Oceanië|Economie
dinsdag 14 december 2010
door Emiel De Cock
Een glimlach die verbergt: textielvakbonden in IndonesiëVan Tangerang naar Jakarta is zowat 90 km. Tussen beide steden loopt een autoweg, in beide richtingen drie rijvakken en een pechstrook. Het is 3 november, tegen de avond, bijna donker. Dikwijls met vier, soms met vijf naast elkaar razen de auto’s richting Jakarta. Om daar aan te komen in een gekkencircuit. De stad kent geen spits, het is de hele dag spits. Wereldsolidariteit op inleefreis.
Arbeidster in textielfabriek Indonesië (foto: Wereldsolidariteit) Het vele verkeer van auto’s en brommers en de opstoppingen zorgen voor een dikke smog boven de stad. Kyoto is ver weg hier. Op de autowegen is het iets beter, maar razen? Daar waar het kan, maar niet zelden is het gewoon stilstaan. Letterlijk bumper aan bumper, zijspiegel tegen zijspiegel.
Een glimlach die verbergt, een glimlach die hoopt
We zijn op de terugweg van een bezoek aan het regionale kantoor van Garteks, de textielfederatie van de Indonesische vakbondspartner KSBSI, annex een poging tot bezoek aan een textielfabriek.
Deze morgen hadden we er iets meer dan twee uur over gedaan. In de late voormiddag, bijna in Tangerang, slalomt onze Indonesische chauffeur op secundaire wegen de wagen tussen honderden brommers. Hij vermijdt vakkundig de vele putten in de weg. Tussen enkele kleine huisjes brengt hij de wagen tot stilstand.
Voor het huis aan de rechterkant heten enkele jonge mannen ons vriendelijk welkom. We stappen een kleine open veranda op, zowat twee bij vier meter.
Aan de rechterkant staat een kleine tafel met daarop een computer. Een hele kantoorinrichting op twee vierkante meter. Tresnor, regionaal verantwoordelijke van Garteks, laat ons de plaats in zijn huis zien die achter zijn kantoor ligt, enkele vierkante meter groot. Twee matrassen op de grond, enkele boeken in een schappenkast tegen de muur. Een eenvoudige woning. Of is schamel hier een beter woord?
Hij verontschuldigt zich voor de omstandigheden waarin hij ons ontvangt. Het gebeurt met de glimlach. Een glimlacht die hoop op betere tijden uitdrukt. Maar achter de glimlach schuilt een schrijnend verhaal.
Kloof tussen wettelijke en feitelijke situatie
Een verhaal dat, onze eigen sociale geschiedenis indachtig, tot verontwaardiging oproept, en waarbij je jezelf afvraagt waarom zij dat zo kalm, maar niet gelaten, kunnen vertellen. Een verhaal over de kloof tussen de wettelijke en de feitelijke situatie. Volgens wet nr. 21 hoeft de vakbond geen toelating te hebben voor vakbondswerk in de fabriek.
Maar de meeste werkgevers lopen niet hoog op met vakbondsactiviteiten. En schorsing van de vakbondsmilitant is een sterk wapen in de strijd tegen iemand die het karige loon meer dan nodig heeft om te kunnen (over)leven.
Toch kan het nog erger, met ingehuurde bendes die niet terugschrikken om vakbondsmensen te bedreigen en intimideren.
We bezoeken het bedrijf PT Zonestar dat zwemkleding vervaardigt. Er werken 1.149 mensen; 900 ervan zijn lid van Garteks. De arbeiders werken tegen het wettelijk minimumloon. In deze regio is dat 1.125.000 rupiah, zeg maar 90 euro per maand.
Een afgevaardigde van het management heet ons welkom, ook met een glimlach. Het is een glimlach die verbergt, een glimlach die wil misleiden. Dat zullen we dra ondervinden.
Met enige trots en tevredenheid vertrouwt hij ons toe dat de relatie tussen vakbond en bedrijf hier goed is. Als dat niet zo zou zijn, stel je toch geen bedrijfslokaal ter beschikking van de vakbond. Een bezoek aan het werkatelier kan spijtig genoeg niet. Het is niet goed dat het productieproces gestoord wordt.
Onze vraag afgewezen, met een zelfde verbergende glimlach. Maar de relatie met de vakbond is verder goed.
Geen blik achter een betonplaten muur
Er werken geen arbeiders met opeenvolgende contracten van korte duur en er lopen momenteel onderhandelingen die moeten leiden tot een eerste CAO (collectieve arbeidsovereenkomst) voor het bedrijf. En er is toch ook een bedrijfskantine waar de arbeiders hun lunch kunnen gebruiken. Of we de die kantine dan …
Een zoveelste glimlach geeft het antwoord, nog voor de woorden zijn uitgesproken. Spijtig, maar …
Wanneer we naar buiten stappen, probeert een van ons door één van de twee grote open poorten - voor zover te zien de enige openingen in een betonplaten muur - een blik te werpen op de bedrijfsbezigheid. Met snelle pas - de glimlach lijkt even verdwenen - kan de vertegenwoordiger dat voorkomen.
Wat is het dat zo verborgen moet blijven? Dat de arbeiders geen stofmasker ter beschikking is gesteld? Dat het behandelen van textielstoffen met bijtende producten gebeurt zonder beschermende handschoenen?
En toch zijn de werkcondities in vergelijking met enkele jaren geleden verbeterd, vertrouwen de vakbondsmensen ons achteraf toe. Aan wat voorbij is, wil je op zo’n moment dan niet meer denken.
Very spicy
Die middag eten we in een van die vele typische inlandse eethuisjes, aan de kant van een door het aan en afrijden van vrachtwagens lawaaierige weg. ‘Ayam Bakar’, rijst met gebakken kip, vel over poot, gekruid met een krachtig pikante saus die tong en gehemelte in brand zet, ‘very spicy’.
Een flesje ‘teabotol’, nog het best te vergelijken met ice tea maar iets minder zoet, komt van pas voor het blussen. Kostprijs, iets minder dan één euro. Een sobere maaltijd met hartelijke bediening door vriendelijke mensen.
Verschrikkelijk druk is het op de terugweg naar Jakarta. Links en rechts voorbijsteken, toeteren, over de pechstrook rijden, voor de chauffeurs is het hun gewone doen.
Als we korter bij de hoofdstad komen, staan op de witte onderbroken strepen op geregelde afstanden mannen in de stinkende wolken uitlaatgassen. Zij bieden water te koop aan, of trossen kleine bananen die ze boven hun fragiele schouders op een plaat boven het hoofd houden.
Op slippers lopen ze de traag voortrijdende wagens tegemoet en proberen hun waar aan de man te brengen. Af en toe verdwijnt een tros bananen door een openstaand raampje in een vrachtwagen. Een bankbiljet gaat in de andere richting de verkoper tegemoet. Ploeteren voor een hongerloontje, net voldoende om weer enkele dagen verder te kunnen.
Als zij zo enkele kilometers gevorderd zijn, springen de verkopers met hun koopwaar op een vrachtwagen om terug op hun vertrekpunt te geraken.
Zo gaat het altijd door, ook als het al een tijdje volledig duister is. Morgen opnieuw, na een nachtje slapen in een krot in een sloppenwijk van Jakarta, hoofdstad van een land met enorme economische groei.
Mondjesmaat delen in de welvaart
Maar wat is de economische groei van een land waard, als de welvaart door deze groei overwegend ten goede komt aan de rijken terwijl een meerderheid van de meer dan 200 miljoen Indonesiërs slechts mondjesmaat of helemaal niet deelt in die welvaart?
Als er geen minimumstandaard is voor menswaardig leven? Wat baat het tot de G20 van de wereld te behoren zonder de eigen bevolking een waardig bestaan te waarborgen door een degelijke sociale zekerheid? Soms verhullen woorden en begrippen een deel van hun betekenis. Economische groei en G20 zijn zo’n begrippen.
Dan zijn er mensen nodig die opkomen voor een rechtvaardige verdeling, mensen die opkomen voor waardig werk en een waardig bestaan voor elkeen.
Dwazen misschien ‘die niet ophouden tot de droom verwezenlijkt wordt dat elke mens op deze planeet ’s ochtends in vrede kan ontwaken en voldoende voedsel vindt voor elke dag.
Zo’n dwazen en gekken zijn de vakbondsmensen van K-SBSI, YCW en Garteks. Moedig, vastberaden, met een glimlach van hoop. Inspirerend ook voor vakbondsmensen uit het Westen.
Emiel De Cock
Emiel De Cock is lid van de stuurploeg ACW-Wereldsolidariteit in Brussel-Halle-Vilvoorde.
Dit artikel verscheen in oorspronkelijke vorm in het blad BASIS (ledenblad van COV, het Christelijke Onderwijzersverbond, jaargang 117, nr. 20).
.
De Wereld Morgen