Bronnen: Waanders.
In mei 1616 bereikte Jacob le Maire ergens in de buurt van Nieuw Guinea een onbekende groep eilanden, waar hij hoopte te provianderen.
De aarde zag er zwart en hij hoorde de vogels van het land zingen. Het klonk "seer melodieuselick".
Helaas, een zwerm diefachtig volk belaagde zijn schip en hij liet het vuur openen.
Twee man storten neer en de rest vluchtte.
Maar weldra volgde elders een warmer onthaal.
Inboorlingen brachten bloederige met groene kruiden gevulde varkens, die men van binnen had aangebraden met gloeiende stenen, nadat ze nog wel eerst de ingewanden eruit hadden gehaald.
Een een prauw gevuld met vrouwen stevende als teken van vriendschap op hen af.
En een vreedzame ruilhandel kon beginnen.
Bezorgd keek le Maire toe hoe het volk op de kust samentroepte en wel zeker 500 man dacht hij.
Maar er was niets aan de hand en weldra waagde zich een delegatie van drie man aan land en daar wachtte hun het eerbewijs van de koning.
Hij lag wel zeker een half uur lang met gevouwen handen plat op de grond en Aris Claessoon - een der gedrieën - wist tenslotten niet beter en deed het zelfde als de koning.
Nu kwam er een vorstelijke vertegenwoordiger van het volk en die zette Aris'voet in zijn nek, waarop een klaaglijk gehuil werd gezongen onder het roepen van "Awoo Awoo Awoo."
Twee dagen later ging Jacob zelve ook maar aan land en wederom herhaalde zich hetzelfde ritueel als eerder was gebeurd bij Aris.
Varkens werden weer aangevoerd en de ruilhandel begon: levensmiddelen tegen kralen kettinkjes en spiegeltjes enz enz.
Aan boord en te land werd lustig feestgevierd, muziek gemaakt, gebrast en gedanst en nog wel meer ook, want daar dansten de matrozen met "vrouwen en jonghe dochters met hanghende borsten die in den maanenschijn warempel naeckt rondhuppelden."
"Hoe jammer dat dit vrouwvolk soo lelick was."
"Dit Volck is van d'eerste eeuwe, omdat al haar nootdruft hinck aan den boomen en wies en de vis die zij vingen aten zij rau."
Toen hij vertrekken moest, liet een weemoedige le Maire dit paradijs van de onschuld in de Stille Zuidzee achter zich en langzaam aan doofden de klanken van de voorlopers van de Hawaiian gitaren bespeeld op de verdwijnende kust , terwijl het volk op de maat meeneuriede "Awoo Awoo Awoo."