'Altijd bang dat je ziek zou worden'dinsdag 10 augustus 2010 | 07:27 | Laatst bijgewerkt op: dinsdag 10 augustus 2010 | 08:13
Het echtpaar Schoondorp-De Reus: ''Pijn van de honger.''
foto Ruben Oreel MIDDELBURG - Het raakt Anneke Schoondorp-De Reus nog steeds als tijdens herdenkingen van de Tweede Wereldoorlog de strijd en het lijden in de 'Oost' niet aan bod komen.
De 78-jarige Middelburgse heeft ermee leren leven dat bij het gros van de mensen de focus ligt op de strijd en het lijden in Europa.
Dat was ook zo toen ze in 1946 vanuit Indonesië in Nederland arriveerde. "Niemand was echt geïnteresseerd in wat wij tijdens de bezetting van Nederlands-Indië door de Japanners hadden meegemaakt", zegt ze en kijkt naar haar man Jacob Schoondorp (80) ter bevestiging. Ook hij maakte de bezetting van de Nederlandse kolonie door Japan aan den lijve mee en weet maar al te goed dat velen in Nederland zeiden: "Maar jullie hadden het daar lekker warm. Alsof daarmee al ons leed verdween."
Ze woonden voor het uitbreken van de oorlog allebei op West-Java. Haar vader was schoolhoofd, zijn vader militair. Ze kijken allebei terug op een heerlijke jeugd. De Japanse inval maakte daaraan een einde. Vrij snel daarna werden ze allebei geïnterneerd in kampen. Zij was tien jaar oud toen ze op 8 maart 1942 werd opgesloten in Kareeës in Bandung. Al haar spulletjes pasten in een koffertje, meer mocht ze niet meenemen.
Samen met zesduizend andere vrouwen en kinderen verbleef ze vele maanden in het kamp, dat opgetrokken was in een deel van de Europese wijk in de stad. Ze hadden samen één kamer in een oude woning. Het hele huis puilde uit van de vele families die in het huis waren ondergebracht. Na enkele maanden werd het onderwijs verboden en moest ze al haar schoolspullen inleveren. Tot op de dag van vandaag vindt ze dat vreselijk. "Want wij liepen daardoor een enorme achterstand op."
Allebei zaten ze in verschillende kampen. Terugdenkend herinneren ze de luizen, het totale gebrek aan rust, het ontbreken van activiteiten. Hij: "Die kampen waren saai. Je had als jongen niets te doen." Ook de honger komt aan bod. Hij: "In het begin was er nog redelijk te eten. Hoe langer de oorlog duurde, hoe kariger en slechter het eten werd. Ik heb vreselijke honger gehad." Zijn vrouw knikt. Om te overleven at ze kikkers, slakken en honden. Ze ruilde bijna al haar kleren voor eten.
Zij: "De honger was allesoverheersend. De hele dag denk je aan eten. Je kunt aan niets anders denken. Je hebt pijn van de honger." Hij: "Door het gebrek aan vitamines hadden veel jongens beriberi." De transporten tussen de verschillende kampen waren ook vreselijk. "Wij werden in een geblindeerde trein vervoerd naar Banjubiru. Als haringen in een ton." Er was geen toilet aan boord zodat de trein al snel erg vervuild was. Medereizigers stierven. "Die werden in een hoekje gelegd." Hij herinnert zich ook nog goed de appels 's morgens en 's middags 'in de bloedhitte'. Soms moesten ze uren staan, dan weer konden ze na een paar minuten vertrekken.
Wat ze allebei ook nog goed weten, was het gebrek aan solidariteit. Hij "Delen was er niet bij. Het was iedereen voor zich."
Zij: "Altijd was je bang dat je ziek zou worden. Er waren immers geen medicijnen. Wie ziek werd had maar een kleine overlevingskans." Vol bewondering spreekt ze over haar moeder, die goed voor haar en haar twee zussen zorgde.
Na de capitulatie door de Japanners op 15 augustus 1945 konden ze de kampen niet verlaten. Er was een gezagsvacuüm en Indonesische politieke activisten grepen de kans om de banden met Nederland te verbreken. "Ze wilden vrij zijn", aldus Anneke. Het gevolg was wel dat zij en haar lotgenoten in de kampen moesten blijven, beschermd door de Japanners, omdat het buiten kampen zeer gevaarlijk was. "Er werd gemoord en gemoord. Je was daar echt niet veilig."
Na enige tijd werd ze overgeplaatst naar een kamp in Batavia. Ze weet nog goed dat de Nederlandse kampleiding goederen van het Rode Kruis achterhield. "Die pakketten werden op de zwarte markt verkocht." Haar moeder organiseerde met succes het verzet tegen het achterhouden waarna Anneke voor het eerst in jaren brood kon eten. "Een grote witte boterham met kaas. Was zo lekker." In Batavia hoorde ze ook dat haar vader was omgekomen tijdens de dwangarbeid aan de spoorweg Pakang-Balu op Sumatra.
Het duurde maanden voor Anneke, haar twee zussen en haar moeder naar Nederland konden vertrekken. Volgens haar kwam dat, omdat haar moeder de actie tegen corrupte kampleiding had geleid en er op die manier wraak werd genomen.
Jacob werd vrij snel na de capitulatie van Japan overgeplaatst naar Bangkok. Hij arriveerde augustus 1946 in Nederland, zij zes maanden eerder. Zij: "Toen wij aankwamen in Den Haag hadden we niets. We waren alles kwijt." Hij heeft nog een klein stukje teakhout met het nummer 21640 dat herinnert aan zijn kamptijd. "Zelf gemaakt."
De eerste jaren na de terugkeer stond bij beiden in het teken van leren, leren en nog eens leren. Zij: "Wij hadden zo'n enorme achterstand." Nog wordt ze kwaad op de onderwijzers van toen die daarvoor geen enkel begrip hadden. En ze is nog steeds trots op haar moeder die haar en haar zussen hielp om die achterstand weg te werken. "Ondanks de moeilijke eerste jaren in Nederland zijn wij toch in ons leven geslaagd en hebben wij onze bijdrage aan onze maatschappij gegeven."
En ze is heel blij dat sinds enige jaren op 15 augustus in Den Haag het einde van de Tweede Wereldoorlog wordt herdacht.
PZC