Reportage – Rawagede, dorp van die vervloekte 9de december 1947
‘Alleen de vrouwen waren over’Maandag begint een zaak tegen de Staat der Nederlanden, aangespannen door overlevenden van het bloedbad in het Indonesische Rawagede, aangericht door Nederlandse militairen.
Door Michel Maas
Rawagede – Vroeger kwam Cawi elke dag op de begraafplaats om met een bezem het stof en de bladeren weg te vegen. Daarvoor is zij nu te oud. ‘Ik ben negentig, hè?’ zegt ze, en slaat met haar handen op haar broze borstkas waar niet meer genoeg kracht in zit om een bezem te hanteren. ‘Oud…’zegt ze, ‘het gaat niet meer.’
Maar ze komt nog wel elke dag en kijkt dan naar de graven in de schaduw van een paar oude bomen. In het derde graf in de vijfde rij aan de rechterkant ligt Bitol, met wie zij getrouwd was tot die vervloekte 9de december van 1947.
Zij heeft geen aansporing nodig om te vertellen wat er gebeurde. Het verhaal komt er vanzelf uit, alsof het gisteren gebeurde: de Nederlandse troepen die in het holst van de nacht het dorp Rawagede hadden omsingeld en in de vroege ochtend ineens overal waren, de schoten, de paniek. Zij durfde niet naar buiten en verstopte zich onder het bed. Terwijl buiten 431 jongens en mannen, bijna alle mannen van het dorp, een voor een werden afgeslacht.
Cawi: “Alleen de vrouwen waren over. Wij moesten onze doden verzamelen en begraven.” Zij herinnert zich vooral het water. Het had de hele nacht geregend, en het water stond hoog, tot aan haar dijen, wijst zij. Het was rood van het bloed.
Zij vertelt het zonder emoties. Die zijn meer dan zestig jaar later wel afgesleten. Haat tegen de Nederlanders voelt zij ook niet. “Neee!”, roept ze ontzet, “geen haat! Wat zou ik nu nog moeten haten. Ja, tóen misschien, toen was ik in verwarring, ik was bang, ik was vertwijfeld. Misschien was ik toen ook boos. Maar nu? Wat heeft dat voor zin. De doden hebben hier hun rust. Er valt niets meer te haten.”
Cawi is hertrouwd, heeft kinderen, kleinkinderen en al tien achterkleinkinderen, maar zij is altijd de weduwe van Bitol gebleven. Het geeft haar een speciale status in het dorp, dat zich alleen door die massamoord van de buurdorpen onderscheidt. Voor Indonesiërs is Rawagede een bedevaartsoord, en een symbool voor de bevrijdingsstrijd tegen de Nederlandse kolonisator.
De begraafplaats eert de martelaren van die strijd. Een marmeren piramide torent er bovenuit. Daarin bevindt zich een ‘diorama’ waarin de gruwelen levensecht zijn uitgebeeld: gewapende Nederlandse soldaten met norse koppen staan met hun rug naar doodgeschoten dorpsjongens en treurende vrouwen.
Sinds ook Nederland aandacht heeft voor Rawagede, is Cawi nóg meer die weduwe dan voorheen. Cawi is een van de laatste nabestaanden van de doden, een van de mensen die hun handtekening hebben gezet onder een klacht tegen de Staat der Nederlanden. Een aantal van de ondertekenaars is net weer naar Nederland vertrokken, waar zij maandag de rechtszaak zullen bijwonen.
De nabestaanden vragen niet veel. Excuses, erkenning, en een kleine vergoeding voor de schade die zij hebben geleden. Een verwoest leven in de dessa kost een habbekrats, naar Nederlandse maatstaven. Maar Nederland stribbelt tegen. Ooit heeft het in de ‘Excessennota’ erkend dat in Rawagede een misdaad werd gepleegd, maar die werd zwaar gebagatelliseerd. Geen 431 mannen, maar 150 zouden er zijn gedood, en daarvan zouden er ‘maar ongeveer twintig‘ zijn geëxecuteerd, aldus die nota.
En zelfs meer dan zestig jaar na dato valt het niet mee excuses aan te bieden aan deze arme boeren. In de Tweede Kamer woedden heftige discussies over de betekenis van het woord: ‘Excuses’ aanbieden, zou betekenen dat Nederland schuld erkent, en schuld erkennen zou de staat veel kunnen kosten, want dan kunnen álle nabestaanden van alle bloedbaden van Nederlandsch-Indië hun deel gaan eisen. Dus Nederland slikt de excuses in, en betuigt alleen maar ‘spijt’, spijt voor alle wandaden die in die oorlog zijn gepleegd, aan beide zijden.
De eenvoudige buren van het slaperige Rawagede hebben niet eens genoeg woorden om het verschil tussen ‘spijt’ en ‘excuses’ uit te leggen. Uit zichzelf zouden deze nabestaanden nooit een rechtszaak hebben aangespannen, en al zeker geen rechtszaak tegen de Nederlandse staat. De ‘Stichting Comité Nederlandse Ereschulden’ heeft ze moeten overhalen. Nederlandse advocaten zijn naar het dorp gekomen, en uiteindelijk hebben de nabestaanden besloten mee te doen. Het is hun recht, begrijpen zij, maar ook dat woord betekent weinig in Rawagede. Als je in een dorp als dit geboren wordt, onderga je het leven zoals het komt, met massamoord en al.
Cawi prijst zich gelukkig met haar kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. En met haar gezondheid, ook al wordt die nu wat minder. Cawi heeft, afgezien van die ene dag, een arm, maar goed leven gehad. Meereizen naar Nederland wilde zij niet: “Ik kan dat niet. Ik word wagenziek.”
Op de erebegraafplaats is het lekker koel. Bij het diorama vertelt de sleutelbewaarder van het monument trots dat ‘Pak Lukas’ hier twee keer is geweest. ‘Pak Lukas’ is Lukas Kustario, de Indonesische vrijheidsstrijder naar wie de Nederlanders op 9 december op zoek waren. Zij dachten dat hij in Rawagede was, en toen zij hem niet vonden, schoten zij elke man dood die niet ‘Pak Lukas’ was. “Hij moest huilen”, zegt de sleutelbewaarder. “Hij moest huilen om al die mannen die vanwege hem waren gestorven.”
Lukas Kustario is overleden en ook Saih bin Sakam, de enige overlevende man. Vorig jaar was hij nog kwiek. Hij fietste door het dorp en vertelde hoe hij destijds overleefde door zich dood te houden. Zijn zoon is in zijn plaats naar Nederland gereisd. Ook Wisah binti Silan, een van de weduwen, is dood. Gevreesd wordt dat ook de anderen de dag niet meer zullen beleven waarop Nederland zijn schuld erkent.
In het diorama bij de begraafplaats met de slachtoffers van Rawagede wordt het drama van 9 december 1947 met poppen gereconstrueerd. Nederlandse soldaten vermoordden 431 jongens en mannen, omdat ze de gezochte vrijheidsstrijder ‘Pak Lukas’ niet konden vinden.
Foto John van Hasselt / CorbisDe Volkskrant, zaterdag 18 juni 2011