Dokkumer roddelt in gekaapte brieven 12-10-2012 09:04 | Regioredactie
DOKKUM – „Weledele Heer en oude intieme vriendt!” Zo begon Adam Godfried Schultz uit Dokkum op 14 november 1780 zijn brief aan een goede vriend van hem in Nederlands-Indië. De brief van twee kantjes zou echter nooit worden bezorgd; het schip dat de post vervoerde, werd onderweg gekaapt door de Britten.
Op die manier zijn er gedurende de zeventiende en de achttiende eeuw heel wat Nederlandse brieven buitgemaakt. Ze belandden in de Engelse archieven, om eeuwen later te worden herontdekt. Het Meertens Instituut zette deze week ongeveer 3000 van deze gekaapte brieven online.
De brieven maakten destijds deel uit van de vracht van Nederlandse schepen die door de Engelsen zijn gekaapt tijdens de vier Engelse oorlogen waarin Nederland en Groot-Brittannië toen verwikkeld waren. Het gaat om post voor de Oost en de West, vaak geschreven door gewone Nederlanders. Ze bevatten informatie over het dagelijks leven op de plantages in Suriname en Indonesië én dat van de achtergebleven familie en vrienden in Nederland.
Een waardevolle bron voor iedereen die geïnteresseerd is in geschiedenis, vertelt projectleider Nicoline van der Sijs van het Meertens Instituut. „Het is interessant voor mensen die bijvoorbeeld bezig zijn met stamboomonderzoek, maar het is ook gewoon leuk om die oude brieven te lezen. Er zitten zo veel mooie bij, met persoonlijke verhalen. Zoals van een vrouw die aan haar man schrijft dat ze is bevallen van een mooie, dikke dochter.”
In de brief aan zijn vriend vertelt Schultz over besmettelijke ziekten die nu en dan de kop opsteken in Noord-Nederland. Ook in zijn familie zijn er ziektegevallen. „Men schreeuwt zomtijts veel over de ongezondheid in de verzengde luchtstreeken, dog gedurende twee a drie jaren is het op veel plaatsen in Neederlandt eer slimmer als beter geweest, en zijn er ontallijke menschen ten grave gedaalt aan galkoortsen, roodeloop, etc. Voornamelijk te Harlingen, Groningen en Campen, waar men de koortsen niet kwijt kan worden. (...) Hier, zowel als op andere plaatsen sukkelen verscheide menschen over ’t jaar met de koorts. Ook laboreert mijn dogtertje daar aan. Bij tussenpozen nu en dan vrij zijnde over een half jaar, zonder dat doctor nog professor haar daarvan kunnen verlossen. En zo ik van Campen (alwaar mijn jongste broeder bijna twee jaar, nu en dan vrij zijnde, daarmede sukkelt) zou melding maken: waar zou ik beginnen, waar eindigen?”
Ook schrijft hij over een schandaal in-Friesland. Om wie het gaat, wordt niet duidelijk. Wel dat het een voorname streekbewoner betreft. In korte tijd had hij veel geld verkwist. „Nu heeft hij zijn ampt verkogt en leeft, zegt men, te Sloten met zijn kamermeidt. Zonder conversatie met iemand.”
Zuinigheid wordt in die tijd echter ook niet altijd gewaardeerd, zo blijkt. De twee mannen roddelden over Eiso de Wendt, burgemeester van Westdongeradeel en de vroegere directeur van de handel op China. De Wendt zou in zijn tijd in de Oost bijzonder gierig zijn geweest, zo had de vriend in een voorgaande brief geschreven. De Wendt was al in 1760 teruggekeerd naar Friesland en in maart 1780 overleden. De Dokkumer schrijft terug dat de burgemeester ook hier de zo veel mogelijk de hand op
de knip houdt: „Hier reisde hij ook altemets een geheele dag zonder knegt, zonder andere verteering, als een stuijver koek uijt de zak.” In de brief rept hij nog over het vermogen dat de man heeft nagelaten: ongeveer 5,5 ton. „Een zeer kleine nalatenschap, in vergelijking van twee milioen en meer
welke men hem rijk schatte, egter nog met dat al wel hebbenswaard.”
www.gekaaptebrieven.nl
Ref.Dagblad