Bronnen: Zie deel 1 van Koloniaal bestuur tot 1800.
Het Traktaat van London 1824.
Het rechtstreekse bestuur van Nederland beperkte zich hoofdzakelijk tot het eiland Java. Hoewel sinds het Traktaat van London in 1824 de gehele Indonesische archipel tot de Nederlandse invloedsfeer behoorde, ontbraken tot ver in de 19de eeuw, bestuursambtenaren in de buitengewesten.
Maar ook op Java telde het binnenlands bestuur omstreeks 1860 slechts 175 Europese ambtenaren op een bevolking van circa 13 miljoen zielen.
De residenten stonden rechtstreeks onder de gouverneur-generaal, die in tegenstelling tot de tijden van de VOC, nu wel oppermachtig was.
De vijf raden van Indië vormden slechts een adviescollege, dat nog niet eens over alle zaken behoefde te worden gehoord.
Gouverneur-generaal en raden overlegden doorgaans schriftelijk omdat de GG in Buitenzorg zetelde en de raden te Batavia. Een secretaris stond de GG terzijde en was hoofd van het algemene Secretariaat, het brandpunt waar zich alles vereenigt, zowel wat het dagelijksch bestuur betreft alsmede de veelomvattende briefwisseling met het opperbestuur in Nederland. !
Het hoogste gezag over de koloniën berustte volgens de Grondwet van 1815 "bij uitsluiting" bij de koning, die via de minister van Koloniën met de GG communiceerde.
De beginselen van het bestuur waren vastgelegd in de Indische regeringsreglementen, die de ambtenaren aanvankelijk ook aanspoorden "het verenigd welzijn van moederland en kolonië " te bevorderen.
Zo boekte een corps van "Inlandsche Vaccinateurs" sinds 1820 belangrijkste resultaten met de systematische inentingen tegen de kinderpokken. Deze ethische ideeën liepen echter stuk: chronisch geldgebrek (???) en de Java oorlog 1825-1830 waren de voornaamste redenen, want na de invoering van het Cultuurstelsel telde nog slechts "het batig slot, het cijfer der som, die jaarlijks van Java in de schatkist vloeit." ( Noot editor: Mij is onbekend hoeveel er aan diverse strijkstokken bleef hangen. Ter verduidelijking: Men spreekt over batig slot. Boekhoudkundig houdt dit in, dat vóór de eindsom van het batig slot, nog diverse onkosten posten bestaan en de onkostenposten kunnen van alles behelsen. Ook in de tegenwoordige declaraties voor onkosten in de ambtenarij komt dit voor. Recentelijk bijvoorbeeld buitenlandse prive reiskosten van hooggeplaatste gemeente bestuurders van enkele grote steden van Nederland.)
Op de Indische gang van zaken had de Staten Generaal totaal geen invloed en de Tweede Kamer werd niet of nauwelijks en ook niet achteraf in besluitvorming gekend. Minister van Koloniën Baud (zie artikel over JC Baud) vreesde zelfs dat bemoeienis van de Staten Generaal de harmonie der koloniale inrigtingen zou verstoren en afbreuk zou doen aan de fermiteit van het Nederlands koloniaal gezag.
Hij moest echter bakzeil halen, evenals de koning (!!!) en de grote grondwetswijziging van 1848 verleende de Tweede Kamer medezeggenschap over het koloniaal beleid.
Maar de Oost lag ver weg en slecht enkele koloniale specialisten hielden zich bezig met de vraagstukken over en uit Indië.
Zij ontketenden vanaf 1850 een levendig debat over het nieuwe regeringsreglement voor Indië, maar tot wezenlijke verandering kwam het niet.
De leden onder aanvoering van de voormalige predikant van Batavia , W.R. van Höevell, uitten bezwaren tegen de aanduiding in de stukken van Java als wingewest.
Een dergelijke benaming was ener beschaafde en godsdienstige natie als Nederland onwaardig.
Maar de Tweede Kamer dwong geen mildere beginselen af, omdat de leden beseften dat de Nederlandse schatkist de Indische baten nog héél hard nodig had.
Ondanks de talloze gevallen van fraude, misbruik, uitbuiting door Europese ambtenaren alsmede lokale regenten, die van Höevell aan de kamers presenteerde, vermeldde ook het nieuwe reglement van 1854, dat de bevolking de bizondere bescherming van de regering genoot en vrijelijk haar klachten zou kunnen inbrengen.
Van Höevell's commentaar hierop:
"Eene vlag die men omhoog hijscht en breed laat wapperen ten einde voor te komen, dat niet uit de gehele inrigting van het schip, uit den ganschen bouw van de romp, het vermoeden mogt worden gewekt, dat er contrabande aan boord is."
Einde van dit artikel over Koloniaal bestuur in Indïe vanaf de liquidatie van de VOC tot de jaren 1870.