Bronnen:
Waanders en Tropenmuseum.
M.B. Hooker - Adat and Law, 1978
John Ball - Indonesian Legal History 1602-1848, Sydney 1982.
Rechtswezen van de VOC:
Wisa Toena werd in 1719 betrapt op smokkelhandel door de commies Christian Kruger van de VOC en dat kostte hem zijn leven en Wisa ging ervandoor en bleef onvindbaar.
Dat zinde de VOC niet en er werd naar een oplossing gezocht, want de VOC zelf kon weinig doen aangezien de kwestie buiten haar rechtsdomein viel.
De zaak ging ook de plaatselijke dorpsbelangen te boven en het werd dus een zaak voor de vorstelijke rechtbank.
En de vorstelijke rechtbank kwam tot een oplossing.
Zij greep namelijk terug naar het oude Hindoe recht, want dat oude Hindoe recht leerde namelijk, dat ouders, en andere verwanten en vrienden van een moordenaar voor de rechter gesleept konden worden om een straf te ondergaan als vervanging voor een voortvluchtige.
En ja, de "wijze" vorst die voorzitter en rechter was van de vorstelijke rechtbank greep een vriend van de voortvluchtige in de kraag, ene Poespa Nagara, en de arme drommel kwam binnen de kortst mogelijke tijd aan een stuk touw om zijn nek te hangen aan een dikke tak van een manggaboom. Klaar punt uit. Geen tegenspraak mogelijk dus.
Ware het niet, dat deze rechtspraak volkomen krom was, want de vorst was een Muslim en conform de Islam, mag nooit en te nimmer iemand anders boeten voor de fouten van een ander. !!!
De "wijze" vorst annex rechter ging tot deze handelwijze echter over, wegens het belang dat hij had bij de VOC en de VOC ging akkoord met het op deze wijze verkregen zoenoffer en een elk was weer tevreden, behalve de gehangene dan, maar die kon er zelf verder toch niets meer aan doen.
Bovenstaand voorbeeld kwam veelvuldig voor in andere vormen en plaatsen, maar wel met het zelfde "gunstige" resultaat voor de VOC en eventuele "bevriende" handels- en machtige partijen.
Wat was namelijk het probleem voor de VOC?
Zij had in een octrooi uit 1602 bepaald, dat de VOC ambtenaren belast waren met: - de goede orde, politie ende justitie in de door haar bezette plaatsen - maar er stond niet hoe dit diende te gebeuren.
De VOC was wel gemachtigd om officieren van justitie aan te stellen, maar dat gebeurde pas veel later.
Voor zover er uit naam van de VOC recht werd gesproken, gebeurde dit namelijk door scheepsraden, schippers en opperkooplieden en deze allen waren dus net niet rechtskundig genoeg.
En het was trouwens ook zo, dat de VOC alleen haar eigen personeel kon berechten en dat lokale berechtingen zouden geschieden door de lokale heersers/rechters. !!
(Zie het verdrag uit 1602 met de opperhoofden van Poeloe Ai - één der Banda eilanden.)
Bij het instellen van de Raad van Indië in 1609, werd ten behoeve van de Centrale Rechtszorg, het ambt van de Fiscaal afgesplitst van dat van boekhouder. Het was JP Coen die orde op zaken trachtte te stellen en daarbij de grondslag legde voor de Nederlandse Rechtsorde in Indië, want zonder al te veel omhaal breidde hij simpel de Nederlandse Jurisdictie naar eigen inzicht en behoefte uit.
Een dronken Engelse bottelier, die notabene in het fort van de Engelse Oost Indische Compagnie, een Chinees aftuigde, liet hij zonder meer oppakken en tot bloedens toe geselen, ongeacht het beroep van de dronken bottelier om een eigen Engelse rechter.
In 1620 riep JP Coen de Schepenbank alsmede de Raad van Justitie te Batavia in het leven. De Schepenbank kreeg zeggenschap over alle ingezetenen van Batavia en de Raad van Justitie ontwikkelde zich langzamerhand tot het hoogste Nederlandse Rechtsorgaan in Indië.
Weer door JP Coen, werden ook de volgende ambten in het leven geroepen, nadat door hem wel de politionele taken werden gescheiden van de rechterlijke taken.
- Baljuw - Landdrost (ter beteugelingen van rebellie en onrust in de Ommelanden - Wijkmeesters - Weeskamers - Boedelkamers - Commissarissen van Huwelijkse en Kleine Rechtszaken - Notarissen - Advocaten - Procureurs en Deurwaarders.
Het doen van Recht in Indië:
De Heren XVII maakten in 1621 duidelijk, dat in Indië de rechten en wetten zouden gelden, zoals die conform de Politique Ordonantie van de Stane van Holland in 1580 waren vastgesteld en daarmee was het eventule afwijkend recht van de overige gewesten van de Verenigde Nederlanden buiten de orde verklaard.
Desondanks bleef alles echter nog vrij onduidelijk daar in Indië en de jurist en later Gouverneur Generaal Joan Maetsuycker kreeg in 1640 de opdracht om de Bataviasche Statuten op te stellen, welke bedoeld waren als systematisch overzicht van het Koloniale Recht. Kortom het werd een lijvig stuk, waarbij nog steeds de vraag overbleef: "Tot hoever ging het rechtsgebied van de Compagnie?", waar tot dan aan toe nog niemand een antwoord op wist.
In de loop der tijden traden namelijk veranderingen op (wegens gebiedsuitbreiding en/of handelverplaatsing enz.).
Was het in Batavia en grote delen ervan, al moeilijk en ondoorzichtig, wat was dan de situatie in de buitengebieden ver weg van Batavia?
En zolang de handelsactiviteiten van de VOC zich maar zover mogelijk van Batavia afspeelden, kon men in Batavia zich nog wel op de problemen te Batavia zelf concentreren. (De Ver van mijn bed show, dus.)
Maar door de internationale marktconcurrentie en meerdere factoren, was de VOC gedwongen haar activiteiten hoe langer hoe meer naar Java te verhuizen en dat bracht grote problemen met zich mede, aangezien tot dan toe de VOC zich nooit direct had bekommerd om ...
De plaatselijke adat.
En dat volgt in deel 2.