Niet meer bedelen om excuses 65 jaar na de capitulatie van Japan
Het boekje Geen Requiem van Marion Bloem draagt niet bij aan de waarheidsvinding over de oorlog in Nederlands-Indië. Het beeld van een onafgebroken periode van ellende en terreur is onjuist.
Fred Lanzing
DIT JAAR IS HET 65 jaar geleden dat Japan capituleerde. Ik pleit ervoor de oorlog in Nederlands-Indië, de Pacific-oorlog, met pensioen te sturen. Het wordt tijd dat mijn generatie, die de orkaan van de oorlog zelf heeft meegemaakt, dit spook wegjaagt uit ons hart en uit ons hoofd. Dat wij besluiten om ons het oorlogsverleden te herinneren als een historische gebeurtenis. Laten wij afzien van het steeds maar weer oproepen van de pijn van toen. Het wordt tijd voor heling, vergeten, zielenrust.
Kort geleden verscheen een klein boekje, getiteld Geen Requiem, een gedicht geschreven door Marion Bloem. De uitgave is tot stand gekomen op initiatief van de Stichting Herdenking 15 Augustus 1945 en werd gefinancierd door de Stichting Afwikkeling Het Gebaar. In een bijgevoegd inlegvel staat dat 2010 een jaar is 'om extra stil te staan bij de oorlogsherinneringen van veel van onze landgenoten'. Er staat ook dat het gedicht van Marion Bloem vergezeld gaat van een 'historische duiding'. Het gedicht en de duiding bieden 'zicht op het deel van onze vaderlandse geschiedenis, dat nog steeds te onbekend is'.
Helaas moet gezegd worden dat Geen Requiem niets bijdraagt aan de waarheidsvinding over de oorlog in Nederlands-Indië of zelfs maar een begin maakt met het overwinnen van de wrok en rancune die deze lectuur zo vaak kenmerken. Dat begint al met het voorwoord. Er wordt geschreven over 'de strijd, het gepleegde verzet, de vervolging, het leven binnen en buiten de kampen (...)'.
Strijd? Bij mijn weten bood het Nederlands-Indisch leger weinig weerstand bij de Japanse landingen op de kust van Java en capituleerde het al na een week op 8 maart 1942 te Kalidjati. Dat was een verstandig besluit, want het Knil was een politieleger dat, slecht bewapend door het altijd zuinige gouvernement, niet toegerust en geoefend was voor een echte oorlog. Maar 'strijd' heeft het niet gevoerd. Verzet? In een artikel in De Groene Amsterdammer (14 september 2009) schrijft Onno Sinke 'dat zelfs (...) Indische generatiegenoten niet op de hoogte zijn [van het verzet] in Nederlands-Indië'. Ja, dat haal je de koekoek: er wás helemaal geen verzet, zoals - onbedoeld - in dat artikel duidelijk wordt. Bovendien, het was voor alle betrokkenen al snel duidelijk geworden dat georganiseerd verzet te midden van een weinig behulpzame, inheemse bevolking geen kans had.
Vervolging? Werden grote aantallen mensen in razzia's opgepakt, in veewagens gestouwd en naar vernietigingskampen vervoerd? Nee hoor, wij gingen in oktober 1942 gewoon met een betjak naar het interneringskamp Kramat toen mijn moeder de aanzegging gekregen had.
Aan het leven buiten de kampen is lange tijd weinig aandacht besteed, dat is waar, maar dit is nu toch wel goedgemaakt door een aantal publicaties, zoals het zeer informatieve deel Buiten de kampen in de serie De Japanse bezetting in dagboeken, samengesteld door Jeroen Kemperman. Daarin valt te lezen dat het dagelijkse bestaan voor de Indische buitenkampers te midden van een dikwijls vijandige, inlandse bevolking en vaak geschoffeerd door wantrouwige Japanse autoriteiten, natuurlijk geen pretje was. Er waren veel en grote zorgen over voeding, geld, veiligheid en vaak ook over de krijgsgevangen echtgenoten. In het laatste jaar van de oorlog werden in de grote steden de Indische jongemannen geprest tot medewerking met de Japanse bezetters. Maar je kunt er ook lezen dat tot diep in 1944 het leven eigenlijk min of meer zijn gewone gangetje ging met bioscoopbezoek en winkelen in de pasar Baroe. Je krijgt de indruk dat met name in de steden de meeste Indo-Europeanen erin slaagden overeind te blijven in het ongewisse en karige bestaan.
lees verder
Fred Lanzing (1933) groeide op in Nederlands-Indië, verbleef tijdens de Pacific-oorlog in Japanse interneringskampen en arriveerde in 1946 in Nederland. Hij is antropoloog en historicus. Hij publiceert geregeld fictie en non-fictie over de koloniale geschiedenis. In 'Voor Fredje is het kamp een paradijs': Een jeugd in Nederlands-Indië 1933-1946 (uitgeverij Augustus, 2007) beschrijft hij zijn ervaringen in en buiten het interneringskamp
de Groene Amsterdammer