Column: Opa, vertel eens..
12-04-2011 - 11:19
Mijn opa kon prachtig vertellen over Indonesië. Of het allemaal waar was, of dat het vanuit een eeuwig knagend heimwee werd geïdealiseerd, maakte mij niets uit. Hij vertelde over de wilde dieren, de slangen in huis en wat al niet meer. Ik kan zijn stem nóg horen. Mijn vader vertelde over zijn tijd in het Jappenkamp en zijn gedwongen werk aan de spoorweg. Geen trauma, wel oprechte ergernis toen de Japanse keizer door Juliana met alle egards werd ontvangen. Later zelf heel Indonesië gezien en gelopen over de spoorbrug bij de River Kwai. Pas toen kon ik hun verhalen beter plaatsen.
Stel, dat kleinzoon Dean ooit de moed heeft om stukjes te schrijven. Zal hij dan aan mij terug denken? Geen idee. Ik weet ook niet zo goed, wat ik hem moet vertellen, dat decennia lang beklijft. Voegt het iets toe, als ik hem een tijdsbeeld schets? Dat, op de toch ontwikkelde wereld anno 2011, gestoorden rondliepen, die zonder aanwijsbare aanleiding willekeurige mensen in een winkelcentrum het graf in schoten. Of, dat de zot zichzelf bij de kassa van AH voor de kop schoot, wat we dan weer wel als AH bonus zagen. Voegt dit iets toe aan de ontwikkeling van een kleinzoon?
Moet hij horen, dat er steevast een kudde deskundigen langs dendert, die allemaal weten, hoe er nu gehandeld moet worden met betrokkenen. (“Laat ze praten!”) Dat we eigenlijk naarstig op zoek zijn naar deskundigen, die iets bijdrage ter voorkóming van dit soort debiel gedrag. Als de situatie niet zo ín en ín triest was, zou ik er bijna om lachen. Vakkundige, doorgestudeerde types, die allemaal hun zegje doen. Keurig in pak, haartjes nat. Het braakt een kennis uit, waar niemand ook maar iets aan heeft. (“Er moeten signalen geweest zijn!” “Nee, het is niet te voorkomen!” “Dank voor uw komst!”)
Het journaal geeft bij uitstek een schildering van een tijd. Gezellig aan de koffie (“Nog een koekje?”) zien we Ivoorkust. Zonder enige schroom en gêne zoemt de camera in op de lijken, die in de brandende zon liggen te rotten. We tellen er wel dertig in allerhande standen. We zijn ondertussen een volk met eelt op de ziel. We zien de gevolgen van de barbaarse slachtpartijen, nemen het gelaten in ons op en liggen tien minuten later dubbel bij ‘Ik hou van Holland!’ (“Zo gewoon, hé, die Linda!”)
Ik zie zo snel nog niet in dat mijn kleinzoon op dit soort verhalen zit te wachten om later te kunnen uitpakken over zijn opa. Ik heb geen stoere verhalen, die een onvergetelijke diepe indruk maken op het ventje. Wat antwoord ik, als hij ooit vraagt: “Jullie hadden toch vroeger platte televisie?” Doe ik een vlucht naar voren en lieg ik hem voor, dat we inderdaad de robuuste beeldbuis hadden ingeruild voor een platte Sony Bravia van pakweg 7 centimeter.
Of moet ik hem de waarheid vertellen? Dat we dagelijks geteisterd werden door platte, ordinaire rotzooi. Dat het uitzendingen waren zonder enig niveau. Platvloerse en vulgaire gorigheid. Dat de smakeloze makers van deze troep slechts uit waren op choqueren om zodoende te komen aan de vereiste kijkcijfers? Pover en armoedig, ik ga er mijn kleinzoon niet mee lastig vallen.
Over Marco Kroon en Beatrix wil ik Dean wel vertellen. Kroon sloeg Kroon tot ridder. Marco vond die klap vast lekker. Hij kickt namelijk op speciale seks. Tijdens het proces moest hij met de billen bloot. Nee, hij bedoelde telefonisch met “iets speciaals” geen dope, maar 8 seksspeeltjes, die zijn vriendin moest klaarleggen. (“Geef, acht!!”) Daar was ridder Marco gek op. Dát wil ik mijn kleinzoon wel vertellen om dan vlak voordat hij gaat slapen, spannend te eindigen met:
“Ja, Marco was een held!
Niet alleen op het slagveld, maar ook thuis!
Marco en zijn vriendin hadden zelfs een knipkaart voor seksspeeltjes!
“Ga door, opa, ga door!”
“Nee, jongen, want toen kwam hitsige Marco met zijn lange snuit.
En die blies dit verhaaltje uit!”
Ronald Lamping
Het Krantje Online