou geven tot een eindeloze discussie over mogelijke scenario's en er werd voorlopig van uitgegaan, dat het meeste gevaar van de Engelsen te duchten viel.
Engeland had het meesterschap op zee en werd geacht vanuit India (Brits Indië) meteen een Brits leger van 25.000 op de been te brengen.
Kwam het inderdaad tot zo'n soort aanval, dan waren de economisch toch al minder interessante buitengewesten onverdedigbaar en was het zaak om Java beter te beschermen.
In zijn ontwerp had van der Wijck een mobiel veldleger voorzien en anderzijds in een reeks forten en citadellen welke zouden moeten verrijzen bij Batavia, Semarang en Surabaya en de bestuurszetel zou permanent moeten verhuizen naar het binnenland van Midden Java.
Het zou op deze manier dan minstens 5 jaren kosten alvorens de vijand geheel Java zou kunnen veroveren en het plan werd door het Opperbestuur goedgekeurd. (Alleen het gedeelte van de bestuursverhuizing werd nog nader onder de loep genomen.)
En zo werd de start in 1836 begonnen met de bouw van reusachtige verdedigingswerken ten koste van een massaal tewerk gestelde bevolking en veel geld.
Één der grootste forten werd het fort Willem I, het ligt oostelijk van Ambarawa/Semarang en de bouw was gebaseerd op 18de eeuwse verdedigingswerken, namelijk vierkant grondplan en op de hoeken versterkte hoekbastions. Eind 19de eeuw werd het fort als versterking opgeheven, aangezien de muren niet meer opgewassen waren tegen de vuurkracht van de kanonnen uit die tijd.
Het fort diende daarna als verblijfplaats voor inheemse KNIL militairen en hun gezinnen.
Tijdens de Japanse bezetting werd het gebruikt als interneringskamp Ambarawa I, voor vrouwen en kinderen (6000 mensen) en werd later herdoopt in Ambarawa 6. Ondergetekende heeft het genoegen mogen smaken om hier op "vrijwillige" basis een poosje te mogen logeren, als één der vele tussenstops op zijn lange reis naar Nederland.
Buitengewesten.
Stond Java centraal in het Indisch verdedigingsstelsel, zo nu en dan deed zich ook veel vlagvertoon voor in de buitengewesten.
In 1828 meldde zich een expeditie in de Tritonbaai van Nieuw Guinea om het westelijk deel van het eiland definitief in bezit te krijgen.
Niet voor de onherbergzaamheid van het eiland, maar om eventuele Engelse claims voor te zijn, maar de opgerichte bestuurspost verdween alweer in 1835 en sindsdien werden de honneurs van de bestuurspost waargenomen door wapenborden her en der vastgenageld aan bomen, met daarop afgebeeld de Nederlandse leeuw. In elk geval bleken deze borden wel ontzag ingeboezemd te hebben bij de lokale Papua's.
Om dezelfde reden werd op Bali in 1839 een agentschap van de Ned. Handelmij gevestigd, ondanks dat de handelskansen op dat eiland klein waren. Maar men was in elk geval Engeland voor en konden op deze wijze nauwere banden aangeknoopt worden met de Balinese vorsten.
De Balinese vorsten lieten zich echter niet overbluffen en er zouden 3 grote expedities (met de nodige slachtpartijen) aan te pas moeten komen, alvorens de vorsten definitief de Nederlandse souvereiniteit erkenden.
Deel 4 volgt: De witte radja van Sarawak Borneo.